In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, enkelvoudige kamer, op 2 december 2024, is het beroep van eiseres gegrond verklaard. Eiseres had beroep ingesteld tegen de Dienst Toeslagen omdat deze niet tijdig had beslist op haar aanvraag van 18 maart 2022 voor herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn is overschreden, aangezien verweerder in gebreke was gesteld op 10 mei 2024 en het beroep pas op 17 juli 2024 is ingediend. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om alsnog binnen een bepaalde termijn een besluit te nemen.
De rechtbank heeft ook een dwangsom van € 50,- per dag opgelegd voor elke dag dat verweerder de termijnen overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat eiseres recht heeft op een vergoeding van de proceskosten, die is vastgesteld op € 437,50, en dat het door haar betaalde griffierecht van € 51,- door verweerder moet worden vergoed. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor bestuursorganen om tijdig te beslissen op aanvragen en de gevolgen van het niet naleven van deze verplichtingen.
De rechtbank heeft in deze uitspraak ook verwezen naar eerdere rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die richtlijnen biedt voor de termijn waarbinnen een bestuursorgaan moet beslissen op aanvragen voor herbeoordeling van toeslagen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.