ECLI:NL:RBMNE:2024:7230
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening wegens gebrek aan spoedeisend belang
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster tegen het besluit van de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank van 6 november 2024. Dit besluit houdt in dat de eerder afgesproken betalingsregeling met verzoekster is gewijzigd, waarbij vanaf december 2024 € 156,- per maand zal worden ingehouden van haar maandbedrag. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter oordeelt dat het verzoek kennelijk ongegrond is en wijst het af zonder zitting. Dit is mogelijk op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De voorzieningenrechter stelt vast dat er geen spoedeisend belang is, omdat verzoekster geen stukken heeft overgelegd ter onderbouwing van haar financiële situatie. Ondanks het overlijden van haar echtgenoot in september 2024, blijkt uit de overgelegde bankafschriften niet dat verzoekster in acute financiële nood verkeert.
De voorzieningenrechter concludeert dat er geen onomkeerbare situatie dreigt en dat het bestreden besluit niet evident onrechtmatig is. Hierdoor is er geen aanleiding om de belangenafweging in het voordeel van verzoekster te laten uitvallen. De uitspraak is gedaan op 18 december 2024 en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.