In deze zaak heeft eiseres, woonachtig in België, beroep ingesteld tegen de Dienst Toeslagen omdat zij van mening is dat er niet tijdig is beslist op haar aanvraag voor herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag, ingediend op 12 december 2022. De rechtbank heeft op 18 december 2024 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het beroep gegrond is verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn door verweerder is overschreden. Eiseres heeft verweerder op 31 mei 2024 in gebreke gesteld, waarna zij op 21 juni 2024 beroep heeft ingesteld. De rechtbank heeft bepaald dat verweerder alsnog een besluit moet nemen binnen een termijn van zes weken na verzending van de uitspraak. Tevens is er een dwangsom van € 50,- per dag opgelegd voor elke dag dat verweerder de termijnen overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank heeft de hoogte van de dwangsom vastgesteld op € 1.442,-, omdat er inmiddels 42 dagen zijn verstreken sinds verweerder in gebreke is gebleven. Eiseres heeft ook recht op vergoeding van de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 437,50, en het door haar betaalde griffierecht van € 51,- moet door verweerder worden vergoed. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in beroep te gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.