ECLI:NL:RBMNE:2024:7202

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 december 2024
Publicatiedatum
24 december 2024
Zaaknummer
16/333226-23 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake medeplichtigheid aan het bewerken en verwerken van metamfetamine

Op 24 december 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplichtigheid aan het bewerken, verwerken en aanwezig hebben van metamfetamine. De verdachte had een loods gehuurd en deze bewust ter beschikking gesteld voor gebruik als drugslab. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de primaire tenlasteleggingen, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan de subsidiaire tenlasteleggingen van medeplichtigheid. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was dat de verdachte op de hoogte was van de activiteiten in de loods en dat hij opzettelijk gelegenheid had verschaft voor de bewerking en verwerking van metamfetamine. De verdachte is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 160 dagen, met aftrek van de tijd die hij al in detentie heeft doorgebracht, en er is een maatregel kostenverhaal opgelegd van € 2.815,25. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de drugshandel meegewogen in de strafoplegging.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/333226-23 (P)
Verkort vonnis van de meervoudige kamer van 24 december 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1972] te [plaats] ,
wonende [adres] te [plaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 12 maart 2024, 27 mei 2024, 2 augustus 2024 en 10 december 2024. Op deze laatstgenoemde datum heeft de inhoudelijke behandeling van de zaak plaatsgevonden.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. L.A. Lepoutre en van wat mr. J. van Wijk, advocaat te Eindhoven, namens verdachte naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt in het kort op neer dat verdachte:
Feit 1
in de periode van 1 november 2023 tot en met 13 december 2023 in [plaats] samen met anderen een grote hoeveelheid metamfetamine heeft bereid/bewerkt/verwerkt;
Feit 2
op 13 december 2023 in [plaats] samen met anderen 275 liter van
een materiaal bevattende metamfetamine opzettelijk aanwezig heeft gehad.
Bij beide feiten is subsidiair ten laste gelegd dat verdachte medeplichtig is geweest door het pand aan de [adres] in [plaats] ter beschikking te stellen en/of de toegang tot dit pand te verschaffen.

3.VOORVRAGEN

Voordat de rechtbank een oordeel kan geven over de vraag of verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd, moet worden beoordeeld of aan de in de wet gestelde voorvragen is voldaan. Dat is het geval: de dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd om deze zaak te beoordelen, de officier van justitie mag verdachte vervolgen en er zijn geen redenen om de vervolging uit te stellen.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht beide ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen. De standpunten van de officier van justitie worden - voor zover van belang voor de beoordeling - besproken in paragraaf 4.3.2.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van zowel het primair als subsidiair ten laste gelegde onder feit 1 en feit 2. De standpunten van de raadsman worden - voor zover van belang voor de waardering van het bewijs - besproken in paragraaf 4.3.3.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Vrijspraak van medeplegen onder feit 1 primair en feit 2 primair
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat in het dossier geen bewijs aanwezig is dat verdachte direct betrokken is geweest bij het voorhanden hebben en het bewerken en verwerken van metamfetamine in de door hem gehuurde loods, noch dat verdachte hieraan een zodanig substantiële bijdrage heeft geleverd dat van medeplegen gesproken kan worden. Verdachte wordt dan ook vrijgesproken van het onder feit 1 primair en feit 2 primair tenlastegelegde.
4.3.2.
Bewijsmiddelen
De rechtbank is van oordeel dat de medeplichtigheid van verdachte aan feit 1 en feit 2 bewezen kan worden verklaard. In het geval dat hoger beroep tegen dit vonnis wordt ingesteld, zullen de bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis zal worden gehecht.
4.3.3.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank stelt voorop dat voor de bewezenverklaring van medeplichtigheid aan een misdrijf is vereist dat wordt bewezen dat het (voorwaardelijk) opzet van verdachte was gericht op het verrichten van de medeplichtige handeling (hier: het ter beschikking stellen van de door hem gehuurde loods als drugslab) en daarnaast op het gepleegde misdrijf (hier: het voorhanden hebben en bewerken en verwerken van metamfetamine). Niet nodig is dat het opzet van de medeplichtige ook moet zijn gericht op de precieze wijze waarop het misdrijf wordt begaan. Een voldoende verband tussen het opzet van de medeplichtige en het door de daders begane misdrijf volstaat.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat in de periode 2 december tot en met 13 december 2023 metamfetamine werd geëxtraheerd door medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] uit een dragermateriaal zijnde latex/verf. Dit gebeurde in een door verdachte gehuurde loods waar tot half oktober 2023 de kringloopwinkel van verdachte was gevestigd. Nadien werd de loods door verdachte gebruikt als opslagruimte voor ontruimde inboedels. Op basis van het dossier kan de rechtbank niet vaststellen hoeveel metamfetamine medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in de loods voorhanden hebben gehad. Een deel van het onderzoeksmateriaal was onbruikbaar geworden voor een gehaltebepaling, een ander deel was al vernietigd en weer een ander deel is niet onderzocht. Vast staat echter dat medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op 13 december 2023 een hoeveelheid metamfetamine voorhanden hebben gehad.
De vraag die in deze zaak moet worden beantwoord, is of verdachte als medeplichtige de door hem gehuurde loods ter beschikking heeft gesteld aan medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] om daarin een drugslaboratorium te exploiteren. Als dat het geval is, is hij medeplichtig aan het voorhanden hebben en bewerken en verwerken van de metamfetamine.
Verdachte ontkent dat hij van het drugslab in zijn loods op de hoogte was. Die verklaring acht de rechtbank niet geloofwaardig. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
Allereerst stelt de rechtbank vast dat verdachte op belangrijke punten inconsistent heeft verklaard. Zo heeft verdachte, in reactie op het verzoek van de politie de deur te openen omdat zij in verband met een sterke chemische lucht de loods wilden onderzoeken, verklaard dat er tegen hem was gezegd dat er mensen in het pand verftegels aan het maken. Ter zitting heeft verdachte ontkend dat hij dat heeft gezegd. De ontkenning van verdachte dat hij heeft gesproken over verftegels kan niet anders worden begrepen dan dat verdachte zich naderhand heeft gerealiseerd dat zijn opmerking tegenover de politie niet strookt met zijn eerdere verklaring dat de loods alleen werd gebruikt om spullen op te slaan.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij niet wist dat er mensen in de loods aan het werk waren. Verdachte heeft verder verklaard dat de beveiligingscamera’s in en rond zijn loods niet werkten. Uit onderzoek aan de telefoon van verdachte blijkt echter dat op de telefoon van verdachte schermafdrukken stonden van beelden van beveiligingscamera’s die aan de binnen- en buitenkant van de door hem gehuurde loods hingen. Blijkens de op de schermafdrukken weergegeven data zijn ze gemaakt in de periode waarin het drugslaboratorium in de loods in werking is geweest. Alleen al uit het feit dat verdachte toegang had tot die beelden en daar zelfs schermafdrukken van maakte, leidt de rechtbank af dat de verklaring van verdachte dat hij niet wist wat er in de loods gebeurde ongeloofwaardig is.
Ook heeft verdachte verklaard medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] niet te kennen. Medeverdachte [medeverdachte 1] , die evenals medeverdachte [medeverdachte 2] op het moment van ontdekking van het drugslab in de loods aanwezig was, wijst verdachte, die op verzoek van de politie de deur van de loods had geopend, aan als de persoon van wie zij in het pand mochten verblijven. Ook medeverdachte [medeverdachte 2] geeft op dat moment aan verdachte te kennen. Deze medeverdachten hebben tegenover de politie verklaard dat verdachte degene was die de deur voor hen opende en sloot. Deze verklaringen worden ondersteund door buurtbewoners die tegenover de politie hebben verklaard dat zij verdachte de weken voor de ontdekking van het drugslaboratorium nog meerdere malen op het terrein bij de loods hadden gezien en de verklaring van andere buurtbewoners dat verdachte na de sluiting van de kringloopwinkel nog steeds op het terrein kwam, vaak in de avonden op tijden die je niet bij een kringloopwinkel zou verwachten.
De overtuiging van de rechtbank dat verdachte wel degelijk op de hoogte was van het drugslab wordt bevestigd doordat er blijkens de door verdachte geschreven en in de PI onderschepte brief grote bedragen werden betaald in verband met de loods door of aan verdachte, waarvoor verdachte geen enkele verklaring geeft.
Verdachte heeft naar het oordeel van de rechtbank zijn loods dus bewust ter beschikking gesteld om deze te laten gebruiken als drugslab.
Op basis van het bovenstaande acht de rechtbank dan ook bewezen dat verdachte medeplichtig is aan het samen met anderen in de periode van 2 december 2023 tot en met 13 december bewerken en verwerken van metamfetamine en het op 13 december 2023 voorhanden hebben van een hoeveelheid metamfetamine.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 1 subsidiair
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in de periode van 2 december 2023 tot en met 13 december 2023 te [plaats] , gemeente Vijfheerenlanden, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk hebben bewerkt en verwerkt een hoeveelheid metamfetamine, zijnde metamfetamine een middel als bedoeld bij de Opiumwet lijst 1, tot en bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 2 december 2023 tot en met 13 december 2023 te [plaats] , gemeente Vijfheerenlanden, (telkens) opzettelijk gelegenheid heeft verschaft en opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]
- het pand gelegen aan de [adres] ter beschikking te stellen en
- de toegang tot het pand gelegen aan de [adres] te verschaffen;
Feit 2 subsidiair
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op 13 december 2023 te [plaats] , gemeente
Vijfheerenlanden, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk aanwezig hebben gehad een hoeveelheid metamfetamine, zijnde metamfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I tot en bij het plegen van welk misdrijf verdachte op 13 december 2023 te [plaats] , gemeente Vijfheerenlanden, opzettelijk gelegenheid heeft verschaft en opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]
- het pand gelegen aan de [adres] ter beschikking te stellen en
- de toegang tot het pand gelegen aan de [adres] te verschaffen.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1 subsidiair
medeplichtigheid aan opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
Feit 2 subsidiair
medeplichtigheid aan opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 160 dagen met aftrek van de tijd die verdachte al in detentie heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de officier van justitie een geldboete van € 10.000,- gevorderd. Verder heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte de maatregel kostenverhaal (zie artikel 13d van de Opiumwet) zal worden opgelegd. De totale kosten van € 11.261,-‬ worden verdeeld over de (mede)verdachte, zodat aan ieder een gelijk bedrag van € 2.815,25 moet worden opgelegd.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om aan verdachte een lage straf op te leggen, gezien de geringe hoeveelheid aangetroffen metamfetamine (omgerekend minder dan 770 gram) en zijn persoonlijke omstandigheden.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan de verwerking, bewerking en het aanwezig hebben van metamfetamine. Daarmee heeft verdachte de producenten van metamfetamine gefaciliteerd en was hij een essentiële schakel in het geheel. Metamfetamine is een harddrug die zeer verslavend en schadelijk voor de volksgezondheid is. Bovendien gaat de productie van amfetamine veelal gepaard met schade aan de natuur, veroorzaakt door illegale dumpingen van chemisch afval. Uit het dossier blijkt dat de metamfetamine is ingevoerd in emmers met verf en vervolgens in de loods die verdachte huurde werd geëxtraheerd. Hiermee vormde verdachte dus een belangrijke schakel in de keten van drugshandel.
De persoon van verdachte
Uit de justitiële documentatie (het strafblad) van verdachte blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit. Verdachte heeft voor de ten laste gelegde feiten in voorarrest gezeten. De voorlopige hechtenis is op 28 mei 2024 geschorst en op 2 augustus 2024 opgeheven. Uit het reclasseringsrapport van 16 mei 2024 blijkt dat verdachte zijn leven op orde lijkt te hebben; hij heeft een huurhuis waar hij woont met twee volwassen zoons, hij werkt, heeft een inkomen en er is geen sprake van schulden- of middelenproblematiek. Om die reden ziet de reclassering geen aanknopingspunten voor het adviseren van een gedragsinterventie.
Strafoplegging
De rechtbank kan op basis van het dossier niet precies vaststellen hoeveel metamfetamine is aangetroffen in de loods. De rechtbank acht het op basis van het dossier echter wel aannemelijk dat er sprake was van een grotere hoeveelheid metamfetamine dan de 770 gram die de raadsman in zijn pleidooi heeft genoemd. In het ovc-gesprek dat tussen de medeverdachten heeft plaatsgevonden, wordt namelijk gesproken over meerdere kilo’s.
Verder vindt de rechtbank van belang dat verdachte als medeplichtige een essentiële bijdrage heeft geleverd aan de ten laste gelegde feiten. Hij heeft namelijk een locatie verschaft waarin de metamfetamine uit de verf kon worden geëxtraheerd. Zonder een locatie zoals de loods die verdachte huurde, is het onmogelijk om een drugslab op deze schaal op te zetten. Ook bevat het dossier aanwijzingen dat verdachte forse bedragen ontving/zou ontvangen voor het laten gebruiken van de loods. Verdachte heeft dus voor zijn eigen financiële gewin bijgedragen aan de verwerking en bewerking van harddrugs.
Op basis van het voorgaande en kijkende naar de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) en straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd, zal de rechtbank voor wat betreft de duur van de gevangenisstraf aansluiten bij de eis van de officier van justitie. De rechtbank ziet geen aanleiding om verdachte daarnaast nog een geldboete op te leggen, omdat op dit punt de oriëntatiepunten van het LOVS afwijken van die van het Openbaar Ministerie.
De rechtbank acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van 160 dagen, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden.
Maatregel kostenverhaal
De maatregel kostenverhaal, zoals bedoeld in artikel 13d van de Opiumwet, maakt het mogelijk dat de kosten die de staat moet maken voor de vernietiging van voorwerpen die ernstig gevaar opleveren voor de leefomgeving en/of de volksgezondheid, kunnen worden verhaald op degene die wordt veroordeeld voor een strafbaar feit dat in verband staat met dat voorwerp.
In het dossier zit een rapport maatregel kostenverhaal en een factuur voor het ontmantelen van het drugslab, inclusief de afvoer van chemicaliën, restafval en hardware ter vernietiging. De gemaakte kosten zijn vastgesteld op € 11.261,01. De in beslag genomen voorwerpen moesten worden vernietigd, omdat zij ernstig gevaar opleverden voor de leefomgeving of voor de volksgezondheid.
De rechtbank stelt vast dat aan de vereisten voor oplegging van de maatregel kostenverhaal is voldaan. In de loods waren namelijk gevaarlijke goederen aanwezig en er zijn kosten gemaakt om het drugslab te ontmantelen. De kosten zijn in de factuur behoorlijk onderbouwd en er is door de verdediging geen verweer op dit punt gevoerd. De rechtbank zal het gevorderde bedrag dan ook toewijzen zoals door de officier van justitie gevorderd. De totale kosten zullen evenredig over de vier medeverdachten worden verdeeld. De rechtbank legt dus aan alle vier de verdachten de maatregel kostenverhaal op voor een bedrag van
€ 2.815,25.
Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 38 dagen gijzeling worden toegepast, zonder dat daardoor de betalingsverplichting van verdachte vervalt.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 36b, 36d, 48, 49 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 2, 10 en 13d van van de Opiumwet,
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder feit 1 primair en feit 2 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 1 subsidiair en feit 2 subsidiair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder feit 1 subsidiair en feit 2 subsidiair bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 160 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
Oplegging maatregel kostenverhaal
- legt aan verdachte de
maatregel kostenverhaalop voor een bedrag van
€ 2.815,25;
- bepaalt de duur van de
gijzelingdie ten hoogste door de officier van justitie kan worden gevorderd op
38 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A. Bos, voorzitter, mr. I.G.C. Bij de Vaate en mr. M.J. Terstegge, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Bazaz, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 december 2024.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij, in of omstreeks de periode van 1 november 2023 tot en met 13 december 2023 te
[plaats] , gemeente Vijfheerenlanden, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of
afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- een grote hoeveelheid, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende
metamfetamine, zijnde metamfetamine, en/of
- een grote hoeveelheid, in elk geval een hoeveelheid van een ander materiaal als
bedoeld bij de Opiumwet lijst 1,
althans (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(art. 10 lid 4 Opiumwet, art. 2 ahf/ond B Opiumwet, art. 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek
van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of een of meer onbekend gebleven
personen in of omstreeks de periode van 1 november 2023 tot en met 13
december 2023 te [plaats] , gemeente Vijfheerenlanden, althans in
Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans
alleen, opzettelijk
heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt sen/of verkocht
en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- een grote hoeveelheid, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende metamfetamine, zijnde metamfetamine, en/of
- een grote hoeveelheid, in elk geval een hoeveelheid van een ander
materiaal als bedoeld bij de Opiumwet lijst 1,
althans (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst T, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel
3a van die wet
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of
omstreeks de periode van 1
november 2023 tot en met 13 december 2023
te [plaats] , gemeente Vijfheerenlanden, althans in Nederland,
meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of
middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk
behulpzaam is geweest, door aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2]
en/of een of meer onbekend gebleven personen
- het pand gelegen aan de [adres] ter beschikking te stellen en/of
- de toegang tot het pand gelegen aan de [adres] te verschaffen;
(art. 10 lid 4 Opiumwet, art. 2 ahf/ond B Opiumwet, art. 47 lid 1 ahf/sub 1
Wetboek van Strafrecht, art 48 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 13 december 2023 te [plaats] , gemeente Vijfheerenlanden,
althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 275 liter, althans een grote hoeveelheid, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende metamfetamine, zijnde metamfetamine
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
(art. 10 lid 3 Opiumwet, art. 2 ahf/ond C Opiumwet, art. 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek
van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of een of meer onbekend gebleven
personen op of omstreeks 13 december 2023 te [plaats] , gemeente
Vijfheerenlanden, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met
een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk
aanwezig heeft gehad
ongeveer 275 liter, althans een grote hoeveelheid, in elk geval een
hoeveelheid van een materiaal
bevattende metamfetamine, zijnde metamfetamine
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op of
omstreeks 13 december 2023 te [plaats] , gemeente Vijfheerenlanden,
althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk
gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of
opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2]
en/of een of meer onbekend gebleven personen
- het pand gelegen aan de [adres] ter beschikking te stellen en/of
- de toegang tot het pand gelegen aan de [adres] te verschaffen;
(art. 10 lid 3 Opiumwet, art. 2 ahf/ond C Opiumwet, art. 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art. 48 Wetboek van Strafrecht)