In deze zaak heeft eiser, wonende te [woonplaats], beroep ingesteld tegen de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, omdat deze niet tijdig heeft beslist op zijn verzoek om informatie op basis van de Wet open overheid (Woo). Eiser heeft zijn verzoek op 11 juni 2024 ingediend, waarop verweerder de beslistermijn op 12 juni 2024 met twee weken heeft verdaagd. De rechtbank constateert dat de beslistermijn op 24 juli 2024 is overschreden en dat eiser op 28 juli 2024 verweerder in gebreke heeft gesteld. Eiser heeft op 13 augustus 2024 beroep ingesteld wegens het niet tijdig nemen van een besluit.
De rechtbank heeft besloten dat verweerder alsnog binnen twee weken na de uitspraak een besluit moet nemen. Verweerder heeft aangegeven dat de overschrijding van de beslistermijn te wijten is aan een hoge werkdruk door een toename van WOO-verzoeken en andere juridische procedures. De rechtbank heeft de verzoeken van verweerder om een langere beslistermijn afgewezen, aangezien de termijn inmiddels was overschreden.
De rechtbank heeft bepaald dat verweerder een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Het beroep is gegrond verklaard, en verweerder moet het griffierecht van € 187,- aan eiser vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn op 29 november 2024, en is openbaar uitgesproken.