ECLI:NL:RBMNE:2024:7166

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 november 2024
Publicatiedatum
24 december 2024
Zaaknummer
24/4358
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijkheid van bezwaar inzake toeslagenaffaire

In deze zaak heeft eiseres op 3 juni 2024 beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van 25 april 2024, waarin haar bezwaar niet-ontvankelijk werd verklaard. Eiseres stelt dat zij onvoldoende gegevens heeft om de beslissing op bezwaar te controleren en dat zij recht heeft op inzage in haar ouderdossier en andere relevante stukken. De verweerder, Dienst Toeslagen, heeft op 30 juli 2024 stukken aan de rechtbank toegezonden en op 10 september 2024 een verweerschrift ingediend. Op dezelfde dag heeft verweerder een herziene beslissing op bezwaar genomen, waarin het bezwaar gegrond werd verklaard. De rechtbank heeft besloten geen zitting te houden, omdat dit niet nodig was.

De rechtbank oordeelt dat eiseres geen procesbelang meer heeft bij het beroep tegen de beslissing op bezwaar van 25 april 2024, omdat verweerder het bezwaar inmiddels gegrond heeft verklaard. De rechtbank legt uit dat procesbelang vereist is voor ontvankelijkheid en dat alleen een formeel of principieel belang niet voldoende is. Eiseres had al een compensatie van € 45.695,- ontvangen, wat hoger is dan het maximum bedrag van € 30.000,- dat zij aanvankelijk had kunnen krijgen.

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk, omdat de herziening van de beslissing op bezwaar de situatie van eiseres niet heeft verslechterd. Daarnaast oordeelt de rechtbank dat zij niet kan verplichten tot het verstrekken van het ouderdossier, omdat dit niet relevant is voor de huidige procedure. Eiseres kan ook geen proceskostenvergoeding krijgen, omdat het beroep niet-ontvankelijk is verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer op 21 november 2024.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/4358

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 november 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres,

(gemachtigde: mr. J. van den Ende),
en

Dienst Toeslagen, verweerder,

(gemachtigde: [gemachtigde] ).

Procesverloop

Eiseres heeft op 3 juni 2024 beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van 25 april 2024 met kenmerk UHT-BOB M. In het beroepschrift geeft eiseres – kort samengevat – aan dat zij het niet eens is met de niet-ontvankelijkheidverklaring van haar bezwaar. Daarnaast geeft eiseres aan dat zij over onvoldoende gegevens beschikt om de beslissing op bezwaar te controleren. Zij is van mening dat zij inzage had moeten krijgen in haar ouderdossier dan wel in alle stukken waarin haar BSN-nummer werd vermeld.
Verweerder heeft op 30 juli 2024 op de zaak betrekking hebbende stukken aan de rechtbank toegezonden.
Verweerder heeft op 10 september 2024 een verweerschrift ingediend.
Verweerder heeft op 11 september 2024 een herziene beslissing op bezwaar genomen met kenmerk UHT-BOB ET M. In deze herziene beslissing op bezwaar verklaart verweerder het bezwaar gegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is.
2.
Tegen een beslissing op bezwaar kan beroep worden ingesteld. Dat is wat eiseres heeft gedaan. Inmiddels heeft verweerder een herziene beslissing op bezwaar genomen. Verweerder heeft hierin het bezwaar gegrond verklaard. Dit is wat eiseres wilde bereiken met de bezwaarprocedure. Omdat eiseres het beroep niet heeft ingetrokken moet de rechtbank nog wel een beslissing nemen over het beroep.
3. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Zij licht dit hierna nader toe. De rechtbank gaat in op de ontvankelijkheid en op het al dan niet moeten verstrekken van het ouderdossier dan wel de stukken waarin het BSN-nummer van eiseres naar voren komt door verweerder.
Ontvankelijkheid
4. De rechtbank is van oordeel dat eiseres geen procesbelang meer heeft bij het beroep tegen de beslissing op bezwaar van 25 april 2024. Volgens vaste jurisprudentie is sprake van procesbelang als het resultaat dat de indiener van een beroepschrift met het instellen van het beroep nastreeft, ook daadwerkelijk kan worden bereikt en voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben. Het hebben van alleen een formeel of principieel belang bij een oordeel van de bestuursrechter is onvoldoende voor het aannemen van procesbelang.
5. Met een aanvraag op grond van de Catshuisregeling kan een gedupeerde van de toeslagenaffaire in aanmerking komen voor een financiële compensatie. Bij besluit van 25 april 2024 is aan eiseres na de integrale beoordeling een compensatiebedrag van € 45.695,- toegekend. Niet in geschil is dat het forfaitaire bedrag van € 30.000,- het maximum bedrag aan compensatie is waarvoor eiseres op basis van haar aanvraag in aanmerking had kunnen komen. Een inhoudelijke behandeling van het beroep tegen het besluit van 25 april 2024 kan eiseres daarom niet in een gunstigere positie brengen.
6. Daarnaast merkt de rechtbank op dat de beslissing op bezwaar van 25 april 2024 is herzien op 11 september 2024. In de herziende beslissing op bezwaar wordt het bezwaar gegrond verklaard en wordt aan eiseres een vergoeding van de proceskosten toegekend. Hiermee wordt met betrekking tot de discussie over de ontvankelijkheid volledig tegemoetgekomen aan de standpunten van eiseres. Doordat de beslissing op bezwaar is herzien, en deze in de plaats komt van de beslissing op bezwaar van 25 april 2024, kan een inhoudelijke behandeling van het beroep eiseres ook hierbij niet in een gunstigere positie brengen.
7. De rechtbank verklaart eiseres dan ook niet-ontvankelijk wegens het ontbreken van een procesbelang.
Ouderdossier en stukken met BSN-nummer eiseres
8. Met betrekking tot het verstrekken van het ouderdossier en de stukken waarin het BSN-nummer van eiseres worden genoemd, oordeelt de rechtbank als volgt. Het ligt – gelet op dit beroep – niet in de bevoegdheden van de rechtbank om verweerder te verplichten om een kopie van het dossier aan eiseres te verstrekken, zoals door haar gevraagd. Onderhavige procedure gaat over het beroep dat eiseres heeft ingesteld tegen het besluit van 25 april 2024. Het besluit geeft aan dat aan eiseres geen € 30.000,- wordt toegekend. Inzage in het ouderdossier dan wel andere stukken waarin het BSN-nummer van eiseres wordt vermeld, maakt daarom geen deel uit van dit besluit.
9. De rechtbank merkt verder op dat verweerder alle op de zaak betrekking hebbende stukken heeft toegezonden bij brief van 30 juli 2024 en bij het verweerschrift van 10 september 2024. Hiermee heeft verweerder voldaan aan hetgeen de rechtbank van haar mag en kan verlangen in onderhavige procedure. Over het overige verzochte kan de rechtbank om die reden niet beslissen.
10. De rechtbank oordeelt dan ook dat eiseres in onderhavige procedure niet kan afdwingen dat verweerder haar haar ouderdossier verstrekt dan wel andere stukken waarin het BSN-nummer van eiseres genoemd staat.
Proceskosten en griffierecht
11. Over de vergoeding van de proceskosten die eiseres vraagt, overweegt de rechtbank het volgende.
12. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de andere partij laten betalen (artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb)).
13. Verweerder heeft gereageerd op het verzoek van eiseres en aangegeven dat zij geen proceskosten wil betalen. Volgens verweerder is het beroep niet-ontvankelijk of in ieder geval ongegrond, waardoor zij van mening is dat eiseres niet in aanmerking komt voor een proceskostenvergoeding en voor vergoeding van het griffierecht.
14. De rechtbank geeft verweerder gelijk. Eiseres had geen belang meer bij het instellen van beroep nadat zij de integrale beoordeling had ontvangen. De integrale beoordeling is aan eiseres bekendgemaakt bij besluit van 25 april 2024. Het beroepschrift is ingediend op 3 juni 2024. Eiseres had kunnen weten dat het instellen van beroep geen verandering zou aanbrengen in haar rechtspositie, nu zij door de integrale beoordeling een bedrag van € 45.695,- toegekend heeft gekregen. Dit bedrag is hoger dan het bedrag van € 30.000,- dat in de eerste toets toegekend kan worden.
15. Verweerder hoeft dus niet de proceskosten van eiseres te betalen. Ook hoeft verweerder het griffierecht niet aan eiseres te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer rechter, in aanwezigheid van A.C. van de Biesebos, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 november 2024.
(De griffier is verhinderd de uitspraak
mede te ondertekenen).
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.