ECLI:NL:RBMNE:2024:7104

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 december 2024
Publicatiedatum
24 december 2024
Zaaknummer
16.185586-23 (ontneming) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel uit hennepkweek met berekening en beoordeling van de vordering

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 24 december 2024 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen een veroordeelde die betrokken was bij de teelt van hennep. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel beoordeeld. De veroordeelde, geboren in 1980, werd beschuldigd van het telen van hennep in een pand in [plaats]. De officier van justitie had gevorderd dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, dat aanvankelijk werd geschat op € 111.746,46, maar later werd verhoogd naar € 279.366,15. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde in de periode van 31 december 2020 tot en met 16 december 2021 opzettelijk hennep heeft geteeld en bewerkt. De rechtbank heeft de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel gebaseerd op de opbrengsten en kosten van de hennepkwekerij, waarbij rekening is gehouden met de kosten per oogst en de opbrengsten per kweekruimte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde het wederrechtelijk verkregen voordeel volledig moet terugbetalen aan de Staat, en heeft de verplichting opgelegd om een bedrag van € 119.730,18 te voldoen. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de redelijke termijn voor de behandeling van de ontnemingsvordering is overschreden, maar dat dit geen aanleiding gaf om de betalingsverplichting te matigen. De rechtbank heeft de vordering voor het overige afgewezen en de duur van de gijzeling vastgesteld op 1.080 dagen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.185586-23 (ontneming) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer op de vordering van de officier van justitie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel
in de zaak tegen
[veroordeelde],
geboren op [geboortedatum] 1980 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [postcode] [woonplaats] ,
hierna te noemen: [veroordeelde] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is bij verstek gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 december 2024. Op deze terechtzitting is gehoord officier van justitie mr. F.E. Leeman.
De rechtbank heeft kennisgenomen van:
  • de vordering van de officier van justitie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht van 25 november 2024;
  • het vonnis van de meervoudige strafkamer in deze rechtbank van 24 december 2024 met parketnummer 16.185586-23 in de onderliggende strafzaak tegen [veroordeelde] ;
  • het Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij van 1 november 2022 (hierna te noemen: het Rapport);
  • de stukken behorende tot het dossier in de ontnemingszaak met parketnummer 16.185586-23;
- de stukken behorende tot het dossier in de strafzaak met parketnummer 16.185586-23.

2.VORDERING

Bij vordering van 25 november 2024 heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat en aan [veroordeelde] de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van dit voordeel, welk voordeel wordt geschat op een bedrag van € 111.746,46.
Het bedrag van € 111.746,46 betreft een aan [veroordeelde] toe te rekenen gedeelte van 40% van het bedrag aan wederrechtelijk verkregen voordeel uit de exploitatie van een hennepkwekerij aan de [adres 2] in [plaats] van in totaal € 279.366,15. De toerekening van 40% is gebaseerd op het uitgangspunt dat niet alleen [veroordeelde] maar ook anderen betrokken zijn geweest bij de exploitatie van deze hennepkwekerij.
Ter terechtzitting van 10 december 2024 heeft de officier van justitie zich op het (gewijzigde) standpunt gesteld dat geen sprake is geweest van het door [veroordeelde] samen met een of meer anderen exploiteren van de hennepkwekerij, maar dat [veroordeelde] dit alleen heeft gedaan. Om die reden stelt de officier van justitie dat het (totaal)bedrag aan wederrechtelijk verkregen voordeel, in het Rapport berekend op € 279.366,15, geheel aan [veroordeelde] dient te worden toegerekend.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 10 december 2024 de vordering gewijzigd, in die zin dat zij heeft gevorderd dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat en aan [veroordeelde] de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van dit voordeel, welk voordeel thans wordt geschat op een bedrag van € 279.366,15. De officier van justitie heeft tevens gevorderd te bepalen dat [veroordeelde] voor dit bedrag hoofdelijk aansprakelijk zal zijn.

3.BEOORDELING

3.1
De grondslag van de vordering
De meervoudige kamer van deze rechtbank heeft [veroordeelde] bij vonnis van 24 december 2024 veroordeeld. Bij dit arrest is onder meer bewezen verklaard dat [veroordeelde] :
Feit 2
in de periode van 31 december 2020 tot en met 16 december 2021 te [plaats] opzettelijk heeft geteeld en bewerkt in een pand aan de [adres 2] een hoeveelheid van in totaal 573 hennepplanten, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Voornoemd feit is gekwalificeerd als:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Dat [veroordeelde] zich schuldig heeft gemaakt aan deze gedragingen blijkt uit de in het vonnis van 24 december 2024 opgenomen bewezenverklaring (zoals hiervoor weergegeven) en de
daaraan ten grondslag liggende bewijsmiddelen en -overwegingen.
Op grond van de stukken van het voorbereidend onderzoek en hetgeen op de terechtzitting van 10 december 2024 naar voren is gebracht, is voldoende aannemelijk geworden dat [veroordeelde] wederrechtelijk voordeel heeft genoten door middel van en/of uit de baten van voornoemde gedragingen waarvoor hij bij vonnis van 24 december 2024 is veroordeeld.
De grondslag voor de ontnemingsvordering is de veroordeling van [veroordeelde] voor voornoemd strafbaar feit bij vonnis van 24 december 2024. Voor de ontnemingsvordering betekent dit dat bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel kan worden gelet op voordeel afkomstig uit het strafbare feit dat [veroordeelde] heeft begaan (artikel 36e, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht).
3.2
Schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel
De rechtbank zal op grond van het bepaalde in het vijfde lid van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht het bedrag vaststellen waarop het door [veroordeelde] wederrechtelijk verkregen voordeel uit de hennepkwekerij in het pand [adres 2] in [plaats] wordt geschat. Daarbij zal de rechtbank uitgaan van de uit de voorhanden zijnde bewijsmiddelen voortvloeiende – als aannemelijk aan te merken – gegevens en rekening houden met de (standaard)berekeningen en normen, opgenomen in het rapport
Wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij bij binnenteelt onder kunstlichtvan het Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie, update 1 juni 2016.
Berekening van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de in het Rapport opgenomen berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel van € 279.366,15 gevolgd. In deze berekening is uitgegaan van twee afzonderlijke kweekruimtes en is per kweekruimte een berekening gemaakt van de opbrengst en de kosten per oogst. Voorts is in de berekening uitgegaan van vijf (reeds eerder) gerealiseerde oogsten. Aldus is het wederrechtelijk verkregen voordeel als volgt berekend:
Kweekruimte 1
Opbrengst per oogst:
Uitgangspunten:
  • aantal planten: 242;
  • aantal planten per vierkante meter: 13;
  • opbrengst hennep per plant: 29,1 gram;
  • opbrengst hennep per oogst: 7,0422 kilo;
  • opbrengst per kilo: € 4.070,--;
Berekening opbrengst per oogst:
7,0422 kilo x € 4.070,-- € 28.661,75
Kosten per oogst:
  • afschrijvingskosten € 200,00
  • kosten inkoop stekken € 922,02
  • variabele kosten € 938,96
  • energiekosten € 4.102,76
  • kosten knippers € 484,00
  • huisvestingskosten
Totale kosten per oogst
€ 6.647,74 -/-
Wederechtelijk verkregen voordeel per oogst € 22.014,01
Kweekruimte 2
Opbrengst per oogst:
Uitgangspunten:
  • aantal planten: 331;
  • aantal planten per vierkante meter: 16;
  • opbrengst hennep per plant: 27,7 gram;
  • opbrengst hennep per oogst: 9,1687 kilo;
  • opbrengst per kilo: € 4.070,--;
Berekening opbrengst per oogst:
9,1687 kilo x € 4.070,-- € 37.316,61
Kosten per oogst:
  • afschrijvingskosten € 250,00
  • kosten inkoop stekken € 1.261,11
  • variabele kosten € 1.284,28
  • energiekosten € --
  • kosten knippers € 662,00
  • huisvestingskosten
Totale kosten per oogst
€ 3.457,39 -/-
Wederechtelijk verkregen voordeel per oogst € 33.859,22
Kweekruimtes 1 en 2:
Wederrechtelijk verkregen voordeel:
  • per oogst: € 22.014,01 + € 33.859,22 € 55.873,23
  • uit vijf oogsten: 5 x € 55.873,23 € 279.366,15
Berekening van de rechtbank [1]
De rechtbank heeft een schatting gemaakt van het wederrechtelijk verkregen voordeel uit de hennepkwekerij in het pand aan de [adres 2] in [plaats] . De rechtbank heeft daartoe na te noemen berekening gemaakt en het volgende overwogen:
Aantal oogsten
Op 17 februari 2022 werd het pand [adres 2] in [plaats] doorzocht en werd, verdeeld over twee kweekruimtes, een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen. [2] Daarbij werden omstandigheden aangetroffen die duidden op een of meer eerdere oogsten uit de exploitatie van de hennepkwekerij:
- droge resten van hennepplanten op de vloer van beide kweekruimtes; [3]
  • kalkaanslag op het zeil/vijverfolie en aan de onderzijde van de plantenpotten;
  • vervuiling van het filterdoek van de koolstoffilters, welke vervuiling pas na langere tijd optreedt;
  • sterk verkleurd purschuim;
  • een niet doorbroken stoflaag op de kappen van de armaturen van de assimilatielampen;
  • acht droognetten met daarop resten van hennepplanten;
- een canacutter waarin verschillende kleuren hennepresten werden aangetroffen: de henneprestanten van twee oogsten; [6]
- knipschaartjes met henneprestanten. [7]
Uit het door Liander N.V. ingestelde onderzoek is gebleken dat de hennepplantage in ieder geval in werking is geweest in de periode van 1 oktober 2021 tot 17 februari 2022. Dit
betekent dat er in deze periode vermoedelijk sprake is geweest van tenminste één eerdere teelt. [8]
De kweekcyclus van hennepplanten ten behoeve van één oogst bedraagt 10 weken. [9]
Gelet op de hiervoor omschreven omstandigheden acht de rechtbank het aannemelijk dat de hennepkwekerij reeds geruime tijd in werking was en dat op het moment van ontdekking van de kwekerij al meerdere oogsten hadden plaatsgevonden. De rechtbank acht het redelijk om, met name gelet op het feit dat (droge) hennepresten van twee eerdere oogsten zijn aangetroffen, de bevindingen uit het onderzoek van Liander en voornoemde duur van een kweekcyclus, uit te gaan van twee eerder gerealiseerde oogsten. Het dossier biedt geen aanknopingspunten om uit te gaan van meer dan twee eerdere oogsten.
Toerekening aan [veroordeelde]
De grondslag voor de ontnemingsvordering is de veroordeling van [veroordeelde] bij vonnis van deze rechtbank van 24 december 2024 ter zake het onder 2 bewezen verklaarde feit zoals hiervoor omschreven.
De rechtbank heeft in het vonnis van 24 december 2024 overwogen dat ‘
niet wettig en overtuigend is bewezen dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [veroordeelde] en een of meer anderen bij het telen en bewerken van de in het pand aan de [adres 2] in [plaats] aanwezige hennepplanten.’ Bewezen is verklaard dat [veroordeelde] het telen en bewerken van de hennepplanten
alleenheeft gedaan. Van het ten laste gelegde
medeplegenis daarom vrijgesproken.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het te berekenen wederrechtelijk verkregen voordeel uit de hennepkwekerij geheel aan [veroordeelde] dient te worden toegerekend.
Opbrengsten uit de hennepkwekerij
Aantal planten per oogst en aantal grammen hennep per plant
De hennepkwekerij bestond uit twee kweekruimtes. In de kweekruimtes werd aangetroffen:
- kweekruimte 1: 242 hennepplanten op een oppervlakte van 19,39 vierkante meter. Dat zijn per vierkante meter: 12 planten; [10]
- kweekruimte 2: 331 hennepplanten op een oppervlakte van 20,75 vierkante meter. [11] Dat zijn per vierkante meter: 16 planten.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank in haar berekening uitgegaan van :
  • kweekruimte 1: een opbrengst van 29,6 gram hennep per plant;
  • kweekruimte 2: een opbrengst van 27,7 gram hennep per plant.
Opbrengst in euro’s per kilogram hennep
De (verkoop)opbrengst van hennep in euro’s bedraagt € 4.070,00 per kilogram. [13]
Berekening opbrengst hennepkwekerij
Gelet op het voorgaande kan de opbrengst uit de hennepkwekerij als volgt worden berekend:
Kweekruimte 1
Uitgangspunten:
  • aantal planten: 242;
  • opbrengst hennep per plant: 29,6 gram;
  • opbrengst hennep per oogst: 7,1632 kilo;
  • opbrengst per kilo: 4.070 euro;
Berekening opbrengst per oogst:
7,1632 kilo x € 4.070,00 € 29.154,22
Kweekruimte 2
Uitgangspunten:
  • aantal planten: 331;
  • opbrengst hennep per plant: 27,7 gram;
  • opbrengst hennep per oogst: 9,1687 kilo;
  • opbrengst per kilo: € 4.070,00;
Berekening opbrengst per oogst:
9,1687 kilo x € 4.070,00 € 37.316,61
Kweekruimtes 1 en 2
Berekening opbrengst:
  • per oogst: € 29.154,22 + € 37.316,61 € 66.470,83
  • uit twee oogsten: 2 x € 66.470,83 € 132.941,66
Kosten van de hennepkwekerij
Variabele kosten
Uitgaande van het BOOM-rapport houdt de rechtbank bij het berekenen van de variabele kosten rekening met afschrijvingskosten van investeringen, inkoopkosten van stekken en overige variabele kosten per plant (kweekmedium, water en voedingsstof). [14]
De afschrijvingskosten van investeringen zijn afhankelijk van het aantal planten per oogst en bedragen bij een aantal van 242 planten € 200,-- per oogst (kweekruimte 1) en bij een aantal van 331 planten € 250,-- per oogst (kweekruimte 2). [15]
[veroordeelde] heeft verklaard dat hij de hennepstekken heeft gekocht voor een bedrag van € 2,50 per stek. [16] De rechtbank zal daarom van deze inkoopprijs uitgaan.
De overige variabele kosten bedragen € 3,88 per plant. [17]
Elektriciteitskosten
Anders dan de officier van justitie houdt de rechtbank geen rekening met elektriciteitskosten. Dergelijke kosten worden slechts in aanmerking genomen, indien aannemelijk is dat deze kosten daadwerkelijk zijn betaald.
Uit de
Aangiftevan Liander N.V. van 22 februari 2022 blijkt dat de elektriciteit voor de hennepkwekerij illegaal werd afgenomen. De zegels van de hoofdaansluitkast waren verbroken en er was een illegale elektriciteitsaansluiting gemaakt die buiten de elektriciteitsmeter om naar de hennepplantage liep en deze voorzag van elektriciteit. Door deze manipulatie werd de afgenomen elektriciteit ten behoeve van de hennepplantage niet via de elektriciteitsmeter geregistreerd. [18]
Voor de illegaal afgenomen elektriciteit werd niet betaald. Nu uit het dossier niet volgt dat [veroordeelde] de elektriciteitskosten nadien alsnog heeft betaald, blijven deze kosten buiten beschouwing.
Kosten knippers
De kosten voor knippers worden alleen in mindering gebracht indien aannemelijk is dat niet
zelf of door middel van een knipmachine is geknipt en aannemelijk is dat deze kosten ook
daadwerkelijk zijn betaald. [19]
[veroordeelde] heeft verklaard dat hij de verzorging van de hennepplanten alleen heeft gedaan. [20]
Het dossier biedt geen aanknopingspunten dat bij het telen en bewerken van de hennepplanten knippers betrokken zijn geweest. Bij vonnis van 24 december 2024 heeft de rechtbank overwogen dat ‘
niet wettig en overtuigend is bewezen dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [veroordeelde] en een of meer anderen bij het telen en bewerken van de hennepplanten.’ Bewezen is verklaard dat [veroordeelde] het telen en bewerken van de hennepplanten
alleenheeft gedaan.
Gelet op het voorgaande zal geen rekening worden gehouden met de kosten van knippers.
Huisvestingskosten
[veroordeelde] heeft verklaard dat hij € 1.000,-- per maand heeft betaald aan huur voor het pand aan de [adres 2] in [plaats] . [21]
Uitgaande van 2 oogsten en een kweekcyclus per oogst van 10 weken houdt de rechtbank rekening met voornoemd huurbedrag gedurende een periode van 5 maanden. De huisvestingskosten kunnen aldus worden berekend op een bedrag van € 2.500,-- per oogst.
Berekening kosten hennepkwekerij
Gelet op het voorgaande kunnen de kosten van de hennepkwekerij als volgt worden berekend:
Kosten per oogst:
- afschrijvingskosten
  • kweekruimte 1 € 200,00
  • kweekruimte 2 € 250,00
  • kosten inkoop stekken: 573 x € 2,50 € 1.432,50
  • overige variabele kosten: 573 x € 3,88 € 2.223,24
  • energiekosten --
  • kosten knippers --
  • huisvestingskosten
Totale kosten per oogst € 6.605,74
Totale kosten twee oogsten
2 x € 6.605,74 € 13.211,48
Berekening wederrechtelijk verkregen voordeel
Gelet op het voorgaande berekent de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel uit de kwekerij in het pand aan de [adres 2] in [plaats] als volgt:
Opbrengst hennepkwekerij € 132.941,66
Kosten hennepkwekerij
€ 13.211,48 -/-
Totaal wederrechtelijk verkregen voordeel
€ 119.730,18
3.3
Redelijke termijn
De rechtbank ziet ambtshalve aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen met betrekking tot het recht op een beslissing op de ontnemingsvordering binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
Als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling van de ontnemingsprocedure dient te worden afgerond met een eindvonnis binnen een periode van twee jaren nadat de op redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen. Deze waarborg strekt er onder meer toe te voorkomen dat betrokkene ( [veroordeelde] ) langer dan redelijk is onder de dreiging van een ontnemingsvordering zou moeten leven.
Voor het bepalen van de aanvang van de termijn is beslissend het moment waarop vanwege de Nederlandse Staat jegens betrokkene een handeling is verricht waaraan hij in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel aanhangig zal worden gemaakt. Dergelijke omstandigheden kunnen onder meer zijn gelegen in de aankondiging van de ontnemingsvordering door de officier van justitie of de betekening van die vordering, in de aanhouding of het verhoor van betrokkene of in het op de hoogte raken door betrokkene van een strafrechtelijk financieel onderzoek. Het einde van de termijn wordt bepaald door de datum van het wijzen van vonnis.
Voornoemde termijn is aangevangen op 10 mei 2022, de datum waarop [veroordeelde] is verhoord en hij het exploiteren van de hennepkwekerij heeft bekend. Vanaf dat moment kon [veroordeelde] in redelijkheid verwachten dat tegen hem een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel aanhangig zou worden gemaakt. De termijn eindigt op 24 december 2024, de datum waarop het onderhavige vonnis wordt gewezen. Dit betekent dat de op redelijkheid te beoordelen termijn waarbinnen de behandeling van de ontnemingsvordering heeft plaatsgevonden in totaal ruim 31 maanden bedraagt en dat deze termijn met ruim 7 maanden is overschreden.
Nu in de onderliggende strafzaak reeds rekening is gehouden met het overschrijden van de redelijke termijn van berechting, volstaat de rechtbank in deze ontnemingsprocedure met de constatering dat sprake is van overschrijding van de redelijke termijn voor de behandeling van de ontnemingsprocedure. Derhalve bestaat geen grond de aan [veroordeelde] op te leggen betalingsverplichting te matigen wegens overschrijding van deze termijn.
3.4
Op te leggen betalingsverplichting
De rechtbank zal aan [veroordeelde] de verplichting opleggen om ter zake van ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel aan de Staat een bedrag te voldoen van € 119.730,18.
De vordering zal voor het overige worden afgewezen.
3.5
Hoofdelijkheid
Gelet op het vonnis in de onderliggende strafzaak van 24 december 2024 waarin is gemotiveerd en bewezen verklaard dat [veroordeelde] het telen en bewerken van de hennepplanten
alleenheeft gedaan en is vrijgesproken van
medeplegen, bestaat geen aanleiding te bepalen dat [veroordeelde] voor de op te leggen betalingsverplichting hoofdelijk aansprakelijk zal zijn. De vordering daartoe zal worden afgewezen.
3.6
Gijzeling
Overeenkomstig het bepaalde in artikel 36e, elfde lid, van het Wetboek van Strafrecht zal de rechtbank bij het opleggen van de maatregel de duur van de gijzeling bepalen die met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering ten hoogste kan worden gevorderd.

4.TOEGEPAST WETSARTIKEL

De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

5.BESLISSING

De rechtbank:
- stelt het bedrag waarop het door de [veroordeelde] wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op
€ 119.730,18(honderdnegentienduizend zevenhonderddertig euro en achttien cent);
- legt [veroordeelde] de verplichting op tot betaling van € 119.730,18 aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel;
- bepaalt de duur van de gijzeling die met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering ten hoogste kan worden gevorderd op 1.080 dagen;
- wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.B. Eigeman, voorzitter, mr. H. den Haan en mr. H.C. Piet, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.R. Horst, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 december 2024.
De voorzitter en de oudste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna bewijsmiddelen worden benoemd, wordt daarbij in de voetnoten verwezen naar pagina’s van door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren op ambtseed of ambtsbelofte in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal relaas van 28 februari 2023, nummer PL0900-2022300868, opgemaakt door politie Midden-Nederland, of bij die processen-verbaal als bijlagen gevoegde geschriften. Het proces-verbaal van 28 februari 2023 is doorgenummerd 1 tot en met 5 en de bij dit proces-verbaal gevoegde bijlagen zijn doorgenummerd 6 tot en met 302 (telkens: nummering op de pagina’s).
2.Pagina’s 9-10
3.Pagina 14
4.Pagina’s 14 en 208
5.Pagina 14
6.Pagina 208
7.Pagina 209
8.Pagina 48
9.Pagina 276
10.Pagina 10
11.Pagina 11
12.Pagina 276
13.Pagina 276
14.Pagina 277
15.Pagina 277
16.Pagina 136
17.Pagina 277
18.Pagina 48
19.Pagina 277
20.Pagina 135
21.Pagina 134