4.3.2.Bewijsoverweging
Op 13 december 2023 werd er door de politie onderzoek gedaan in een loods in Meerkerk, omdat er een anonieme melding was binnengekomen over een sterke chemische lucht. Toen de politie ter plaatse kwam waren verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] in de loods aanwezig. In de loods trof de politie een opstelling van tonnen, ketels en pannen aan met verschillende chemicaliën en verf. Uit onderzoek van het NFI bleek dat de verf metamfetamine bevatte.
Gelet op de opstelling die de politie in de loods aantrof en de bevinden van het NFI, staat vast dat zich in de loods een drugslaboratorium bevond, waar op dat moment metamfetamine uit verf werd geëxtraheerd.
Verdachte heeft verklaard dat hij niets afwist van het drugslaboratorium en dat hij alleen in de loods aanwezig was omdat hij in de loods moest schoonmaken, spullen verplaatsen en schilderen. Deze verklaring vindt de rechtbank niet aannemelijk en overweegt daartoe als volgt.
Verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] waren op 13 december 2023 aanwezig in de loods waarin het drugslab is aangetroffen. Op verschillende voorwerpen in de loods is het DNA van verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] aangetroffen, waaronder op gasmaskers, handschoenen, een emmer en een kraan en een dekselgreep van een vat dat werd gebruikt voor de extractie van metamfetamine. Verder werd de heuptas van medeverdachte [medeverdachte 1] vlakbij, te weten rechtsvoor, de opstelling van tonnen/ketels achter in de loods aangetroffen.
Dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] werkzaam waren in het drugslaboratorium vindt steun in het onderzoek dat is gedaan aan de telefoons van verdachten, waaruit blijkt dat beide verdachten zoekopdrachten op hun telefoon hebben verricht naar voorwerpen die gebruikt plegen te worden bij de extractie van metamfetamine, zoals emmers, tapkranen en vergieten. Ook blijkt uit het onderzoek aan de telefoon van verdachte dat in een chat tussen hem en medeverdachte [medeverdachte 2] foto’s werden gedeeld van en werd gesproken over het zoeken naar voorwerpen die worden gebruikt bij de extractie van drugs, zoals een thermometer, emmers, vergieten, tapkranen en de bevestigingsmaterialen daarvoor. Dat verdachte werkzaam was in het drugslaboratorium wordt voorts ondersteund door de in de koffer van verdachte aangetroffen aankoopbewijzen van onder meer tonnen, emmers en tapkranen, waarbij uit politieonderzoek naar voren is gekomen dat meerdere van die voorwerpen die op die aankoopbewijzen stonden, onderdeel uitmaakten van de opstelling van het drugslaboratorium.
Dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] werkzaam waren in het drugslab vindt daarnaast steun in een aantal opgenomen vertrouwelijke gesprekken (zogenaamde ‘ovc-gesprekken’) die verdachte voerde vanuit de penitentiaire inrichting met [medeverdachte 2] , die later ook als medeverdachte in deze zaak is aangemerkt. In die ovc-gesprekken heeft verdachte het over kilo’s, het koken van vloeibare stoffen en ‘dat de rest in de verf zat’. Ook zegt hij dat ‘we’ twee emmers twee keer hebben laten koken en dat daarna de buren hadden gebeld over een geur. Aangezien verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] samen vanuit Engeland naar Nederland zijn gekomen, in Nederland samen in een ‘tiny house’ verbleven en ook samen in de loods zijn aangetroffen, begrijpt de rechtbank dat verdachte zichzelf en medeverdachte [medeverdachte 1] bedoelde toen hij het had over ‘we’. De rechtbank leidt uit de opgenomen gesprekken af dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] samen de verf met daarin metamfetamine hebben gekookt, en de metamfetamine dus samen hebben bewerkt en verwerkt.
De rechtbank concludeert op basis van de hiervoor genoemde omstandigheden in onderlinge samenhang bezien dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] wel degelijk wisten dat er in de loods een drugslaboratorium aanwezig was en dat zij daarin metamfetamine hebben bewerkt en verwerkt.
De rechtbank stelt op basis van het dossier vast dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] , anders dan ten laste is gelegd, op 2 december 2023 zijn begonnen met het verwerken en bewerken van metamfetamine. Uit een whatsappgesprek tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] blijkt namelijk dat verdachte op 1 december 2023 een bericht stuurde dat ze morgen wilden beginnen. Ook waren verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] sinds 26 november 2023 in Nederland en heeft medeverdachte [medeverdachte 1] tijdens verhoren meerdere keren verklaard dat hij 10 à 11 dagen in de loods heeft gewerkt, hetgeen strookt met de inhoud van het voornoemde whatsapp-bericht van 1 december 2023. De rechtbank leidt uit dit alles af dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] op 2 december 2023 zijn begonnen met het verwerken en bewerken van metamfetamine en hiermee zijn doorgegaan tot aan het moment van hun aanhouding op 13 december 2023.
Ten aanzien van de aangetroffen hoeveelheid metamfetamine overweegt de rechtbank als volgt. In de loods is 275 liter verf aangetroffen. Verdachten waren uit de verf metamfetamine aan het extraheren. Dat verdachten een hoeveelheid metamfetamine voorhanden hebben gehad in de loods, staat vast. De rechtbank kan op basis van het dossier alleen niet vaststellen hoeveel metamfetamine verdachten voorhanden hebben gehad. Een deel van het onderzoeksmateriaal was namelijk onbruikbaar geworden voor een gehaltebepaling, een ander deel was al vernietigd en weer een ander deel is niet onderzocht.
Op basis van het bovenstaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte samen met anderen op 13 december 2023 een (niet nader te bepalen) hoeveelheid metamfetamine voorhanden had en dat hij in de periode van 2 december 2023 tot en met 13 december metamfetamine heeft verwerkt en bewerkt.