ECLI:NL:RBMNE:2024:7228

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 december 2024
Publicatiedatum
27 december 2024
Zaaknummer
16-246343-23
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor aanranding in Utrecht

Op 13 december 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland in Utrecht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van aanranding. De zaak werd behandeld door een meervoudige kamer en vond plaats na meerdere zittingen, waarbij de laatste op 29 november 2024 was. De verdachte, geboren in 1974, werd beschuldigd van het dwingen van een vrouw, hierna aangeduid als [slachtoffer], tot het dulden van ontuchtige handelingen op 25 september 2023. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, mr. A. Lohuis, en de verdediging van de raadsman, mr. B.H.J. van Rhijn, in overweging genomen. De rechtbank oordeelde dat de tenlastelegging, die als bijlage was gevoegd, wettig en overtuigend bewezen kon worden. De rechtbank concludeerde dat de verdachte de lichamelijke integriteit van het slachtoffer had geschonden door haar bij haar billen vast te pakken en haar vagina te betasten. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde een taakstraf van 80 uren op, met inachtneming van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis had doorgebracht. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot betaling van € 750,- aan de benadeelde partij, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank weigerde een vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen, omdat er geen aanwijzingen waren dat de verdachte een gevaar vormde voor het slachtoffer of de omgeving. De uitspraak werd gedaan in het openbaar, met de griffier, mr. L. Visser, aanwezig.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-246343-23 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 13 december 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1974 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [postcode] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 5 januari 2024, 27 maart 2024, 24 juni 2024, 6 september 2024 en 29 november 2024. De zaak is op deze laatste datum inhoudelijk behandeld.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering en de standpunten van de officier van justitie mr. A. Lohuis en van hetgeen de raadsman mr. B.H.J. van Rhijn, advocaat in Doorn, namens verdachte naar voren heeft gebracht.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van hetgeen door en namens de benadeelde partij [slachtoffer] naar voren is gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er in het kort op neer dat verdachte:
Op 25 september 2023 in Utrecht [slachtoffer] heeft gedwongen om ontuchtige handelingen te dulden, door haar vast te pakken bij haar billen en haar vagina te betasten
(aanranding).

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman bepleit vrijspraak voor het ten laste gelegde, wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Er zijn geen andere bewijsmiddelen die de verklaring van aangeefster voldoende ondersteunen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
1.
Uit het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] blijkt onder meer het volgende, zakelijk weergegeven:
Op 25 september 2023, om 20:30 uur was ik, samen met [getuige 1] (een buurtbewoner) bij het pleintje bij de [brug] .
Ik was in het parkje bezig en was met een tuinslang de planten water aan het geven. Ik zag dat er een man bij mij in de buurt stond.
Omdat deze man vervelend aanwezig was heb ik tegen hem gezegd: Je moet aan de kant, ik moet er met de slang langs.
Ik ben toen voor de man langs gelopen. Toen ik langs hem liep voelde ik dat hij mij bij mijn achterwerk vastpakte. [2] Hij pakte mij met zijn hand midden op mijn achterwerk vast en ging met één (1) vinger richting mijn vagina. Ik voelde dat de vinger van de man op ongeveer 2 a 3 centimeter van mijn vagina af zat. Ik voelde dat hij druk uitoefende op mijn vagina. Het voelde alsof hij zijn vinger bij mij naar binnen wilde drukken.
Nadat hij mij vast had gepakt, riep ik naar hem: Rot op. Ik heb hem toen met de tuinslang een beetje nat gespoten. [3]
2.
Uit het proces-verbaal van verhoor van verdachte van 26 september 2023 blijkt onder meer het volgende, zakelijk weergegeven:
V: Waar was dat precies, waar het gebeurd is?
A: [brug]
V: Brug?
A: Ja, dat was waar ik gisterenavond ben aangehouden. [4]
V: Die mevrouw was bezig met het besproeien van planten en had een tuinslang in de handen. Ze heeft met je gesproken.
A: Ja, want ze maakte mij nat. [5]
3.
Uit het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] blijkt onder meer het volgende, zakelijk weergegeven:
Ik wil graag een verklaring afleggen in verband met de aangifte die [slachtoffer] deed,
betreffende een aanranding in september 2023 aan de [brug] te Utrecht.
Ik was toen samen met [slachtoffer] ons pleintje, vlakbij de [brug] , aan het schoonmaken. Ik was druk met mijn bezigheden toen ik [slachtoffer] in een keer hard hoorde roepen. Toen ik bij haar kwam, zei zij mij dat zij bij haar kruis was gegrepen.
Nadat [slachtoffer] thuis was aangekomen, zag ik later nog wel dat de politie dezelfde man kon aanhouden. [6]
4.
Uit het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] blijkt onder meer het volgende, zakelijk weergegeven:
Op 25 september 2023 omstreeks 20.45 uur was ik thuis. Ik woon op de [adres 2] te [plaats] .
Ik zag dat mijn buurvrouw [slachtoffer] voor de deur stond. Ik zag direct dat zij in paniek was en dat zij zeer emotioneel was. Ik zag namelijk dat zij heftig aan het huilen was en ik hoorde dat zij zei dat zij zojuist was aangerand door een voor haar onbekende man.
Ik hoorde dat zij zei dat zij tegen haar wil bij haar billen was gegrepen en dat zij hier heftig van was geschrokken. Ik hoorde dat [slachtoffer] zei dat de man met zijn vinger bij haar kruis had gezeten. [7]
Daarop ben ik, samen met [slachtoffer] , in de richting van de man die haar zojuist had aangerand gelopen om zicht te krijgen op deze man. Ik hoorde dat [slachtoffer] de man
aanwees die haar zojuist had betast nog op ongeveer dezelfde locatie bevond.
Ik zag dat de man werd aangehouden door de politie.
5.
Uit het proces-verbaal van bevindingen van aantreffen verdachte blijkt onder meer het volgende, zakelijk weergegeven:
Op 25 september 2023 omstreeks 20:55 uur, kregen wij een melding van het operationeel centrum om te gaan naar de [brug] .
Wij zagen dat een vrouw, naar wie later de melder [getuige 2] bleek, ons wenkte. Wij
hoorden dat de melder ons vertelde dat de man er nog steeds zou staan en wees hierbij naar het vlonder, nabij de [brug] . Wij zagen en hoorden dat zij naar een man wees en zei: "Dat is hem, dat is hem." [8] Wij hielden verdachte [verdachte] aan ter zake aanranding.
Verdachte is [verdachte] . [9]

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 25 september 2023 in de gemeente Utrecht, door een andere feitelijkheid, te weten het onverhoeds vastpakken van de billen van een persoon genaamd [slachtoffer] en (vervolgens) het brengen van een vinger naar de vagina van die [slachtoffer] en (vervolgens) het druk uitoefenen met een vinger op de vagina van die [slachtoffer] , [slachtoffer] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, te weten
- het vastpakken van de billen en
- het betasten van en druk uitoefenen op de vagina.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feit op:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 2 maanden, met aftrek van het voorarrest.
Daarnaast vordert de officier van justitie een vrijheidsbeperkende maatregel in de vorm van een contact- en locatieverbod (38v) voor de duur van 5 jaar. Het contactverbod ziet op het niet mogen hebben van contact met aangeefster [slachtoffer] en het locatieverbod ziet op de [straat] in Utrecht en een straal van 1500 meter daaromheen. Bij elke overtreding dient twee weken hechtenis te worden toegepast met een maximum van 6 maanden.
De officier van justitie vordert deze maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging voert aan dat verdachte in deze zaak een aanzienlijke tijd heeft vastgezeten en dat er niets uit het PBC-onderzoek is gebleken. De gevorderde straal voor het locatieverbod is te groot en dient te worden ingeperkt. Het is belangrijk dat verdachte vrijelijk kan bewegen in het centrum van Utrecht, omdat hij daar leeft en ook plekken heeft waar hij kan verblijven.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
8.3.1.
De aard en ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan aanranding van [slachtoffer] door haar onverhoeds bij haar billen en vagina aan te raken. Door het plegen van dit feit heeft verdachte de lichamelijk integriteit van [slachtoffer] geschonden. Het is een feit van algemene bekendheid dat aanranding langdurige en ernstige schade kan toebrengen aan de geestelijke gezondheid van het slachtoffer, zoals ook blijkt uit haar toelichting op het verzoek tot schadevergoeding. [slachtoffer] heeft aangegeven wat voor invloed het feit op haar heeft gehad, namelijk dat ze niet meer alleen over het pleintje durfde te lopen en dat ze is gaan deelnemen aan een lotgenotengroep. Ondanks dit heeft het nog maanden geduurd voordat zij het plezier in samen zorgeloos tuinieren weer kon ervaren en zich vrijer kon bewegen in haar woonomgeving.
Bovendien heeft het gedrag van verdachte ook voor gevoelens van onrust en onveiligheid gezorgd bij de omwonenden en gebruikers van het pleintje.
8.3.2.
De persoonlijke omstandigheden van verdachte
De rechtbank heeft gekeken naar het strafblad van verdachte van 30 januari 2024 en daaruit blijkt niet dat verdachte eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. De rechtbank zal het strafblad daarom niet meenemen in haar strafoverweging.
Over verdachte is een PBC-rapportage uitgebracht van 16 augustus 2024. Verdachte heeft niet meegewerkt aan het onderzoek. De rapporteurs hebben wel kunnen vaststellen dat bij verdachte sprake is van een psychische stoornis, maar vanwege het ontbreken van onderzoeksgegevens kan deze niet nader worden geduid. Uit de rapportage blijkt dat er een sterk vermoeden is van een stoornis van alcoholgebruik. Ook komen aanwijzingen naar voren voor de aanwezigheid van psychotrauma (ten gevolge van de oorlog in Bosnië), maar de observaties wijzen niet op PTSS. Omdat het niet mogelijk is de psychische stoornis nader te duiden en omdat het tenlastegelegde door de weigering niet met verdachte kon worden besproken, is het niet mogelijk om te onderbouwen of deze stoornis heeft doorgewerkt in het bewezenverklaarde feit. De deskundigen kunnen hierdoor ook geen uitspraak doen over de vraag of en onder welke omstandigheden er mogelijk sprake zou kunnen zijn van een recidiverisico en of er sprake is van escalatiegevaar. Tot slot kunnen zij in deze omstandigheden evenmin aanbevelingen doen over mogelijke behandelingen of andere interventiemogelijkheden waarmee de mogelijke de kans op herhaling zou kunnen worden verkleind.
De reclassering heeft op 1 oktober 2024 een advies geschreven over verdachte. Zij beschrijven dat verdachte vooralsnog open staat voor hulpaanbod gericht op praktische zaken en adviseren een deels voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden: (1) meldplicht, (2) ambulante behandeling, (3) begeleid wonen, (4) middelencontrole en (5) overige voorwaarden het gedrag betreffende.
8.3.3.
De conclusie
Verdachte heeft voor dit feit 347 dagen in voorlopige hechtenis gezeten. De duur van de voorlopige hechtenis is echter niet leidend voor de duur van de op te leggen straf. De rechtbank dient bij het opleggen van de straf naar alle omstandigheden te kijken, ook naar de straffen die doorgaans in soortgelijke zaken doorgaans worden opgelegd. Op grond daarvan is de rechtbank van oordeel dat in deze zaak een taakstraf van 80 uur (met aftrek van het voorarrest) passend is.
De rechtbank realiseert zich dat dit een aanzienlijke kortere straf is dan de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De lange duur van de voorlopige hechtenis is een gevolg van het feit dat het gedrag van verdachte en eerdere melding bij de politie aanleiding gaven om verdachte te laten observeren in het PBC. Dit heeft de nodige tijd in beslag genomen. Door de weigering van verdachte om aan het onderzoek mee te werken, heeft dit onderzoek helaas geen bruikbare conclusies opgeleverd. Dit onderzoek heeft echter wel tot tot gevolg gehad dat de voorlopig hechtenis achteraf bezien te lang heeft geduurd, met alle gevolgen van dien voor verdachte.
De rechtbank ziet geen aanleiding om een voorwaardelijke straf op te leggen. Verdachte is niet op de zitting verschenen en heeft niet willen meewerken tijdens zijn verblijf in het PBC. Dit heeft tot gevolg dat de rechtbank niet kan vaststellen of een eventuele behandeling zinvol is, en wat die behandeling dan zou moeten inhouden. De rechtbank zal daarom geen verplichte behandeling opleggen. De rechtbank heeft er ook weinig vertrouwen in dat verdachte hulp en begeleiding op praktische gebieden vanuit de reclassering zal aanvaarden. Ook dat zal de rechtbank daarom niet opleggen.
De rechtbank zal tot slot geen vrijheidsbeperkende maatregel aan verdachte opleggen. Deze ingrijpende maatregel is in de kern bedoeld voor het geval dat iemand wordt lastiggevallen en de kans op herhaling jegens het slachtoffer daarvan groot is, of waarin de kans groot is dat verdachte op een bepaalde locatie nieuwe strafbare feiten zal plegen. Daarvan is in dit dossier geen sprake. Uit het dossier blijkt dat verdachte het niet specifiek op [slachtoffer] had gemunt, en evenmin dat het gedrag van verdachte samenhangt met deze specifieke locatie. Hoe ingrijpend de gevolgen hiervan ook zijn geweest voor [slachtoffer] , dit rechtvaardigt daarmee niet het opleggen van een vrijheidsbeperkende maatregel.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 750,-. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering van de benadeelde partij geheel kan worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich op het standpunt dat de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, gelet op de bepleite vrijspraak.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat de verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De schade staat in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het strafbare feit. Naar het oordeel van de rechtbank kan op grond van de overlegde stukken worden vastgesteld dat bij de benadeelde naar objectieve maatstaven sprake is van geestelijk letsel als gevolg van het handelen door verdachte. Dit betekent dat de immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt.
De rechtbank acht het gevorderde bedrag – mede gelet op bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend – billijk en zal het gehele bedrag toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 september 2023 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van
[slachtoffer] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 750, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 25 september 2023 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 15 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f, 246 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart hetgeen meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 80 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door
40 dagen hechtenis;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag voorarrest;
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M.G. de Weerd, voorzitter, mr. J.E.S. Dolmans en mr. J. Wiersma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Visser, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 december 2024.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 25 september 2023 in de gemeente Utrecht,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere
feitelijkheid, te weten het onverhoeds vastpakken van de billen van een persoon
genaamd [slachtoffer] en/of (vervolgens) het brengen van een vinger naar de
vagina van die [slachtoffer] en/of (vervolgens) het druk uitoefenen met een vinger op
de vagina van die [slachtoffer] ,
[slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer
ontuchtige handelingen, te weten
- het vastpakken van de billen en/of
- het betasten van/druk uitoefenen op de vagina.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van ***[datum], genummerd ***[pv-nummer], opgemaakt door politie ***[Midden-Nederland], doorgenummerd *** tot en met ***. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 7.
3.Pagina 8.
4.Pagina 43.
5.Pagina 44.
6.Pagina 22.
7.Pagina 11.
8.Pagina 14.
9.Pagina 15.