ECLI:NL:RBMNE:2024:7164

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 november 2024
Publicatiedatum
24 december 2024
Zaaknummer
24/4225
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op bezwaar door heffingsambtenaar

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 4 november 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Eiser, vertegenwoordigd door mr. N.G.A. Voorbach, had een bezwaar ingediend tegen een beslissing van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht. Het bezwaar was ingediend op 17 mei 2023, maar de heffingsambtenaar had niet tijdig beslist, wat aanleiding gaf tot het indienen van beroep. De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar uiterlijk op 31 december 2023 had moeten beslissen, maar dit niet had gedaan. Eiser heeft de heffingsambtenaar op 15 februari 2024 in gebreke gesteld, waarna er twee weken verstreken zijn zonder dat er een beslissing was genomen.

De rechtbank heeft overwogen dat, volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een bestuursorgaan een dwangsom moet betalen voor elke dag dat het in gebreke is, tot maximaal 42 dagen. De dwangsom bedraagt € 23,- per dag voor de eerste veertien dagen, € 35,- voor de daaropvolgende veertien dagen en € 45,- voor de overige dagen. Echter, de rechtbank heeft besloten om geen bestuurlijke of rechterlijke dwangsom op te leggen, omdat er onduidelijkheid bestond over wie als gemachtigde van eiser optrad. Zowel [bedrijf] BV als [website] .nl hadden bezwaar gemaakt namens eiser, maar er was geen duidelijke communicatie over wie de gemachtigde was.

De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar niet in staat was om een besluit te nemen door deze onduidelijkheid. Eiser had geen reactie gegeven op de verzoeken van de heffingsambtenaar om verduidelijking, waardoor het voor zijn rekening en risico kwam dat er geen besluit was genomen. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en is er geen vergoeding van proceskosten toegewezen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om in verzet te gaan tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/4225

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 november 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser,

(gemachtigde: mr. N.G.A. Voorbach),
en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht, verweerder,
(gemachtigde: W.G. Vos).

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op zijn bezwaar van 17 mei 2023.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Wel moet de betrokkene dan eerst een ‘ingebrekestelling’ aan het bestuursorgaan sturen. Dat wil zeggen dat de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar. Dit staat (onder andere) in de artikelen 6:2, 6:12 en 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3. Eiser heeft zijn bezwaarschrift ingediend op 17 mei 2023. Op een bezwaarschrift dat niet is ingediend in de laatste zes weken van een kalenderjaar, dient verweerder een beslissing op bezwaar te nemen in het kalenderjaar waarin het bezwaarschrift is ontvangen. Dat staat in artikel 236 lid 2 van de Gemeentewet.
4. Verweerder had uiterlijk op 31 december 2023 moeten beslissen op het bezwaar. De rechtbank stelt vast dat verweerder op die datum niet had beslist op het bezwaar. De rechtbank stelt verder vast dat eiser verweerder op 15 februari 2024 in gebreke heeft gesteld en dat sindsdien twee weken zijn verstreken.
5. Uit het voorgaande volgt dat verweerder niet tijdig heeft beslist op het bezwaar van eiser. In artikel 4:17 van de Awb staat dat als een bestuursorgaan niet op tijd een besluit neemt, het bestuursorgaan een dwangsom moet betalen voor elke dag dat het in gebreke is, voor maximaal 42 dagen. De dwangsom bedraagt de eerste veertien dagen € 23,- per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 35,- per dag en de overige dagen € 45,- per dag. Het bestuursorgaan stelt de dwangsom vast binnen twee weken na de laatste dag waarover de dwangsom betaald moet worden (artikel 4:18, lid 1, Awb).
6. De rechtbank ziet echter aanleiding om geen bestuurlijke dwangsom dan wel rechterlijke dwangsom aan verweerder op te leggen wegens het niet tijdig beslissen. De rechtbank licht dit nader toe.
7. Verweerder geeft in zijn verweer aan dat hij geen besluit kan nemen, omdat hij niet weet wie – [bedrijf] BV of [website] .nl – namens eiser als gemachtigde optreedt. Zowel [bedrijf] BV als [website] .nl heeft namelijk bezwaar gemaakt namens eiser, met overlegging van een machtiging van eiser. Ook heeft zowel [bedrijf] BV als [website] .nl verweerder in gebreke gesteld. Verweerder geeft aan dat hij eiser op
6 november 2023 en op 11 december 2023 (aangetekende) brieven heeft gestuurd met betrekking tot voorgaande onduidelijkheid. Op deze brieven heeft verweerder nooit een reactie ontvangen.
8. In artikel 2:1 lid 2 van de Awb staat dat een ieder zich ter behartiging van zijn belangen in het verkeer met bestuursorganen door een gemachtigde kan laten vertegenwoordigen. Het optreden van een gemachtigde heeft tot gevolg dat het contact met de belanghebbende in beginsel via de gemachtigde verloopt. Als het bestuursorgaan stukken aan de belanghebbende zendt zonder deze aan de gemachtigde te verzenden, kan het bestuursorgaan in strijd handelen met het beginsel van zorgvuldige voorbereiding. [1] In andere woorden, alle brieven en besluiten die genomen worden, moeten in beginsel aan de gemachtigde verzonden worden.
9. In onderhavige procedure is onduidelijk wie als gemachtigde optreedt. Gelet op artikel 2:1 lid 2 van de Awb, kan verweerder door deze onduidelijkheid geen besluit bekendmaken. Verweerder heeft geprobeerd om deze onduidelijkheid weg te nemen. Hij heeft eiser op 6 november 2023 en op 11 december 2023 (aangetekende) brieven gestuurd met de vraag wie als gemachtigde namens hem optreedt. Nu eiser nooit een reactie op deze brieven heeft gegeven, komt het voor zijn rekening en risico dat nog steeds geen besluit is genomen. Verweerder kan namelijk door het nalaten van het geven van een reactie door eiser geen besluit bekendmaken.
10. Het beroep is ongegrond.
11. Van een vergoeding van de proceskosten is geen sprake.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van
A.C. van de Biesebos, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
4 november 2024.
de griffier de rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.

Voetnoten

1.MvT, Parl. Gesch. Awb I, p. 168.