ECLI:NL:RBMNE:2024:7088
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling na intrekking beroep tegen Uwv na toekenning WW-uitkering
In deze zaak heeft verzoekster beroep ingesteld tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 13 december 2023, waarin het bezwaar van verzoekster ongegrond werd verklaard en de weigering van een WW-uitkering per 9 mei 2023 in stand werd gelaten. Tijdens de procedure heeft het Uwv echter het bestreden besluit gewijzigd en op 11 november 2024 alsnog een WW-uitkering aan verzoekster toegekend. Hierop heeft verzoekster haar beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling van het Uwv.
De rechtbank Midden-Nederland heeft op 18 december 2024 uitspraak gedaan in deze zaak. De rechtbank oordeelde dat het Uwv volledig tegemoet was gekomen aan verzoekster door de WW-uitkering toe te kennen. Op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de rechtbank het verzoek om proceskostenveroordeling als kennelijk gegrond toegewezen. De proceskosten zijn berekend op € 875,- voor de bijstand door een gemachtigde.
Daarnaast heeft verzoekster verzocht om vergoeding van het griffierecht, dat het Uwv op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb verplicht is te vergoeden. De rechtbank heeft verzoekster geadviseerd zich hiervoor tot het Uwv te wenden. De uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, in aanwezigheid van griffier mr. C.H. Verweij, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.