ECLI:NL:RBMNE:2024:7100

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 december 2024
Publicatiedatum
24 december 2024
Zaaknummer
24/5036
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens ontbrekende handtekening van de gemachtigde

In deze zaak heeft eiseres, woonachtig in België, op 26 juli 2024 een beroepschrift ingediend tegen de Dienst Toeslagen. Dit beroep was gericht tegen het uitblijven van een beslissing op haar aanvraag van 16 juli 2021 voor herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag. De rechtbank heeft op 14 augustus 2024 een verweerschrift ontvangen van de Dienst Toeslagen.

De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat het beroepschrift niet persoonlijk was ondertekend door de gemachtigde van eiseres, mr. N. Köse-Albayrak. Volgens artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is ondertekening van het beroepschrift vereist. De rechtbank heeft eiseres de kans gegeven om dit gebrek te herstellen, maar ondanks herhaalde verzoeken is het beroepschrift niet correct ondertekend.

Eiseres heeft meerdere keren de mogelijkheid gekregen om het beroepschrift persoonlijk te ondertekenen, maar dit is niet gebeurd. De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk is op grond van artikel 6:6 van de Awb, omdat niet voldaan is aan de vereisten voor ondertekening. De rechtbank heeft geen proceskostenvergoeding toegewezen. De uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn en is openbaar uitgesproken op 9 december 2024.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/5036

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 december 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] (België), eiseres,

(gemachtigde: mr. N. Köse-Albayrak),
en

Dienst Toeslagen, verweerder,

(gemachtigde: mr. [gemachtigde] ).

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres op 26 juli 2024 heeft ingesteld, omdat verweerder volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar aanvraag van 16 juli 2021 om herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag.
Op 14 augustus 2024 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Eiseres heeft namelijk het beroepschrift niet persoonlijk ondertekend, waardoor de rechtbank de zaak niet inhoudelijk zal behandelen. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Iemand die in beroep gaat moet het beroepschrift ondertekenen. Dit staat in artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Als dat niet gebeurt, kan de rechtbank – nadat de mogelijkheid is geboden dit gebrek te herstellen en waarbij is aangegeven dat een niet-ontvankelijk verklaring van het beroep dreigt - het beroep op grond van artikel 6:6 van de Awb niet-ontvankelijk verklaren.
3. De gemachtigde van eiseres heeft bij brief van 26 juli 2024 een beroepschrift ingediend. Deze is niet door de gemachtigde van eiseres, mr. N. Köse-Albayrak, ondertekend, maar “i.o” door [A] . Mevrouw [A] is een juriste die werkzaam is op het advocatenkantoor van de gemachtigde van eiseres. Nu de handtekening van de gemachtigde in het beroepschrift van 26 juli 2024 ontbreekt, is naar het oordeel van de rechtbank niet voldaan aan het vereiste van ondertekening van het beroepschrift zoals is opgenomen in artikel 6:5, eerste lid, van de Awb.
4. De rechtbank heeft, gelet op het vereiste van artikel 6:6 van de Awb, aan eiseres de mogelijkheid geboden om dit gebrek te herstellen. De rechtbank heeft eiseres bij brief van 29 juli 2024 verzocht om binnen twee weken het beroepschrift persoonlijk te ondertekenen. In deze brief is aan eiser medegedeeld dat het beroep niet-ontvankelijk verklaard kan worden, indien niet aan het verzoek wordt voldaan. Uit de brief van eiseres van 7 augustus 2024 volgt dat zij voorgaand verzoek van de rechtbank heeft ontvangen. Bij deze e-mail verzoekt eiseres om uitstel van vier weken te verlenen voor het persoonlijk ondertekenen van het beroepschrift, omdat de gemachtigde wegens de vakantieperiode afwezig is. Dit leidt ertoe dat zij niet in staat is om het beroepschrift persoonlijk te ondertekenen.
5. De rechtbank heeft – ook na het uitstel van vier weken – geen door de gemachtigde ondertekend beroepschrift ontvangen. Daarom heeft de rechtbank aan eiseres bij brief van 12 november 2024 een herhaald verzoek verzonden. In dit herhaald verzoek heeft de rechtbank verzocht om binnen twee weken het beroepschrift persoonlijk te ondertekenen. Ook hierin is opgemerkt dat het beroep niet-ontvankelijk verklaard kan worden, indien niet aan het verzoek wordt voldaan. Uit de e-mail van eiseres van 20 november 2024 volgt dat zij voorgaand herhaald verzoek van de rechtbank heeft ontvangen. Bij deze e-mail zendt eiseres opnieuw het beroepschrift, waarbij staat opgemerkt dat deze persoonlijk ondertekend is. Echter, dit beroepschrift is wederom ondertekend door mevrouw [A] . Het beroepschrift is daarom – ondanks de herhaalde verzoeken van de rechtbank – niet persoonlijk ondertekend door de gemachtigde van eiseres.
6. Het voorgaande leidt ertoe dat eiseres meermaals de mogelijkheid heeft gehad om het beroepschrift persoonlijk ondertekend aan de rechtbank toe te zenden. Nu dit niet, althans niet volgens de voorwaarden zoals gesteld in artikel 6:5 van de Awb, is gedaan en dit gebrek tevens niet is hersteld in de door de rechtbank geboden herstelmogelijkheden, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk op grond van artikel 6:6 van de Awb.
7. Van een vergoeding van de proceskosten is geen sprake.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, rechter, in aanwezigheid van
A.C. van de Biesebos, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 december 2024.
De griffier is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.