ECLI:NL:RBMNE:2024:7079
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor orthodontiekosten en de rol van zorgverzekeringswet als voorliggende voorziening
In deze zaak heeft eiseres, een inwoner van Utrecht, een aanvraag voor bijzondere bijstand ingediend voor orthodontiekosten van haar zoon, die niet op een andere wijze vergoed konden worden. De aanvraag werd door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht afgewezen, met als argument dat de zorgverzekeringswet een voorliggende voorziening vormt en er geen acute noodsituatie of behoeftige omstandigheden aanwezig waren. Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, maar de rechtbank oordeelde dat het college terecht had afgewezen. De rechtbank stelde vast dat de pijnklachten van de zoon niet voldoende waren onderbouwd en dat de behandeling niet medisch noodzakelijk was. Eiseres had eerder een budget voor orthodontie vanuit de zorgverzekering opgebruikt, en de rechtbank oordeelde dat het college niet onzorgvuldig had gehandeld door de aanvraag af te wijzen. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was, wat betekent dat eiseres geen gelijk kreeg en ook geen vergoeding van proceskosten ontving. De uitspraak werd gedaan door rechter P. Lenstra, in aanwezigheid van griffier M.M.A.F.C. Lienaerts, en werd openbaar uitgesproken op 19 november 2024.