ECLI:NL:RBMNE:2024:7093

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 mei 2024
Publicatiedatum
23 december 2024
Zaaknummer
23/2200
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van eiseres in het kader van de Wet WIA

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Midden-Nederland het beroep van eiseres tegen de vaststelling van haar mate van arbeidsongeschiktheid door het Uwv. Eiseres, werkzaam als verzorgende, is sinds 1 februari 2019 arbeidsongeschikt en ontving een WIA-uitkering. Het Uwv heeft haar arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 42,02%, maar na bezwaar is dit percentage verlaagd naar 30,14%, wat leidde tot beëindiging van haar uitkering. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij aanvoert dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is uitgevoerd en dat de geduide functies niet passen bij haar belastbaarheid. De rechtbank oordeelt dat het Uwv de medische beoordeling heeft hersteld met een nieuw besluit, waarin eiseres alsnog een WIA-uitkering is toegekend. De rechtbank verklaart het beroep tegen het eerste besluit niet-ontvankelijk en het beroep tegen het tweede besluit ongegrond. Tevens wordt het Uwv veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 2.187,50. De uitspraak is gedaan op 22 mei 2024.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/2200

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 mei 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. D.D. Pietersz),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(het Uwv), verweerder
(gemachtigde: S.N. Westmaas-Kanhai).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de hoogte van haar mate van arbeidsongeschiktheid in het kader van haar uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
1.1.
Eiseres werkte als verzorgende voor gemiddeld 15,86 uren per week. Op 1 februari 2019 is zij uitgevallen. Per 21 mei 2021 (na afloop van de wachttijd en haar zwangerschapsverlof) heeft het Uwv eiseres tot en met 5 juli 2022 een WIA-uitkering toegekend in de vorm van een loongerelateerde WGA-uitkering, gebaseerd op een mate van arbeidsongeschiktheid van 42,02% .
1.2.
Met het besluit van 22 april 2022 (het primaire besluit) heeft het Uwv bepaald dat eiseres vanaf 6 juli 2022 in aanmerking komt voor een WIA-uitkering in de vorm van een WGA-loonaanvullingsuitkering.
1.3.
De (ex-)werkgever van eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. In de bezwaarfase is medisch en arbeidskundig onderzoek verricht. Op basis van de onderzoeken is eiseres voor 30,14% arbeidsongeschikt geacht. Eiseres had hierdoor geen recht meer op een WIA-uitkering. Met het besluit van 6 april 2023 (het bestreden besluit I) is het bezwaar gegrond verklaard. De WGA-loonaanvullingsuitkering is per 9 maart 2024 beëindigd, rekening houdende met een uitlooptermijn van één jaar.
1.4.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit I beroep ingesteld.
1.5.
Het Uwv heeft eiseres tijdens de beroepsprocedure opgeroepen voor een spreekuur van de verzekeringsarts bezwaar en beroep op 13 september 2023, omdat eiseres nog niet eerder op een spreekuur van een geregistreerd verzekeringsarts was gezien en dat volgens het Uwv in dit geval wel nodig was. De verzekeringsarts bezwaar en beroep vindt dat eiseres meer beperkingen heeft en heeft een gewijzigde functionele mogelijkheden lijst (FML) opgesteld. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiseres per 6 juli 2022 vastgesteld op 44,26%. Met het besluit van 20 september 2023 (het bestreden besluit II) heeft het Uwv het bestreden besluit I gewijzigd. Dat laatste besluit is op grond van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) onderdeel van de procedure. Het gevolg van het laatste besluit is dat het primaire besluit van 22 april 2022, onder aanvulling van de motivering, wordt bevestigd. Dit betekent dat de WIA-uitkering van eiseres niet zal worden beëindigd en dat zij per 6 juli 2022 recht heeft op een WGA-loonaanvullings-uitkering.
1.6.
Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit II en handhaaft haar beroep. Zij heeft op 11 oktober 2023 een aanvullend beroepschrift ingediend. Het Uwv heeft met de brief van 23 oktober 2023 gereageerd op het beroepschrift van 11 oktober 2023 en een nadere reactie van zijn arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 23 oktober 2023 overgelegd.
1.7.
De rechtbank heeft het beroep op 10 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het Uwv.

Geschil

2. Eiseres is het niet eens met de vaststelling van haar mate van arbeidsongeschiktheid door het Uwv. In dat kader heeft eiseres aangevoerd dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is verricht en dat onvoldoende rekening is gehouden met haar klachten. Zij vindt de geselecteerde voorbeeldfuncties niet passend. De rechtbank moet beoordelen of het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres juist heeft vastgesteld op 44,26%. Daarbij gaat het om de medische toestand van eiseres op 6 juli 2022 (de datum in geding).

Het beoordelingskader

3. Bij haar beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het Uwv besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op medische rapporten van verzekeringsartsen. Die rapporten moeten dan wel:
 op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen;
 geen tegenstrijdigheden bevatten, en;
 voldoende begrijpelijk zijn.
De rapporten en besluiten zijn in beroep aanvechtbaar. Daarvoor moet eiseres aanvoeren (en zo nodig aannemelijk maken) dat de rapporten niet aan de genoemde drie voorwaarden voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is. Niet-medisch geschoolden kunnen aannemelijk maken dat niet aan de voorwaarden wordt voldaan. Om voldoende aannemelijk te maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in beginsel informatie van een arts of medisch behandelaar noodzakelijk. Dit betekent dat hoe eiseres zich zelf voelt zónder dat daar een medische onderbouwing voor is, niet genoeg is om bij de rechtbank gelijk te krijgen.

Beoordeling door de rechtbank

Zorgvuldigheid van het medisch onderzoek
4. Eiseres heeft aangevoerd dat het medisch onderzoek niet zorgvuldig is verricht, omdat in de primaire fase geen medisch onderzoek heeft plaatsgevonden en in de bezwaarfase heeft alleen een telefonisch spreekuur met een arts plaatsgevonden. Volgens eiseres had op enig moment een fysiek spreekuur met een geregistreerde verzekeringsarts moeten plaatsvinden.
5. In de beroepsfase is eiseres op 13 september 2023 door de verzekeringsarts bezwaar en beroep gezien op een fysiek spreekuur. Op de zitting is besproken dat het Uwv deze gang van zaken ziet als een gebrek, namelijk een aanvankelijk onzorgvuldig medisch onderzoek dat ten grondslag lag aan het bestreden besluit I. Met partijen oordeelt de rechtbank dat het Uwv het geconstateerde gebrek met het bestreden besluit II heeft hersteld. Het bestreden besluit II is in de plaats gekomen van het bestreden besluit I. Eiseres heeft geen procesbelang meer bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep tegen bestreden besluit I. Daarom zal de rechtbank het beroep voor zover gericht tegen bestreden besluit I niet-ontvankelijk verklaren.
6. Op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Awb heeft het beroep van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit. De rechtbank zal vervolgens bestreden besluit II beoordelen aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.

Is de medische beoordeling juist?

7. Eiseres vindt dat de medische beoordeling inhoudelijk niet juist is en vindt dat zij meer beperkt is dan de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft aangenomen. Eiseres meent dat zij verdergaand beperkt is ten aanzien van de volgende rubrieken in de functionele mogelijkhedenlijst (FML) en dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep deze items ten onrechte onvermeld heeft gelaten:
3. Fysieke omgevingseisen: tocht en trillingsbelasting;
4. Dynamische handelingen: werken met toetsenbord en/of muis, reiken en duwen en trekken;
5. Statische houdingen: zitten tijdens het werk en boven schouderhoogte actief zijn.
8. Op de zitting heeft eiseres haar beroepsgronden gericht tegen de items temperatuur uit rubriek 3 Fysieke omgevingseisen en afwisseling houding uit rubriek 5 Statische houdingen ingetrokken.
9. De rechtbank overweegt dat eiseres geen medische onderbouwing heeft overgelegd waaruit volgt dat zij ten aanzien van de voornoemde items verdergaand beperkt is. De rechtbank heeft hierdoor geen aanknopingspunten om aan de juistheid van de conclusie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep te twijfelen. De beroepsgrond slaagt niet.
10. Eiseres meent dat zij niet twintig uur per week kan werken. Zij is vanwege energetische klachten voor haar werk uitgevallen. Ook het aantal arbeidsuren van 12 uur per week ligt boven haar feitelijke arbeidsmogelijkheden. Zij heeft zich gedeeltelijk ziek moeten melden en zich noodzakelijkerwijs toegenomen arbeidsongeschikt gemeld. De verminderde energetische belastbaarheid kan volgens eiseres volledig worden toegeschreven aan haar ziekte en niet, zoals de verzekeringsarts bezwaar en beroep meent, aan haar psychosociale omstandigheden. Een arbeidsurenomvang van 8 uur is voor haar het maximaal haalbare, ongeacht het feit dat zij alleenstaand moeder is en ongeacht de aard van de arbeid.
11. De rechtbank overweegt dat volgens de verzekeringsgeneeskundige standaard ‘Duurbelasting in Arbeid’ een urenbeperking pas aan de orde is bij een stoornis in de energiehuishouding, op preventieve gronden of bij verminderde beschikbaarheid. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in haar rapport van 15 september 2023 aangegeven dat rekening is gehouden met het belang van een intact bioritme doordat in de FML is aangegeven dat zij niet in de nacht kan werken. Ook is rekening gehouden met een licht verminderde energetische belastbaarheid doordat eiseres niet meer dan 5 uur per dag en 20 uur per week arbeid kan verrichten. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is deze urenbeperking goed passend voor eiseres. Eiseres heeft geen medische stukken overgelegd waaruit volgt dat de medische beoordeling van de verzekeringsarts bezwaar en beroep ten aanzien van de urenbeperking onjuist is. De rechtbank kan de toelichting van de verzekeringsarts bezwaar en beroep volgen en ziet geen aanleiding voor het oordeel dat voor eiseres een verdergaande urenbeperking aangenomen dient te worden. De beroepsgrond slaagt niet.
Is de arbeidskundige beoordeling juist?
12. Eiseres voert aan dat alle geduide voorbeeldfuncties ongeschikt zijn, omdat de functies een arbeidsurenomvang hebben die boven de daadwerkelijk bij eiseres aanwezige belastbaarheid in arbeid in uren per week liggen. Volgens eiseres is de functie van productiemedewerker industrie niet geschikt voor haar vanwege het niet kunnen onderbreken van dit werk en zij dit wel moet kunnen vanwege haar pijn en energetische beperkingen. Ook moet zij in deze functie veel reiken en lang zitten. Hierdoor krijgt zij schouder- en rugklachten. Ook komen bij deze functie soldeerdampen vrij. Een omgeving van een fabriekshal waarin zijn wordt omgeven door soldeerdampen is niet bevorderlijk voor de gezondheid van eiseres. Zij mag ook niet werken in een omgeving waar de luchtvochtigheid boven de 40% is. Ook is de functie van administratief ondersteunend medewerker niet geschikt omdat zij hierbij veelvuldig moet zitten.
13. Tegen de geduide functies voert eiseres medische redenen aan waarom zij die functies niet kan uitoefenen. Omdat de rechtbank de medische beoordeling juist oordeelt, bestaat er geen aanleiding om te twijfelen aan de geschiktheid van de functies van productiemedewerker industrie, administratief ondersteunend medewerker en telefonisch verkoper. Daarbij neemt de rechtbank in overweging dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep bij de signaleringen van het Resultaat functiebeoordeling gemotiveerd heeft toegelicht waarom de belastbaarheid van eiseres niet wordt overschreden.
14. De arbeidskundige bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 23 oktober 2023 aangegeven dat in de FML van 15 september 2023 eiseres beperkt is ten aanzien van het werken in een stoffige omgeving. Als toelichting is hierbij vermeld: ‘‘niet erg stoffige omgeving, tenzij zij een bril ter bescherming kan dragen’’. Rook, gas en damp zoals soldeerdamp zijn niet als beperking vermeld. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft ook aangegeven dat de werkzaamheden waarbij printplaten gemaakt worden juist plaatsvinden in een stofvrije omgeving om eventuele verontreiniging op de printplaat te voorkomen.
14. De arbeidskundige bezwaar en beroep heeft ook toegelicht dat het aannemelijk is dat de luchtvochtigheid zich op minstens 40% zal bevinden als het gaat om de functie van productiemedewerker industrie. Bij de productie van elektronische apparatuur, geheugenchips en printplaten zijn elektrostatische ontladingen (ESD) de oorzaak van veel productie- en kwaliteitsverlies. De juiste luchtvochtigheid (40-60%) is van essentieel belang voor het minimaliseren van deze door ESD veroorzaakte schade. Een producent zal hier dan ook rekening mee (willen) houden. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep wijst er ook op dat volgens het KNMI de luchtvochtigheid meestal 60 tot 70% is. Een luchtvochtigheid buitenshuis van lager dan 40% kan voorkomen, maar dat is volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep wel een uitzondering. De rechtbank kan deze toelichting volgen. De rechtbank is van oordeel dat het Uwv voldoende duidelijk heeft gemaakt dat de geselecteerde functies passen bij de beperkingen van eiseres. Eiseres heeft geen informatie aangedragen waaruit blijkt dat de functiebelasting, zoals die door de arbeidskundig analist is opgemaakt, onjuist zou zijn. De beroepsgrond slaagt niet.
14. De rechtbank zal het beroep tegen bestreden besluit II ongegrond verklaren.

Conclusie en gevolgen

17. De rechtbank zal het beroep tegen het bestreden besluit I niet-ontvankelijk verklaren en het beroep tegen het bestreden besluit II ongegrond. De rechtbank ziet in de omstandigheid dat het Uwv een nieuwe beslissing op bezwaar (bestreden besluit II) heeft genomen, waarin eiseres alsnog een WIA-uitkering is toegekend, aanleiding te bepalen dat het Uwv het door eiseres betaalde griffierecht aan haar vergoedt. Ook ziet de rechtbank aanleiding om het Uwv te veroordelen in de gemaakte proceskosten van eiseres. De proceskosten van eiseres stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.187,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, ½ punt voor het indienen van de reactie op het bestreden besluit II en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 875,-).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep voor zover gericht tegen het bestreden besluit I niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep tegen bestreden besluit II ongegrond;
- veroordeelt het Uwv in de door eiseres gemaakte proceskosten tot een bedrag van
€ 2.187,50;
- draagt het Uwv op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. mr. S.C.A. van Kuijeren , rechter, in aanwezigheid van mr. G.M.C.P. Maarhuis, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
22 mei 2024.
De rechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.