In deze zaak heeft eiseres op 3 juni 2024 beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van 25 april 2024, waarin haar bezwaar niet-ontvankelijk werd verklaard. Eiseres stelt dat zij onvoldoende gegevens heeft om de beslissing op bezwaar te controleren en dat zij recht heeft op inzage in haar ouderdossier en andere relevante stukken. De verweerder, Dienst Toeslagen, heeft op 30 juli 2024 stukken aan de rechtbank toegezonden en op 10 september 2024 een verweerschrift ingediend. Op dezelfde dag heeft verweerder een herziene beslissing op bezwaar genomen, waarin het bezwaar gegrond werd verklaard. De rechtbank heeft besloten geen zitting te houden, omdat dit niet nodig was.
De rechtbank oordeelt dat eiseres geen procesbelang meer heeft bij het beroep tegen de beslissing op bezwaar van 25 april 2024, omdat verweerder het bezwaar inmiddels gegrond heeft verklaard. De rechtbank legt uit dat procesbelang vereist is voor ontvankelijkheid en dat alleen een formeel of principieel belang niet voldoende is. Eiseres had al een compensatie van € 45.695,- ontvangen, wat hoger is dan het maximum bedrag van € 30.000,- dat zij aanvankelijk had kunnen krijgen.
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk, omdat de herziening van de beslissing op bezwaar de situatie van eiseres niet heeft verslechterd. Daarnaast oordeelt de rechtbank dat zij niet kan verplichten tot het verstrekken van het ouderdossier, omdat dit niet relevant is voor de huidige procedure. Eiseres kan ook geen proceskostenvergoeding krijgen, omdat het beroep niet-ontvankelijk is verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer op 21 november 2024.