Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- de dagvaarding met producties 1 t/m 8,
- de akte vermeerdering c.q. wijziging van eis met productie 9,
- de producties 10 t/m 15 van [eisende partij] ,
- de conclusie van antwoord met producties 1 t/m 5.
2.Waar gaat de zaak over?
3.De beoordeling
Toetsingskader
Afwikkelingbewind”namelijk bepaald: “
Dit bewind wordt ingesteld in het belang van alle betrokkenen om te komen tot een goede afwikkeling van de nalatenschap. De bewindvoerder is daarom bevoegd om de nalatenschap naar eigen inzicht te verdelen, mede als vertegenwoordiger van mijn erfgenamen, zonder dat zij hierover in overleg hoeft te treden met mijn erfgenamen en zonder dat zij hun toestemming behoeft.” Anders dan [eisende partij] stelt, geldt op grond van het testament bij verkoop van de woning niet de verplichting om de andere erfgenamen om hun mening te vragen. De bepaling waar [eisende partij] naar verwijst is opgenomen onder het kopje
“Executele”en luidt: “
Voor de verkoop en eigendomsoverdracht van de tot mijn nalatenschap behorende registergoederen adviseer ik de executeur om van minimaal de helft van mijn erfgenamen de schriftelijke goedkeuring (per post of per e-mail) te hebben ontvangen. Voorts verzoek ik de executeur om de erfgenamen steeds te informeren omtrent het verkoop proces en de gedane biedingen. Instemming van de erfgenamen omtrent het verkoop proces en de aanvaarding van de biedingen en dergelijke is uitdrukkelijk niet vereist.” Hieruit blijkt dat de vader [gedaagde partij] slechts adviseert om goedkeuring te vragen voor verkoop van de woning, en dan ook nog eens alleen tijdens de executele. Onder het kopje
“Afwikkelingbewind”is een dergelijke bepaling niet opgenomen. Dit maakt dat [gedaagde partij] exclusief bevoegd is om namens alle erfgenamen de nalatenschap naar eigen inzicht af te wikkelen en de woning dus te verkopen.
“het vaststellen van de waarde ten behoeve van een nalatenschap”.Daaruit kwam een marktwaarde van € 1.350.000 op peildatum 17 april 2024. De door [eisende partij] geboden overnamesom van
“het verkrijgen van (hypothecaire) financiering”. Daaruit kwam een marktwaarde van € 1.225.000 op peildatum 23 augustus 2024. Daarop heeft [eisende partij] € 1.150.750 geboden (€ 1.225.000 - € 74.250 aan begrote directe kosten vanwege achterstallig onderhoud aan de woning). Dit bod lag nog steeds ver onder de door [gedaagde partij] tot uitgangspunt genomen waarde van € 1.350.000. Voor zover [eisende partij] stelt dat [gedaagde partij] (ondanks haar bevoegdheid om de verdeling zelf tot stand te brengen) verplicht was na dat tweede bod met [eisende partij] te onderhandelen over de overnamesom, is dit niet juist.
“De opdracht is naar [makelaar] gegaan. De vraagprijs is 1.425.000,-. Laat onverlet dat de marktprijs blijft staan voor [eisende partij] 1.350.000,-.”Op 24 oktober 2024 heeft zij per WhatsApp aan de erfgenamen gemeld dat er bezichtigingen waren geweest en dat er een serieus bod was gedaan van € 1.510.000. Zij heeft daarna haar aanbod aan [eisende partij] om de woning voor € 1.350.000 (dus voor bijna twee ton minder) over te nemen niet ingetrokken. Een week later heeft zij de koopovereenkomst ondertekend. [eisende partij] heeft dit niet voldoende weersproken, zodat de voorzieningenrechter uitgaat van de juistheid van deze stellingen. Hieruit blijkt dat [eisende partij] voldoende gelegenheid heeft gehad om de woning te verkrijgen. [eisende partij] heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat zij niet in staat is om de woning voor € 1.350.000 toebedeeld te krijgen. Volgens [eisende partij] heeft (de andere zus) [erfgenaam 2] nog aan de betrokken notaris voorgesteld om [gedaagde partij] en [erfgenaam 1] te compenseren voor het verschil tussen de WOZ-waarde en de marktwaarde van € 1.350.000, maar is daar niets mee gedaan. Daaraan gaat de voorzieningenrechter voorbij, nu uit niets blijkt dat dit voorstel tot een concreet aanbod heeft geleid en [gedaagde partij] dat heeft weersproken.