ECLI:NL:RBMNE:2024:7088

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 december 2024
Publicatiedatum
23 december 2024
Zaaknummer
UTR 23/6536
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling na intrekking beroep tegen Uwv na toekenning WW-uitkering

In deze zaak heeft verzoekster beroep ingesteld tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 13 december 2023, waarin het bezwaar van verzoekster ongegrond werd verklaard en de weigering van een WW-uitkering per 9 mei 2023 in stand werd gelaten. Tijdens de procedure heeft het Uwv echter het bestreden besluit gewijzigd en op 11 november 2024 alsnog een WW-uitkering aan verzoekster toegekend. Hierop heeft verzoekster haar beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling van het Uwv.

De rechtbank Midden-Nederland heeft op 18 december 2024 uitspraak gedaan in deze zaak. De rechtbank oordeelde dat het Uwv volledig tegemoet was gekomen aan verzoekster door de WW-uitkering toe te kennen. Op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de rechtbank het verzoek om proceskostenveroordeling als kennelijk gegrond toegewezen. De proceskosten zijn berekend op € 875,- voor de bijstand door een gemachtigde.

Daarnaast heeft verzoekster verzocht om vergoeding van het griffierecht, dat het Uwv op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb verplicht is te vergoeden. De rechtbank heeft verzoekster geadviseerd zich hiervoor tot het Uwv te wenden. De uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, in aanwezigheid van griffier mr. C.H. Verweij, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/6536

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 december 2024 in de zaak tussen

[verzoekster] , uit [woonplaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. M.R.A. Rutten),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(het Uwv), verweerder
(gemachtigde: J. Grasmeijer).

Inleiding

1. Verzoekster heeft beroep ingesteld tegen het besluit van het Uwv van 13 december 2023. Met dit besluit heeft het Uwv het bezwaar van verzoekster ongegrond verklaard en de weigering van een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) aan verzoekster per 9 mei 2023, in stand gelaten.
2. Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Tijdens de beroepsprocedure heeft het Uwv het bestreden besluit gewijzigd met het besluit van 12 september 2024 en daarna met het besluit van 11 november 2024. Met het besluit van 11 november 2024 wordt aan verzoekster per 9 mei 2023 een WW-uitkering toegekend. Verzoekster heeft vervolgens haar beroep ingetrokken en de rechtbank verzocht het Uwv te veroordelen in de door haar gemaakte proceskosten.

Overwegingen

3. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
4. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:57 en 8:57a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift tegemoet is gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
5. Gelet op de gewijzigde beslissingen op bezwaar van 12 september 2024 en 11 november 2024 waarin het Uwv aan verzoekster per 9 mei 2023 een WW-uitkering heeft toegekend, is het Uwv volledig tegemoet gekomen aan het beroep van verzoekster.
6. De rechtbank wijst het verzoek van verzoekster om vergoeding van proceskosten als kennelijk gegrond toe en veroordeelt het Uwv in de door verzoekster in beroep gemaakte proceskosten. De vergoeding wordt met toepassing van het Bpb als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert één punt op (1 punt voor het indienen van een beroepschrift met en waarde van € 875,-) bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 875,-. Verzoekster heeft in de bezwaarfase niet verzocht om vergoeding van haar proceskosten.
7. Verzoekster heeft ook verzocht om vergoeding van het griffierecht. De rechtbank wijst erop dat Uwv op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb verplicht is het door verzoeker betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden. Verzoekster moet zich hiervoor tot verweerder wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt het Uwv in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag
van € 875,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van mr. C.H. Verweij, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 18 december 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.