Op 15 februari 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser en de Minister van Financiën, die als verweerder optreedt. Eiser heeft beroep ingesteld omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op zijn bezwaar, ingediend op 22 mei 2023. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn van zes weken, zoals voorgeschreven in de Algemene wet bestuursrecht (Awb), is overschreden. Eiser heeft verweerder op 17 augustus 2023 in gebreke gesteld, maar tot op heden heeft verweerder geen beslissing genomen.
De rechtbank heeft overwogen dat, volgens artikel 4:17 van de Awb, als een bestuursorgaan niet op tijd een besluit neemt, het bestuursorgaan een dwangsom moet betalen voor elke dag dat het in gebreke is. De rechtbank heeft de hoogte van de dwangsom vastgesteld op het maximumbedrag van € 1.442,-, aangezien de termijn voor het nemen van een besluit inmiddels volledig is verstreken. Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat verweerder binnen twee weken na verzending van de uitspraak alsnog een besluit moet nemen en dat verweerder een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het niet tijdig nemen van een besluit vernietigd, en bepaald dat verweerder het griffierecht van € 184,- aan eiser moet vergoeden. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken door mr. M.M. Vollebregt-Kuipers, rechter, in aanwezigheid van E.J.H.C. Hui, griffier.