ECLI:NL:RBMNE:2024:7208

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 oktober 2024
Publicatiedatum
24 december 2024
Zaaknummer
UTR 24/5476
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op bezwaar inzake uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op haar bezwaar van 22 januari 2024. Dit bezwaar was gericht tegen een besluit van 11 december 2023 over haar aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn is overschreden. Eiseres heeft op 8 juli 2024 verweerder in gebreke gesteld, waarna zij op 15 augustus 2024 beroep heeft ingesteld wegens het niet tijdig nemen van een besluit.

De rechtbank heeft besloten dat verweerder alsnog binnen zes weken na de uitspraak een beslissing moet nemen op het bezwaar van eiseres. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en verweerder veroordeeld tot betaling van proceskosten van € 218,75 en het griffierecht van € 371,- aan eiseres te vergoeden. De uitspraak is gedaan door rechter R.C. Stijnen op 11 oktober 2024.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/5476

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 oktober 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres,

(gemachtigde: mr. B.J.M. de Leest),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder,
(gemachtigde: S.N. Westmaas-Kanhai).

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiseres, omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op haar bezwaar van 22 januari 2024. Het bezwaar is gericht tegen het besluit van verweerder van 11 december 2023 over de aanvraag van eiseres voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
Op 3 september 2024 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Wel moet de betrokkene dan eerst een ‘ingebrekestelling’ aan het bestuursorgaan sturen. Dat wil zeggen dat de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar. Dit staat (onder andere) in de artikelen 6:2, 6:12 en 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3. Tussen partijen is niet in geschil dat de beslistermijn is overschreden. Eiseres heeft haar bezwaarschrift ingediend op 22 januari 2024. Verweerder moet binnen zeventien weken beslissen, gerekend vanaf het moment dat de bezwaartermijn is verstreken. Dat staat in artikel 112 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen. Bij brief van 16 mei 2024 heeft verweerder meegedeeld de beslistermijn te verlengen met zes weken, tot uiterlijk 1 juli 2024. De rechtbank stelt vast dat deze beslistermijn is overschreden. De rechtbank stelt verder vast dat eiseres verweerder op 8 juli 2024 in gebreke heeft gesteld en sindsdien twee weken zijn verstreken. Eiseres heeft op 15 augustus 2024 beroep ingesteld wegens het niet tijdig nemen van een besluit op haar bezwaar.
4. Omdat verweerder nog geen (nieuw) besluit heeft genomen bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. De standaardtermijn waarbinnen verweerder alsnog op het verzoek moet beslissen bedraagt in beginsel twee weken na deze uitspraak (artikel 8:55d, eerste lid, Awb). Alleen in bijzondere gevallen kan de rechtbank een andere termijn bepalen (artikel 8:55d, derde lid, Awb).
5. Verweerder geeft in zijn verweerschrift aan dat door een tekort aan verzekeringsartsen, hij tot op heden nog niet in staat is geweest om een beslissing op bezwaar te nemen binnen de gestelde termijn en verzoekt een beslistermijn van zes weken. In hetgeen verweerder heeft aangevoerd ziet de rechtbank aanleiding om de beslistermijn vast te stellen op zes weken. Dit betekent dat verweerder uiterlijk zes weken na verzending van deze uitspraak een beslissing moet nemen op het bezwaar van eiseres.
6. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt een maximum van € 15.000,-.
7. Het beroep is kennelijk gegrond (artikel 8:54 van de Awb).
8. Dat betekent ook dat eiseres een vergoeding krijgt voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht en onder verwijzing naar de uitspraak van deze rechtbank van 4 september 2023 [1] als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 1 punt op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 875,-), bij een wegingsfactor 0,25. Toegekend wordt € 218,75.
9. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht van € 371,- aan eiseres betalen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 218,75 aan proceskosten;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 371,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van C.A.A.W. van der Heijden, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 oktober 2024.
de griffier de rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.