ECLI:NL:RBMNE:2024:7106

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 december 2024
Publicatiedatum
24 december 2024
Zaaknummer
16.185586-23 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstekvonnis inzake diefstal van elektriciteit en teelt van hennep in Hilversum

Op 24 december 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Lelystad, een verstekvonnis gewezen in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal van elektriciteit en het telen van hennep. De verdachte, geboren in 1980, heeft in de periode van 1 oktober 2021 tot en met 17 februari 2022 in Hilversum een hoeveelheid elektriciteit, toebehorende aan Liander N.V., gestolen door middel van braak en/of verbreking. Daarnaast heeft hij in de periode van 31 december 2020 tot en met 16 december 2021 in een pand in Hilversum 573 hennepplanten geteeld en bewerkt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De verdachte heeft de feiten bekend, maar heeft geen vrijspraak bepleit. De rechtbank heeft de bewijsvoering beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat de verdachte niet kon worden vrijgesproken van de diefstal van elektriciteit en het telen van hennep, maar dat er onvoldoende bewijs was voor medeplegen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, en een taakstraf van 170 uren. De rechtbank heeft rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn van berechting en heeft de taakstraf met 10 uren verminderd. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer en is openbaar gemaakt op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.185586-23 (P)

Vonnis van de meervoudige kamer van 24 december 2024

in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1980 te [geboorteplaats] ,/
wonende aan de [adres 1] , [postcode] [woonplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is bij verstek gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 december 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. F.E. Leeman.

TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
Feit 1
in de periode 1 oktober 2021 tot en met 17 februari 2022 in Hilversum een hoeveelheid elektriciteit/stroom, toebehorende aan Liander N.V., heeft gestolen, waarbij verdachte deze elektriciteit/stroom onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
Feit 2
in de periode 31 december 2020 tot en met 16 december 2021 in Hilversum samen met een of meer anderen of alleen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf in een pand aan de [adres 2] in totaal 573 hennepplanten heeft geteeld en/of bewerkt en/of verwerkt of in ieder geval aanwezig heeft gehad;
Feit 3
in de periode 1 oktober 2021 tot en met 17 februari 2022 in Hilversum een elektriciteitswerk heeft beschadigd en/of de werking van een elektriciteitswerk heeft verstoord en een ten opzichte van dit elektriciteitswerk genomen veiligheidsmaatregel heeft verijdeld, waardoor gevaar voor goederen en stroomvoorziening is ontstaan.

VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

WAARDERING VAN HET BEWIJS

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van medeplegen, maar dat verdachte dit feit alleen heeft begaan.

Het oordeel van de rechtbank

Bewijsmiddelen

Feiten 1, 2 en 3
De feiten 1, 2 en 3 zijn door verdachte begaan. Verdachte heeft deze feiten bekend en hij heeft geen vrijspraak bepleit van deze feiten. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van 9 november 2022, genummerd PL0900-2022045028-35, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , buitengewoon opsporingsambtenaar van politie Midden-Nederland, houdende een verklaring van verbalisant [verbalisant 1]
(pagina’s 8-17);
- een geschrift: een
Aangiftevan 28 februari 2022, genummerd 2022045028, door [aangever] namens Liander N.V. te Duiven, houdende een verklaring van aangever [aangever]
(pagina’s 47-49);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] van 15 maart 2022, genummerd PL0900-2022045028-13, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] voornoemd, houdende een verklaring van getuige [getuige]
(pagina’s 77-79);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor verdachte van 10 mei 2022, genummerd PL0900-2022045028-17, opgemaakt door [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , brigadiers van politie Midden-Nederland, houdende een verklaring van verdachte
(pagina’s 133-137).

Bewijsoverwegingen

Feiten 1, 2 en 3
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of twee feiten.
Feit 2
Medeplegen
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en een of meer anderen bij het telen en bewerken van de in het pand aan de [adres 2] in [plaats] aanwezige hennepplanten. Verdachte heeft verklaard dat hij de hennepplantage alleen heeft opgezet en dat hij het telen en bewerken van de hennepplanten alleen heeft gedaan. De rechtbank is bovendien van oordeel dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten biedt dat verdachte bij het verrichten van deze handelingen met een of meer anderen zou hebben samengewerkt. Van het ten laste gelegde
medeplegenzal daarom worden vrijgesproken.
Uitoefening van een beroep of bedrijf
De rechtbank is voorts van oordeel dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten biedt voor de stelling dat het telen en bewerken van de hennepplanten door verdachte moet worden gezien als te zijn uitgevoerd in het kader van de uitoefening van een beroep of bedrijf. Van dit ten laste gelegde element zal eveneens worden vrijgesproken.

BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 1
in de periode van 1 oktober 2021 tot en met 17 februari 2022 te Hilversum met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit/stroom, te weten 76947 Kwh ter waarde van € 20.513,83, toebehorende aan Liander N.V., waarbij verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
Feit 2
in de periode van 31 december 2020 tot en met 16 december 2021 te Hilversum opzettelijk heeft geteeld en bewerkt in een pand aan de [adres 2] een hoeveelheid van in totaal 573 hennepplanten, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
Feit 3
in de periode van 1 oktober 2021 tot en met 17 februari 2022 te Hilversum opzettelijk een elektriciteitswerk heeft beschadigd en stoornis in de werking van een elektriciteitswerk heeft veroorzaakt en een ten opzichte van een elektriciteitswerk genomen veiligheidsmaatregel heeft verijdeld, terwijl daardoor gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1
Diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Feit 2
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Feit 3
Opzettelijk enig electriciteitswerk beschadigen en stoornis in de werking van zodanig werk veroorzaken en een ten opzichte van zodanig werk genomen veiligheidsmaatregel verijdelen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.

STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

OPLEGGING VAN STRAF

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;
- een taakstraf van 180 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 90 dagen hechtenis.

Het oordeel van de rechtbank

Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzetten en onderhouden van een hennepplantage met 573 hennepplanten. Verdachte heeft deze hennepplanten geteeld en bewerkt met het doel de hennep te verkopen.
Het gebruik van (soft)drugs zoals hennep levert gevaar op voor de gezondheid van de gebruikers ervan. Bovendien gaat de handel in hennep vaak gepaard met verschillende vormen van (ernstige) criminaliteit waarvan anderen overlast ondervinden en waardoor de samenleving schade wordt berokkend. Door het telen van hennep kunnen bovendien gemakkelijk onveilige en brandgevaarlijke situaties ontstaan door de grote hoeveelheid aangebrachte apparatuur in een daarvoor niet geschikte ruimte en door de manipulatie van elektrische installaties. Tot slot hebben ondernemers in de straat van de hennepplantage schade geleden door een grote stroomstoring als gevolg van de door verdachte zelf uitgevoerde manipulatie van de elektrische installatie. Verdachte is bij zijn handelen slechts gericht geweest op eigen gewin, zonder acht te slaan op al deze negatieve gevolgen voor anderen.
De persoon van verdachte
De rechtbank houdt rekening met een op naam van verdachte gesteld uittreksel Justitiële Documentatie (‘strafblad’) van 7 november 2024, waaruit blijkt dat verdachte recentelijk niet is veroordeeld voor (soortgelijke) strafbare feiten.
De op te leggen straf
Bij het bepalen van de straf en de strafmaat houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten en de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan en met de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank houdt voorts rekening met de straffen die in soortgelijke strafzaken door rechters zijn opgelegd en de oriëntatiepunten voor straftoemeting die ontwikkeld zijn door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). In deze oriëntatiepunten wordt, uitgaande van verschillende aantallen hennepplanten, onderscheid gemaakt tussen diverse categorieën voor straftoemeting. Ingeval van een hennepplantage met 573 hennepplanten met als doel de geoogste planten te verkopen, en een verdachte die moet worden aangemerkt als first offender en niet in georganiseerd verband handelt, geldt als oriëntatiepunt voor straftoemeting een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden in combinatie met een onvoorwaardelijke taakstraf van 180 uren.
De rechtbank overweegt dat ter zake de onder 1 en 3 bewezen verklaarde feiten sprake is van eendaadse samenloop als bedoeld in artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht. Nu de bewezen verklaarde gedragingen in de artikelen 311, respectievelijk 161bis van het Wetboek van Strafrecht met eenzelfde hoofdstraf worden bedreigd, zal de rechtbank bij het bepalen van de strafmaat rekening houden met de in deze strafbepalingen genoemde strafbedreiging.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank in beginsel oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden in combinatie met een onvoorwaardelijke taakstraf van 180 uren passend en geboden.
De rechtbank ziet echter aanleiding het volgende te overwegen met betrekking tot het recht op berechting binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
Blijkens vaste jurisprudentie bedraagt de redelijke termijn van berechting een periode van 24 maanden. De termijn waarbinnen de berechting van verdachte heeft plaatsgevonden is aangevangen op 10 mei 2022, de datum waarop verdachte is verhoord en hij de feiten heeft bekend. Vanaf dat moment kon verdachte in redelijkheid verwachten dat het Openbaar Ministerie een strafrechtelijke vervolging tegen hem zou instellen. De termijn eindigt op 24 december 2024, de datum waarop het onderhavige vonnis wordt gewezen. Dit betekent dat de termijn waarbinnen verdachte is berecht in totaal ruim 31 maanden bedraagt en dat de redelijke termijn van berechting met ruim 7 maanden is overschreden.
De rechtbank zal met deze schending rekening houden in die zin dat de op te leggen onvoorwaardelijke taakstraf met 10 uren zal worden verminderd.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaren in combinatie met een onvoorwaardelijke taakstraf van 170 uren passend en geboden is.

TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 55, 57, 161bis en 311 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 3 en 11 van de Opiumwet;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1, 2 en 3 meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 2 (twee) maanden;
- bepaalt dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 170 (honderdzeventig) uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 85 (vijfentachtig) dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.B. Eigeman, voorzitter, mr. H. den Haan en mr. H.C. Piet, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.R. Horst, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 december 2024.
De voorzitter en de oudste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Bijlage: de tenlastelegging

Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat hij:
1
in de periode van 1 oktober 2021 t/m 17 februari 2022 te Hilversum , althans in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit/stroom te weten 76947 Kwh ter waarde van €20.513,83, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Liander N.V., waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijf heeft verschaft en/of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
2
in de periode van 31 december 2020 t/m 16 december 2021 te Hilversum , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad in een pand aan de [adres 2] te [plaats] een hoeveelheid van in totaal ongeveer 573 planten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3
in de periode van 1 oktober 2021 t/m 17 februari 2022 te Hilversum , althans in Nederland, opzettelijk een elektriciteitswerk heeft beschadigd en/of stoornis in de gang of in de werking van een elektriciteitswerk heeft veroorzaakt en een ten opzichte van een elektriciteitswerk genomen veiligheidsmaatregel verijdeld terwijl daardoor gemeen gevaar voor goederen en stroomvoorziening te duchten is.