ECLI:NL:RBMNE:2024:7146

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 november 2024
Publicatiedatum
24 december 2024
Zaaknummer
24/5389
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op verzoek om informatie op grond van de Wet open overheid

In deze zaak heeft eiser, wonende te [woonplaats], beroep ingesteld tegen de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, omdat deze niet tijdig heeft beslist op zijn verzoek om informatie op basis van de Wet open overheid (Woo). Eiser heeft zijn verzoek op 11 juni 2024 ingediend, waarop verweerder de beslistermijn op 12 juni 2024 met twee weken heeft verdaagd. De rechtbank constateert dat de beslistermijn op 24 juli 2024 is overschreden en dat eiser op 28 juli 2024 verweerder in gebreke heeft gesteld. Eiser heeft op 13 augustus 2024 beroep ingesteld wegens het niet tijdig nemen van een besluit.

De rechtbank heeft besloten dat verweerder alsnog binnen twee weken na de uitspraak een besluit moet nemen. Verweerder heeft aangegeven dat de overschrijding van de beslistermijn te wijten is aan een hoge werkdruk door een toename van WOO-verzoeken en andere juridische procedures. De rechtbank heeft de verzoeken van verweerder om een langere beslistermijn afgewezen, aangezien de termijn inmiddels was overschreden.

De rechtbank heeft bepaald dat verweerder een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Het beroep is gegrond verklaard, en verweerder moet het griffierecht van € 187,- aan eiser vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn op 29 november 2024, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/5389

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 november 2024 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

en

de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, verweerder,

(gemachtigde: mr. M.S. Bogtstra).

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingediend op 13 augustus 2024 omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op zijn verzoek om informatie op grond van de Wet open overheid (Woo).
Verweerder heeft op 26 augustus 2024 een verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. [1] Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Wel moet de betrokkene dan eerst een ‘ingebrekestelling’ aan het bestuursorgaan sturen. Dat wil zeggen dat de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar. Dit staat (onder andere) in de artikelen 6:2, 6:12 en 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3. Eiser heeft zijn verzoek ingediend op 11 juni 2024. Verweerder moet binnen vier weken beslissen op het verzoek. Dat staat in artikel 4.4, eerste lid, van de Woo. Op 12 juni 2024 heeft verweerder de beslistermijn verdaagd met twee weken op grond van artikel 4.4, tweede lid, van de Woo. Verweerder had dus naar eigen zeggen uiterlijk op 24 juli 2024 moeten beslissen. De rechtbank stelt vast dat deze beslistermijn is overschreden. De rechtbank stelt verder vast dat eiser verweerder op 28 juli 2024 in gebreke heeft gesteld en dat sindsdien twee weken zijn verstreken. Eiser heeft op 13 augustus 2024 beroep ingesteld wegens het niet tijdig nemen van een besluit op zijn verzoek.
4. Omdat verweerder nog geen (nieuw) besluit heeft genomen bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. De standaardtermijn waarbinnen verweerder alsnog op het verzoek moet beslissen bedraagt in beginsel twee weken na deze uitspraak (artikel 8:55d, eerste lid, Awb). Alleen in bijzondere gevallen kan de rechtbank een andere termijn bepalen (artikel 8:55d, derde lid, Awb).
5. Verweerder geeft aan dat zij de beslistermijn heeft overschreden door verschillende oorzaken. De overschrijding van de beslistermijn komt door een zeer grote drukte wegens de vele WOO-verzoeken (onder meer COVID-19-gerelateerde zaken), toezeggingen in andere juridische procedures, rechterlijke uitspraken in andere juridische procedures, het vinden van gekwalificeerd personeel en een groot verloop van personeel.
6. Verweerder heeft de rechtbank in het verweerschrift verzocht om een langere beslistermijn te bepalen. Verweerder verzocht om een beslistermijn tot en met eind oktober 2024. De rechtbank merkt dat die termijn inmiddels is overschreden en dat zij nog geen besluit heeft ontvangen. De rechtbank zal daarom de standaardbeslistermijn van twee weken na verzending van uitspraak aanhouden als termijn waarop verweerder een beslissing moet nemen.
7. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
8. Het beroep is kennelijk gegrond (artikel 8:54 van de Awb).
9. Er zijn door eiser geen proceskosten gemaakt die vergoed moeten worden.
10. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht van € 187,- aan eiser betalen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 187,- dat eiser heeft betaald moet betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, rechter, in aanwezigheid van A.C. van de Biesebos, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 november 2024.
De griffier is niet in de gelegenheid
deze uitspraak te ondertekenen.
de griffier de rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.

Voetnoten

1.Artikel 8:54 van de algemene wet bestuursrecht (Awb).