ECLI:NL:RBMNE:2024:7224

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 november 2024
Publicatiedatum
24 december 2024
Zaaknummer
24/2488
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen last onder dwangsom wegens strijdig gebruik van perceel voor caravanstalling

In deze zaak gaat het om het beroep van eiser tegen een last onder dwangsom die hem is opgelegd door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere. De last onder dwangsom is opgelegd op 30 juni 2023, omdat eiser een caravanstalling exploiteert op een perceel dat in strijd is met het bestemmingsplan. De rechtbank heeft de beslissing van het college op bezwaar van eiser, dat op 20 februari 2024 is genomen, beoordeeld. Eiser heeft aangevoerd dat hij afhankelijk is van de caravanstalling voor zijn inkomsten en dat handhaving onevenredige gevolgen voor hem heeft. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de persoonlijke omstandigheden van eiser niet maken dat handhaving onevenredig is. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen concreet zicht op legalisatie is, omdat het college heeft aangegeven dat het gebruik van het perceel voor caravanstalling in strijd is met het bestemmingsplan en dat er geen mogelijkheden zijn voor afwijking. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, waardoor de last onder dwangsom in stand blijft. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan op 29 november 2024 door rechter S.C.A. van Kuijeren, in aanwezigheid van griffier G.M.C.P. Maarhuis.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Lelystad
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/2488

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 november 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. E.D. van Tellingen),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere(het college), verweerder
(gemachtigde: D. Hommes).

Inleiding

1. Deze zaak gaat over het beroep van eiser tegen de aan hem opgelegde last onder dwangsom van 30 juni 2023 (het primaire besluit) wegens het met het bestemmingsplan strijdige gebruik van het perceel aan de [adres] in [plaats] door een caravanstalling te exploiteren zonder omgevingsvergunning. De rechtbank beoordeelt de beslissing op bezwaar van 20 februari 2024 (het bestreden besluit) waarbij het college bij dat besluit is gebleven.
2. Naar aanleiding van meldingen en een handhavingsverzoek over de exploitatie van een caravanstalling in een kas hebben toezichthouders van de gemeente Almere bij een controle op 8 maart 2023 geconstateerd dat bedrijfsmatig caravans worden gestald in de kas op het perceel van eiser. Dit geconstateerde gebruik is volgens het college in strijd met het ter plaatse geldende bestemmingsplan ‘‘Bestemmingsplan Agrarisch gebied Buitenvaart’’ (het bestemmingsplan).
3. Op 6 april 2023 heeft het college aan eiser laten weten voornemens te zijn een last onder dwangsom op te leggen. Het college heeft hierna met het primaire besluit aan eiser een last onder dwangsom opgelegd en gelast om de overtreding binnen zes maanden uiterlijk op 31 december 2023 te staken en gestaakt houden. Doet eiser dit niet, dan verbeurt hij een dwangsom van € 5.000,- ineens.
4. Eiser heeft het college op 19 juli 2023 in een e-mail gevraagd om een omgevingsvergunning te verlenen/een uitzondering toe te staan op het bestemmingsplan, omdat op het perceel volgens het geldende bestemmingsplan niet de aanduiding ‘‘caravanstalling’’ rust. Het college heeft met de e-mail van 8 augustus 2023 aan eiser laten weten hier geen medewerking aan te verlenen. Eiser heeft daartegen op 19 september 2023 bezwaar gemaakt en er is nog niet op het bezwaarschrift van eiser beslist.
5. Met het bestreden besluit van 20 februari 2024 op het bezwaar van eiser tegen de last onder dwangsom is het college bij het primaire besluit gebleven. Het college heeft met het bestreden besluit de begunstigingstermijn verlengd tot 20 juli 2024. Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Deze zaak gaat alleen over de opgelegde last onder dwangsom.
6. De rechtbank heeft het beroep op 1 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het college. Namens het college waren ook B.M.E. Kunst, juridisch adviseur bezwaar en beroep, en
A.F. Mulder, toezichthouder, aanwezig.

Beoordeling door de rechtbank

7. Op 1 januari 2024 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) ingetrokken en is de Omgevingswet in werking getreden. Omdat voor die datum een bestuurlijke sanctie is opgelegd, is in deze zaak de Wabo met de onderliggende regelingen nog van toepassing. Dat volgt uit het overgangsrecht van artikel 4.23 van de Invoeringswet Omgevingswet.
8. De rechtbank is van oordeel dat het college de last onder dwangsom terecht heeft opgelegd. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
Het geschil en beoordelingskader
9. In deze zaak gaat het om de vraag of het college terecht aan eiser een last onder dwangsom heeft opgelegd. Volgens het college is de last onder dwangsom terecht opgelegd, omdat het gebruik van het perceel voor de stalling van caravans in strijd is met het geldende bestemmingsplan. Uitgangspunt bij deze beoordeling is dat als sprake is van een overtreding, het college bevoegd en in beginsel ook verplicht is om handhavend op te treden. Dit vanwege het algemeen belang dat is gediend met handhaving. Alleen in geval van bijzondere omstandigheden kan het college van handhavend optreden afzien. Dit kan zich voordoen als er concreet zicht op legalisatie bestaat. Verder kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie moet worden afgezien.
Is sprake van een overtreding?
10. Eiser betwist niet – en ook de rechtbank is van oordeel – dat eiser het perceel in strijd met het bestemmingsplan gebruikt voor de stalling van caravans. De overtreding van het bestemmingsplan staat daarmee vast. Het college was daarom bevoegd om handhavend op te treden.
Is er concreet zicht op legalisatie?
11. Eiser heeft op de zitting aangevoerd dat sprake is van concreet zicht op legalisatie omdat hij met de e-mail van 19 juli 2023 een aanvraag heeft ingediend om van het geldende bestemmingsplan te kunnen afwijken.
11. De rechtbank constateert dat partijen van mening verschillen of eisers e-mail van 19 juli 2023 een aanvraag is. Voor zover die e-mail een aanvraag is, heeft het college daarop afwijzend beslist. Het college heeft in de e-mail van 8 augustus 2023 aangegeven geen medewerking te verlenen aan afwijkend gebruik van het bestemmingsplan. In de e-mail is ook aangegeven dat het college bij het opleggen van de last onder dwangsom een legalisatieonderzoek heeft verricht, waaruit is gebleken dat legalisering niet mogelijk was. Op de zitting heeft het college aangegeven dat er nog op eisers bezwaar zal worden beslist.
13. Het geldende bestemmingsplan biedt geen mogelijkheid om binnenplans af te wijken. Ter plaatse van de aanduiding ‘‘caravanstalling’’ is het stallen van niet-gemotoriseerde caravans en aanhangers toegestaan tot een bedrijfsvloeroppervlakte in het gehele plangebied van maximaal 91.210 m². Het college heeft op de zitting toegelicht dat deze maximale ruimte volledig is vergund. Daarbij komt dat het college niet bereid is om mee te werken aan een afwijkend gebruik voor caravanstallingen, omdat een uitsterfregeling voor caravanstallingen in het bestemmingsplan is opgenomen. [1] De beroepsgrond slaagt niet. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen de andere beroepsgronden onbesproken blijven.
Is handhavend optreden onevenredig?
14. Eiser voert aan dat de opgelegde last onder dwangsom onevenredige gevolgen voor hem heeft. Hij is voor zijn inkomsten afhankelijk van de caravanstalling en heeft verder geen andere kwalificaties of opleidingen dan de lagere tuinbouwschool. De gezondheidssituatie van eiser is ook belemmerend om ergens anders te werken. Daarnaast zorgt eiser als mantelzorger voor zijn ouders, dat niet goed valt te combineren met een fulltimebaan.
15. Naar het oordeel van de rechtbank maken de persoonlijke omstandigheden van eiser niet dat handhaving onevenredig is. De rechtbank vindt dat het college het belang bij naleving van het bestemmingsplan en behoud van het agrarisch verbreed gebied zwaarder mocht laten wegen. De bestemming laat ook andere mogelijkheden open dan het kweken van pioenrozen. Het is aan eiser als ondernemer om te onderzoeken welk gebruik in zijn situatie wel (juridisch) mogelijk is. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

16. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de last onder dwangsom in stand blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van mr. G.M.C.P. Maarhuis, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 29 november 2024.
De rechter is verhinderd de
uitspraak te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 3.6.3 Uitsterfregeling caravanstallingen van het Bestemmingsplan Agrarisch gebied Buitenvaart.