ECLI:NL:RBMNE:2024:7076

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 december 2024
Publicatiedatum
23 december 2024
Zaaknummer
UTR 24/140
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om handhavend optreden tegen geluidsoverlast door gebruik van brandtrap als rookterras

In deze zaak heeft eiseres, een inwoner van Utrecht, op 24 februari 2023 het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht verzocht om handhavend op te treden tegen geluidsoverlast veroorzaakt door bezoekers van een muziekcentrum die de brandtrap als rookterras gebruiken. Het college heeft dit verzoek op 13 juli 2023 afgewezen, omdat het als een herhaald verzoek werd beschouwd. Eiseres ging hiertegen in bezwaar, maar het college handhaafde zijn afwijzing in de beslissing op bezwaar van 12 december 2023, waarbij het college aanvullende controles had uitgevoerd maar geen geluidsoverlast had geconstateerd.

Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank, die op 3 december 2024 uitspraak deed. De rechtbank oordeelde dat het college het verzoek om handhaving terecht had afgewezen. De rechtbank concludeerde dat er geen geluidsoverlast was vastgesteld, zowel uit eerdere controles als uit een geluidsmeting die had plaatsgevonden tijdens een evenement in juni 2024. Eiseres had niet zelf onderzoek gedaan naar de geluidsoverlast en de rechtbank oordeelde dat het college mocht uitgaan van de bevindingen van de boa's. De rechtbank verwierp ook de argumenten van eiseres dat het college onvoldoende zorgvuldig had gehandeld en dat de brandveiligheidsnormen ter bescherming van gebruikers van het muziekcentrum ook haar belangen dienden. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de kosten af.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/140

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 december 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: drs. C. van Oosten),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, het college
(gemachtigde: mr. S.N. Ros).

Inleiding

1. Eiseres heeft op 24 februari 2023 het college verzocht om handhavend op te treden tegen het gebruik van de brandtrap bij [muziekcentrum] door hun bezoekers als nachtelijk (rook)terras. Eiseres ervaart geluidsoverlast daarvan en vreest voor gevaar bij calamiteiten.
2. Het college heeft het verzoek bij primair besluit van 13 juli 2023 afgewezen. Het verzoek dat ziet op geluidsoverlast van bezoekers van [muziekcentrum] wordt door het college gezien als een herhaald verzoek in de zin van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het college heeft dit verzoek afgewezen, omdat daar eerder al op is beslist. Het verzoek om te handhaven op het gebruik van de brandtrap in strijd met het Bouwbesluit 2012 is, na onderzoek, afgewezen.
3. Eiseres is het niet eens met het besluit van het college en maakt bezwaar. In de beslissing op het bezwaar van 12 december 2023 (het bestreden besluit) is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven onder aanpassing van de grondslag van het primaire besluit en aanvulling van de motivering. Het college gaat niet langer uit van een herhaald verzoek wat betreft de geluidsoverlast. Het college heeft daarom aanvullende controles door boa’s laten uitvoeren en voorgesteld om gedurende een weekend met evenementen een geluidsmeting bij eiseres te doen. Dat laatste heeft eiseres geweigerd. De boa’s hebben zoals blijkt uit het proces-verbaal van bevindingen van 4 september 2023 geen geluidsoverlast geconstateerd. Het college wijst het verzoek om handhavend op te treden in verband met geluidsoverlast daarom af. Over het gebruik van de brandtrappen stelt het college dat zij handhavend kan optreden bij strijdig gebruik met artikel 1b, derde lid, van de Woningwet en art 7:16, onder b, van het Bouwbesluit. Deze artikelen hebben echter niet tot doel eiseres te beschermen tegen geluidsoverlast. Ook daarom wordt haar verzoek afgewezen.
4. Eiseres is het niet eens met de afwijzing van haar verzoek om handhaving en heeft beroep ingesteld. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
4.1.
De rechtbank heeft het beroep op 23 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigden van eiseres en het college.

Beoordeling door de rechtbank

5. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van het handhavingsverzoek van eiseres. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
6. De rechtbank is van oordeel dat het college het verzoek heeft mogen afwijzen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
7. Eiseres heeft haar verzoek bedoeld als verzoek om handhavend op te treden tegen geluidsoverlast door bezoekers van [muziekcentrum] als gevolg van het gebruik van de brandtrappen als (rook)terras en niet tegen geluidsoverlast van [muziekcentrum] in het algemeen. Ter zitting is gebleken dat partijen het er over eens zijn dat het verzoek van eiseres in het bestreden besluit niet is afgewezen op grond van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Daarom zal de rechtbank wat daarover is aangevoerd niet bespreken.
Heeft het college het verzoek om handhaving wegens (geluids)overlast mogen afwijzen?
8. Eiseres voert aan dat het college handhavend moet optreden in verband met het gebruik van de brandtrap van [muziekcentrum] als rookruimte en de daarmee samenhangende geluidsoverlast. Op de zitting heeft eiseres toegelicht dat het niet zozeer gaat om overtreding van geluidsnormen, maar om hinderlijke (geluids)overlast die eiseres ervaart. Zij voert hierover aan dat het college op grond van de Apv daarop moet handhaven. Ter illustratie van de gestelde (geluids)overlast heeft eiseres tijdens de zitting een filmpje afgespeeld op de mobiele telefoon van de gemachtigde, dat eiseres aan hem heeft doorgezonden.
9. Het college kan handhavend optreden bij een gedraging die in strijd is met het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift. Dit staat in artikel 5:1, eerste lid, van de Awb. Overtreding van geluidsnormen is een gedraging in strijd met een wettelijk voorschrift. Om die overtreding vast te kunnen stellen moet het college onderzoek (laten) doen. De rechtbank begrijpt dat de grondslag van het door het college uitgevoerde onderzoek gebaseerd is op artikel 2:2 van de Algemene plaatselijke verordening 2010 zoals die toen gold en op artikel 12, eerste lid, onder d, van de toen geldende Horecaverordening.
10. Het college heeft naar aanleiding van het bezwaarschrift van eiseres (nogmaals) onderzoek gedaan naar de door eiseres gestelde geluidsoverlast door het gebruik van de brandtrappen als rookterras. Eiseres wilde niet meewerken aan een geluidsmeting vanaf haar woning, omdat zij dat onderzoek niet als voldoende serieus ervaarde. Boa’s hebben wel onderzoek gedaan bij [muziekcentrum] zelf. Uit het proces-verbaal van bevinding van
4 september 2023 blijkt dat twee keer is geconstateerd dat personen zich op of bij de brandtrap ophielden. Er is toen geen geluidsoverlast geconstateerd. Ook overigens is geen geluidsoverlast geconstateerd. Hangende het beroep heeft eiseres alsnog toestemming gegeven voor een geluidsmeting vanaf haar woning. Deze geluidsmeting vond plaats van vrijdag 28 juni 2024 tot en met maandag 1 juli 2024. In dit weekend vond festival [naam] plaats. Uit de geluidsmeting en het proces-verbaal van bevindingen van 2 juli 2024 volgt dat geen sprake is van geluidsoverlast en geen mensen op de brandtrappen staan. De geluidsmeting heeft geen concrete stemgeluiden van bezoekers van [muziekcentrum] opgeleverd. Eiseres heeft niet zelf onderzoek gedaan naar de gestelde geluidsoverlast.
11. Het college mag in beginsel uitgaan van de juistheid van de inhoud van een op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal, tenzij op grond van tegenbewijs van dit uitgangspunt moet worden afgeweken. Het is aan eiseres om dat tegenbewijs te leveren. Dat heeft zij nagelaten. Het college mocht daarom uitgaan van het opgemaakte proces-verbaal van 4 september 2023. Uit dit proces-verbaal blijkt niet van geluidsoverlast van bezoekers van [muziekcentrum] die zich ophouden op de rookterrassen. De rechtbank is daarom van oordeel dat het college tot de conclusie heeft kunnen komen dat er geen sprake was van geluidsoverlast. Dit geldt te meer, omdat ook uit de hangende het beroep gedane geluidsmeting in het laatste weekend van juni 2024 niet is gebleken van geluidsoverlast. Omdat geen geluidsoverlast is geconstateerd, kon het college niet handhavend optreden. Het college heeft daarom het verzoek om handhaving mogen afwijzen. Deze beroepsgrond slaagt niet.
11.1.
Het op de zitting getoonde filmpje maakt het oordeel van de rechtbank niet anders. Volgens eiseres is de opname om 02.50 uur gemaakt. Op het filmpje is een deel van [muziekcentrum] te zien met rookterrassen en mensen. Er zijn joelende geluiden en gepraat te horen. Niet is goed te zien hoeveel mensen er staan. Hiermee is onvoldoende aannemelijk gemaakt dat toch sprake is van (geluids)overlast. Er is namelijk geen geluidsmeting gedaan, zodat niet duidelijk is hoe luid het gejoel en gepraat is. Ook is – zoals het college terecht heeft gesteld tijdens de zitting – niet duidelijk hoe lang het samenzijn op het terras heeft geduurd en wat er daarna is gebeurd.
11.2.
De rechtbank volgt eiseres niet voor zover zij heeft gesteld dat het college onvoldoende zorgvuldig zou hebben gehandeld door haar niet aan te bieden op een ander moment een geluidsmeting te verrichten. Er is eiseres een geluidsmeting aangeboden die zij heeft afgeslagen, omdat zij het moment en frequentie niet als voldoende representatief ervaarde. Het college heeft op zitting toegelicht dat er bewust voor dat weekend is gekozen, omdat toen een evenement plaatsvond. Daarbij heeft het college ook ander onderzoek verricht, zoals uit het voorgaande blijkt. De rechtbank is daarom van oordeel dat het college het bestreden besluit voldoende zorgvuldig heeft voorbereid.
Moet het college handhavend optreden tegen geluidsoverlast wegens strijdig gebruik van de brandtrap?
12. Eiseres heeft aangevoerd dat door het college is geconstateerd dat de brandtrap als rookterras werd gebruikt. [muziekcentrum] heeft daarvoor een waarschuwing ontvangen. Dit geeft (ook) geluidsoverlast en daarom had haar bezwaar gegrond verklaard moeten worden.
13. Boa’s hebben op twee momenten geconstateerd dat de brandtrappen gebruikt werden in strijd met de Woningwet en het Bouwbesluit 2012. Het college heeft [muziekcentrum] daarvoor een schriftelijke waarschuwing gegeven, omdat strijdig gebruik aan de brandveiligheid raakt. De brandveiligheidsnormen uit het Bouwbesluit strekken ter bescherming van de gebruikers van [muziekcentrum] en niet ter bescherming van het door eiseres genoemde belang. Een redelijke toepassing van het relativiteitsvereiste, als bepaald in artikel 8:69a van de Awb, brengt daarom met zich dat eiseres zich niet kan beroepen op deze normen. Bovendien is er, zoals hiervoor uiteen is gezet, geen geluidsoverlast geconstateerd. Deze beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

14. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het college het verzoek om handhavend op te treden heeft mogen afwijzen. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.I van Meel, rechter, in aanwezigheid van mr. L.M. Janssens-Kleijn, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 3 december 2024.
De rechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.