Overwegingen
1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is.Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
Beroep niet tijdig beslissen en procesbelang
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Wel moet de betrokkene dan eerst een ‘ingebrekestelling’ aan het bestuursorgaan sturen. Dat wil zeggen dat de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar. Dit staat (onder andere) in de artikelen 6:2, 6:12 en 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3. Eiser heeft op 5 december 2022 bezwaar ingesteld tegen het besluit van verweerder van 8 november 2022. Het besluit betrof een verkeersbesluit over het plaatsen van het bord E4 om twee specifieke parkeerplaatsen aan te wijzen ten behoeve van het opladen van elektrische voertuigen. Verweerder heeft de ontvangst van het bezwaarschrift bevestigd op 20 december 2024.
4. Bij brief van 20 maart 2023, ontvangen door verweerder op 21 maart 2023, is verweerder door eiser in gebreke gesteld. De rechtbank stelt verder vast dat sinds de ingebrekestelling meer dan twee weken zijn verstreken. Eiser heeft op 25 mei 2023 een beroep niet tijdig beslissen ingesteld wegens het niet tijdig nemen van een besluit op zijn bezwaar.
5. Verweerder heeft per e-mail van 5 april 2023 aan eiser medegedeeld dat is verzuimd de formele beslistermijn op te schorten. Ook deelt verweerder mede dat het de bedoeling is dat het verkeersbesluit op 7 april 2023 wordt ingetrokken. Bij brief van 13 april 2023 heeft verweerder aan eiser laten weten dat het verkeersbesluit op 7 april 2023 is ingetrokken. Verweerder komt ten aanzien van de bestuurlijke dwangsom tot de conclusie dat er gedurende drie dagen een dwangsom is verbeurd, en dat hij daarom € 69,- verschuldigd is. De intrekking is gepubliceerd in het Gemeenteblad via de daartoe aangewezen website.
6. De rechtbank stelt vast dat verweerder met de intrekking van het besluit op 7 april 2023 volledig tegemoet is gekomen aan het bezwaar van eiser. Verweerder heeft dit besluit echter niet op de juiste wijze vastgelegd (in een beslissing op bezwaar) en ook is dit besluit niet op de juiste wijze bekendgemaakt, namelijk zoals de Algemene wet bestuursrecht dat voorschrijft. Ook de vaststelling van de verschuldigde bestuurlijke dwangsom is niet een formeel besluit vastgelegd. Omdat eiser aan de rechtbank heeft gevraagd de bestuurlijke dwangsom te bepalen is de rechtbank van oordeel dat verweerder alleen de beslissing op het bezwaar nog vast moet leggen in een formeel besluit. Eiser heeft dus gelijk. Het beroep is kennelijk gegrond.
7. Omdat verweerder nog geen (nieuw) besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Verweerder moet daarom binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak een beslissing nemen op het bezwaarschrift, op de manier zoals de Awb dat voorschrijft.
8. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
9. Eiseres heeft verzocht om de dwangsom vast te stellen. Als een bestuursorgaan een besluit niet op tijd neemt, moet het bestuursorgaan een dwangsom betalen voor elke dag dat het te laat is, voor maximaal 42 dagen. De dwangsom bedraagt de eerste veertien dagen € 23,- per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 35,- per dag en de overige dagen € 45,- per dag. Het bestuursorgaan stelt de dwangsom vast binnen twee weken na de laatste dag waarover de dwangsom betaald moet worden.
10.
Bij brief van 13 april 2023 heeft verweerder ten aanzien van de bestuurlijke dwangsom bepaald dat deze wordt toegekend voor een bedrag ter hoogte van € 69,- (berekend op drie dagen overschrijding van de termijn). Eiser is het daar niet mee eens en geeft aan dat de dwangsom volledig is vollopen nu nog steeds geen beslissing op zijn bezwaar is genomen.
11. De rechtbank oordeelt als volgt. De eerste dag waarover de dwangsom verschuldigd is, is 5 april 2023. Verweerder heeft met de e-mail van 5 april 2023 aan eiser kenbaar gemaakt dat het verkeersbesluit wordt ingetrokken. Daarbij heeft verweerder kenbaar gemaakt dat het intrekkingsbesluit op 7 april 2023 gepubliceerd zal worden. Eiser is van mening dat de intrekking niet als een beslissing op bezwaar gezien kan worden, omdat bij de bekendmaking van de intrekking in het gemeenteblad niet gericht is ingegaan op zijn specifieke bezwaargronden. De rechtbank vindt dat verweerder als gevolg van deze handelswijze – en door het feit dat eiser op 7 november 2023 toegang kon krijgen tot het intrekkingsbesluit – de hoogte van de dwangsom correct heeft vastgesteld. Weliswaar heeft verweerder geen formele beslissing op het bezwaar van eiser (bekend) gemaakt, wel is als gevolg van de informele beslissing gehoor gegeven aan het bezwaar van eiser tegen de komst van twee parkeerplaatsen bestemd voor het opladen van elektrische voertuigen én is eiser hierover geïnformeerd. De rechtbank vindt het hierom onevenredig de dwangsom als volledig volgelopen vast te stellen en verandert de hoogte van de dwangsom dan ook niet. De rechtbank stelt op grond van artikel 8:55c van de Awb de hoogte van de dwangsom vast op
€ 69,-, omdat verweerder drie dagen te laat heeft gereageerd.
Proceskosten en griffierecht
12. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 1 punt op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 875,-), bij een wegingsfactor 0,5. Toegekend wordt € 437,50.
13. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoeden.