ECLI:NL:RBMNE:2024:7137

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 december 2024
Publicatiedatum
24 december 2024
Zaaknummer
C/16/582620 / KG ZA 24-522
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkoop van woning door afwikkelingsbewindvoerder zonder toestemming van erfgenamen

In deze zaak, die zich afspeelt in het erfrecht, heeft de voorzieningenrechter op 13 december 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen twee zussen, waarbij de eisende partij, [eisende partij], vorderingen heeft ingesteld tegen de gedaagde partij, [gedaagde partij], die als executeur en afwikkelingsbewindvoerder is aangesteld in de nalatenschap van hun overleden vader. De eisende partij betwist de bevoegdheid van de gedaagde partij om de woning te verkopen zonder toestemming van de andere erfgenamen. De gedaagde partij heeft de woning echter in de vrije verkoop gebracht en een koopovereenkomst gesloten met derden voor een bedrag van € 1.510.000, terwijl de eisende partij een bod had gedaan van € 1.150.750. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde partij bevoegd was om de woning te verkopen, omdat de executeurswerkzaamheden waren afgerond en de verkoop noodzakelijk was voor de afwikkeling van de nalatenschap. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van de eisende partij afgewezen, omdat deze niet aannemelijk kon maken dat de gedaagde partij misbruik had gemaakt van haar bevoegdheden. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij haar eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Erfrecht
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/582620 / KG ZA 24-522
Vonnis in kort geding van 13 december 2024
in de zaak van
[eisende partij],
wonende in [woonplaats] , gemeente De Bilt,
eisende partij,
hierna: [eisende partij] ,
advocaat mr. L.C. Griffioen-Wennekers, werkzaam in Utrecht,
tegen
[gedaagde partij],
in haar hoedanigheid van executeur en afwikkelingsbewindvoerder in de nalatenschap van de heer [de vader] (hierna: de vader),
wonende in [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna: [gedaagde partij] ,
advocaat mr. W.L.C. Muilwijk, werkzaam in Hendrik-Ido-Ambacht.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 t/m 8,
  • de akte vermeerdering c.q. wijziging van eis met productie 9,
  • de producties 10 t/m 15 van [eisende partij] ,
  • de conclusie van antwoord met producties 1 t/m 5.
1.2.
Op 28 november 2024 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat er is besproken. Mr. Griffioen-Wennekers heeft een pleitnota overhandigd en voorgedragen. Partijen hebben hun standpunten nader toegelicht en vragen beantwoord van de voorzieningenrechter. Daarna is bepaald dat uitspraak zal worden gedaan.

2.Waar gaat de zaak over?

2.1.
Op [2024] is de vader van partijen overleden. Op grond van zijn testament zijn zijn dochters [eisende partij] , [gedaagde partij] , [erfgenaam 1] en [erfgenaam 2] en de kinderen van zijn vooroverleden dochter [dochter] , [erfgenaam 3] en [erfgenaam 4] , zijn erfgenamen. [gedaagde partij] is benoemd tot executeur en afwikkelingsbewindvoerder en deze benoeming heeft zij aanvaard.
2.2.
Tussen partijen is een geschil ontstaan over de tot de nalatenschap behorende woning. [eisende partij] wil de woning overnemen, maar [gedaagde partij] heeft de door haar geboden overnamesommen van € 1.104.000 en € 1.150.750 niet geaccepteerd en de woning in de vrije verkoop gebracht. Op 1 november 2024 heeft [gedaagde partij] een koopovereenkomst ondertekend, waarbij de woning aan derden is verkocht voor € 1.510.000. Hierin is bepaald dat [gedaagde partij] de overeenkomst op uiterlijk 18 december 2024 mag ontbinden als de voorzieningenrechter van oordeel is dat zij de woning niet mag verkopen.
2.3.
Volgens [eisende partij] is [gedaagde partij] niet bevoegd tot verkoop van de woning. Zij meent dat [gedaagde partij] haar taken als executeur nog niet heeft beëindigd. Zolang [gedaagde partij] executeur is, mag zij de woning alleen verkopen als dat noodzakelijk is om nalatenschapsschulden te voldoen. Zij moet op grond van het testament daarbij bovendien de goedkeuring verkrijgen van minimaal de helft van de erfgenamen. Tot verdelingshandelingen mag [gedaagde partij] volgens [eisende partij] nog niet overgaan. Daarnaast heeft [gedaagde partij] haar zorgplicht geschonden door de woning aan derden te verkopen zonder [eisende partij] voldoende mogelijkheid te bieden om nog te onderhandelen over de overname(som). Dit gaat in tegen de wens van de vader en de meerderheid van de erfgenamen, aldus [eisende partij] .
2.4.
[eisende partij] vordert daarom in deze procedure na eiswijziging - samengevat - dat de voorzieningenrechter:
1. bepaalt dat [gedaagde partij] haar verkoopactiviteiten dient te staken totdat in een bodemprocedure is beslist over de (wijze van) verdeling van de woning, op straffe van een dwangsom,
2. bepaalt dat [gedaagde partij] niet bevoegd is om de woning te verkopen, althans deze niet mag verkopen, en een beroep kan doen op de ontbindingsclausule in de koopovereenkomst,
3. [gedaagde partij] veroordeelt uiterlijk op 18 december 2024 de koopovereenkomst te ontbinden en bepaalt dat, als zij daar niet aan voldoet, dit vonnis in de plaats treedt van de daarvoor benodigde handelingen van [gedaagde partij] ,
4. [gedaagde partij] veroordeelt om de met die ontbinding gemoeide kosten als eigen schuld te voldoen,
5. [gedaagde partij] veroordeelt in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
2.5.
Hoewel de wens van [eisende partij] om de woning toebedeeld te krijgen invoelbaar is, is de voorzieningenrechter van oordeel dat haar vorderingen moeten worden afgewezen. Hierna zal worden uitgelegd waarom.

3.De beoordeling

Toetsingskader

3.1.
[eisende partij] vraagt om spoedmaatregelen te treffen. De voorzieningenrechter moet daarom beoordelen of er voldoende spoedeisend belang bestaat bij de gevorderde maatregelen en of het voldoende aannemelijk is dat de vorderingen van [eisende partij] in een eventuele bodemprocedure zullen worden toegewezen, zodat daarop in dit kort geding kan worden vooruitgelopen. Daarbij zal de voorzieningenrechter de verschillende belangen van partijen tegen elkaar moeten afwegen.
Spoedeisend belang
3.2.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft [eisende partij] voldoende spoedeisend belang bij de ingestelde vorderingen. De gevorderde maatregelen zijn gericht op het tegengaan van de verkoop van de woning aan derden, omdat [eisende partij] de woning toebedeeld wenst te krijgen. Nu er al een koopovereenkomst met derden is gesloten en daarin een ontbindingsclausule is opgenomen waarop [gedaagde partij] uiterlijk 18 december 2024 een beroep kan doen, kan de uitkomst van een bodemprocedure over het geschil tussen partijen niet worden afgewacht.
Ontvankelijkheid
3.3.
[gedaagde partij] heeft verzocht [eisende partij] niet-ontvankelijk te verklaren in haar vorderingen. Volgens [gedaagde partij] staat niet vast dat [eisende partij] erfgenaam is, omdat zij nog geen keuze heeft uitgebracht voor zuivere of beneficiaire aanvaarding of verwerping van de nalatenschap. Dit beroep op niet-ontvankelijkheid slaagt niet. [eisende partij] heeft meerdere malen aan [gedaagde partij] laten weten dat zij de woning toebedeeld wil krijgen tegen vergoeding van de overwaarde en daaruit volgt dat [eisende partij] de nalatenschap zuiver heeft aanvaard. Als daar (toch) nog onduidelijkheid over bestond, is die onduidelijkheid in ieder geval weggenomen doordat zij [gedaagde partij] in deze procedure heeft gedagvaard. Ook die handeling is namelijk aan te merken als een daad van zuivere aanvaarding.
Inhoudelijke beoordeling
3.4.
[eisende partij] stelt dat [gedaagde partij] haar bevoegdheden te buiten is gegaan door tijdens de fase van executele de woning al te verkopen, terwijl dat niet noodzakelijk was om schulden van de nalatenschap te kunnen voldoen. [gedaagde partij] betwist dat zij niet bevoegd was om de woning te verkopen. Volgens haar is verkoop van de woning nodig om de schulden van de nalatenschap te kunnen voldoen. Bovendien moet deze verkoop worden gezien als een voorbereiding op de verdeling. Zij wijst erop dat zij deze verdeling als afwikkelingsbewindvoerder zelf, zonder instemming van de overige erfgenamen, tot stand kan brengen.
3.5.
Bij de afwikkeling van een nalatenschap is het in beginsel zo dat er pas kan worden verdeeld als de fase van executele is afgerond. De executele eindigt onder meer als de executeur zijn werkzaamheden heeft voltooid. Op grond van de wet en het testament van de vader bestonden de taken van [gedaagde partij] als executeur - kort gezegd - uit het beheren van de goederen en het voldoen van de schulden van de nalatenschap die tijdens het beheer uit de goederen moeten worden voldaan, en het opmaken van een boedelbeschrijving met een voorlopige staat van schulden. Deze werkzaamheden dienen ter voorbereiding op de verdeling van de nalatenschap.
3.6.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is voldoende aannemelijk geworden dat de executeurswerkzaamheden in dit geval zijn afgerond. Uit de stukken blijkt dat [gedaagde partij] tijdens het beheer schulden van de nalatenschap heeft voldaan en een boedelbeschrijving heeft opgesteld. Dat [eisende partij] het niet volledig eens is met deze boedelbeschrijving is niet relevant, omdat deze niet gezamenlijk hoeft te worden vastgesteld. Uit de boedelbeschrijving blijkt waaruit de nalatenschap van de vader bestaat en welke schulden nog moeten worden voldaan. Ook blijkt daaruit dat de nalatenschap daarvoor toereikend is. Deze schulden hoeven bovendien niet nu al te worden voldaan. Mr. Muijlwijk heeft verklaard dat de bank de hypotheekschuld nog niet heeft opgeëist, iets wat overigens ook niet gebruikelijk is als er geen achterstanden bestaan. Ook heeft hij verteld dat voor de erfbelasting uitstel is verleend tot april 2025 en dat de omvang van de vorderingen van de erfgenamen op de nalatenschap in verband met de moederlijke erfdelen nog niet is vastgesteld. Deze vorderingen hoeven respectievelijk kunnen nu dus nog niet worden voldaan. Dat zal pas in het kader van of na de verdeling van de nalatenschap van de vader gebeuren. [gedaagde partij] zal nog wel rekening en verantwoording moeten afleggen, maar dit brengt (anders dan [eisende partij] aanvoert) niet mee dat zij haar werkzaamheden als executeur niet heeft beëindigd.
3.7.
Dit betekent dat de fase van het afwikkelingsbewind is ingegaan. Aan een executeur-afwikkelingsbewindvoerder kunnen ruime bevoegdheden toekomen, waaronder het zelfstandig en dus zonder medewerking van de (andere) deelgenoten verdelen van de nalatenschap, als die bevoegdheden ook zo in het testament zijn omschreven. Dat is hier het geval. In het testament is onder het kopje “
Afwikkelingbewind”namelijk bepaald: “
Dit bewind wordt ingesteld in het belang van alle betrokkenen om te komen tot een goede afwikkeling van de nalatenschap. De bewindvoerder is daarom bevoegd om de nalatenschap naar eigen inzicht te verdelen, mede als vertegenwoordiger van mijn erfgenamen, zonder dat zij hierover in overleg hoeft te treden met mijn erfgenamen en zonder dat zij hun toestemming behoeft.” Anders dan [eisende partij] stelt, geldt op grond van het testament bij verkoop van de woning niet de verplichting om de andere erfgenamen om hun mening te vragen. De bepaling waar [eisende partij] naar verwijst is opgenomen onder het kopje
“Executele”en luidt: “
Voor de verkoop en eigendomsoverdracht van de tot mijn nalatenschap behorende registergoederen adviseer ik de executeur om van minimaal de helft van mijn erfgenamen de schriftelijke goedkeuring (per post of per e-mail) te hebben ontvangen. Voorts verzoek ik de executeur om de erfgenamen steeds te informeren omtrent het verkoop proces en de gedane biedingen. Instemming van de erfgenamen omtrent het verkoop proces en de aanvaarding van de biedingen en dergelijke is uitdrukkelijk niet vereist.” Hieruit blijkt dat de vader [gedaagde partij] slechts adviseert om goedkeuring te vragen voor verkoop van de woning, en dan ook nog eens alleen tijdens de executele. Onder het kopje
“Afwikkelingbewind”is een dergelijke bepaling niet opgenomen. Dit maakt dat [gedaagde partij] exclusief bevoegd is om namens alle erfgenamen de nalatenschap naar eigen inzicht af te wikkelen en de woning dus te verkopen.
3.8.
Deze bevoegdheid wordt begrensd als daarvan misbruik wordt gemaakt. Dat is het geval als de afwikkelingsbewindvoerder de bevoegdheid gebruikt met geen ander doel dan het belang van (in dit geval) [eisende partij] te schaden, of wanneer de afwikkelingsbewindvoerder (kort gezegd) in redelijkheid niet tot uitoefening van de bevoegdheid heeft kunnen komen, in aanmerking genomen het belang dat door die uitoefening wordt gediend en het belang dat daardoor wordt geschaad. [eisende partij] verwijt [gedaagde partij] dat zij, tegen de wens van de vader en meerdere erfgenamen in, de woning niet aan [eisende partij] heeft verkocht voor de WOZ-waarde van € 1.104.000. Zij verwijt [gedaagde partij] ook dat zij de later door haar geboden overnamesom van € 1.150.750 niet heeft geaccepteerd, terwijl dit een met stukken onderbouwd redelijk en reëel bod was. Ook heeft [gedaagde partij] haar daarna onvoldoende gelegenheid gegeven om nog te onderhandelen over de overname(som), zo meent zij.
3.9.
De gemaakte verwijten zijn naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet terecht en kunnen in ieder geval niet leiden tot de conclusie dat [gedaagde partij] misbruik heeft gemaakt van haar bevoegdheid. In het testament is vermeld dat het (afwikkelings)bewind is ingesteld in het belang van alle betrokkenen om te komen tot een goede afwikkeling van de nalatenschap. Het testament bevat zoals vermeld geen verplichting voor [gedaagde partij] om met de erfgenamen in onderhandeling te treden over de verkoop van de woning. Uit het testament blijkt ook niet dat de vader wenste dat de woning binnen de familie zou blijven. Zoals [gedaagde partij] terecht heeft opgemerkt, blijkt uit het testament wél dat de vader de kinderen op gelijke wijze wilde behandelen, doordat hij ieder voor een gelijk deel tot erfgenaam heeft benoemd. Van een gelijke behandeling zou geen sprake zijn als [eisende partij] de woning voor minder dan de marktwaarde zou worden toebedeeld; zij zou hierdoor uiteraard worden bevoordeeld en de andere erfgenamen benadeeld. Indien [gedaagde partij] de zienswijze van [eisende partij] zou hebben gevolgd, zou dit zijn gebeurd.
3.10.
[gedaagde partij] heeft de woning laten taxeren door [makelaar] . Uit het overgelegde rapport blijkt dat de taxatie is gedaan met als doel
“het vaststellen van de waarde ten behoeve van een nalatenschap”.Daaruit kwam een marktwaarde van € 1.350.000 op peildatum 17 april 2024. De door [eisende partij] geboden overnamesom van
€ 1.104.000 lag daar ver onder. [gedaagde partij] heeft [eisende partij] laten weten dat zij de woning ook zelf kon laten taxeren. Dat heeft [eisende partij] gedaan en zij heeft ook een bouwkundig onderzoek laten uitvoeren. Uit het overgelegde rapport blijkt dat de desbetreffende taxatie is gedaan met als doel
“het verkrijgen van (hypothecaire) financiering”. Daaruit kwam een marktwaarde van € 1.225.000 op peildatum 23 augustus 2024. Daarop heeft [eisende partij] € 1.150.750 geboden (€ 1.225.000 - € 74.250 aan begrote directe kosten vanwege achterstallig onderhoud aan de woning). Dit bod lag nog steeds ver onder de door [gedaagde partij] tot uitgangspunt genomen waarde van € 1.350.000. Voor zover [eisende partij] stelt dat [gedaagde partij] (ondanks haar bevoegdheid om de verdeling zelf tot stand te brengen) verplicht was na dat tweede bod met [eisende partij] te onderhandelen over de overnamesom, is dit niet juist.
3.11.
[gedaagde partij] heeft [eisende partij] , net als de andere erfgenamen, over het verkoopproces geïnformeerd en haar niet belemmerd om haar bod tijdens dit proces te verhogen. [gedaagde partij] heeft er onder verwijzing naar productie 1 bij conclusie van antwoord op gewezen dat zij op 25 september 2024 per WhatsApp aan de erfgenamen heeft bericht:
“De opdracht is naar [makelaar] gegaan. De vraagprijs is 1.425.000,-. Laat onverlet dat de marktprijs blijft staan voor [eisende partij] 1.350.000,-.”Op 24 oktober 2024 heeft zij per WhatsApp aan de erfgenamen gemeld dat er bezichtigingen waren geweest en dat er een serieus bod was gedaan van € 1.510.000. Zij heeft daarna haar aanbod aan [eisende partij] om de woning voor € 1.350.000 (dus voor bijna twee ton minder) over te nemen niet ingetrokken. Een week later heeft zij de koopovereenkomst ondertekend. [eisende partij] heeft dit niet voldoende weersproken, zodat de voorzieningenrechter uitgaat van de juistheid van deze stellingen. Hieruit blijkt dat [eisende partij] voldoende gelegenheid heeft gehad om de woning te verkrijgen. [eisende partij] heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat zij niet in staat is om de woning voor € 1.350.000 toebedeeld te krijgen. Volgens [eisende partij] heeft (de andere zus) [erfgenaam 2] nog aan de betrokken notaris voorgesteld om [gedaagde partij] en [erfgenaam 1] te compenseren voor het verschil tussen de WOZ-waarde en de marktwaarde van € 1.350.000, maar is daar niets mee gedaan. Daaraan gaat de voorzieningenrechter voorbij, nu uit niets blijkt dat dit voorstel tot een concreet aanbod heeft geleid en [gedaagde partij] dat heeft weersproken.
3.12.
Gezien het voorgaande heeft [gedaagde partij] de woning mogen verkopen en is het niet aannemelijk dat de rechtbank hierover in een eventuele bodemprocedure anders zal denken.
Proceskosten
3.13.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
4.1.
wijst de vorderingen af,
4.2.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.F. Hermans en in het openbaar uitgesproken op 13 december 2024. [1]

Voetnoten

1.type: ID/4198