ECLI:NL:RBMNE:2024:7071

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 december 2024
Publicatiedatum
23 december 2024
Zaaknummer
584956
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over betaling van televisietoestellen met verzoek tot zuivering van verstek

In deze zaak heeft de vennootschap naar Litouws recht, UAB [eiseres], een kort geding aangespannen tegen [gedaagde], die niet is verschenen. De eiseres vordert betaling van € 269.850,- voor 370 televisietoestellen die aan de gedaagde zijn geleverd. De gedaagde heeft een deel van de koopsom betaald, maar is in gebreke gebleven met de restbetaling. Tijdens de mondelinge behandeling op 16 december 2024 heeft de gedaagde verzocht om zuivering van het verstek, maar de voorzieningenrechter heeft dit verzoek afgewezen. De rechter oordeelt dat het toestaan van de zuivering in strijd zou zijn met de goede procesorde, gezien het spoedeisende belang van de eiseres en het gebrek aan een concreet verweer van de gedaagde. De voorzieningenrechter heeft de vordering van de eiseres toegewezen, inclusief de wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde is ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten. Het vonnis is uitgesproken op 23 december 2024.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Lelystad
Zaaknummer: C/16/584956 / KL ZA 24-308
Vonnis in kort geding van 23 december 2024
in de zaak van
de vennootschap naar Litouws recht
UAB [eiseres],
gevestigd in [plaats 1] , Republiek Litouwen,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat: mr. M.H.J. Langerak,
tegen
[gedaagde], tevens handelend onder de naam
[handelsnaam 1] ,en onder de naam
[handelsnaam 2],
wonend en gevestigd in [plaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 t/m 8;
- de aanvullende producties van [eiseres] (producties 9 t/m 15);
- de mondelinge behandeling van 16 december 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt;
- de e-mail van 16 december 2024 waarin na de mondelinge behandeling namens [gedaagde] om zuivering van het verstek wordt verzocht;
- het digitale bericht van [gedaagde] met verhinderdata voor een mondelinge behandeling en toelichting bij het verzoek tot zuivering van het verstek;
- het digitale bericht van [eiseres] met bezwaar tegen het verzoek van [gedaagde] tot zuivering van het verstek;
- de aanvullende digitale berichten van partijen met toelichting bij hun standpunten over het verzoek tot zuivering van het verstek.
1.2.
Het vonnis is bepaald op vandaag.

2.De kern van de zaak

2.1.
[eiseres] vordert betaling van [gedaagde] voor de gekochte en geleverde 370 televisietoestellen. Omdat [gedaagde] niet is verschenen in de procedure, worden de vorderingen van [eiseres] (summier) beoordeeld op basis van de stellingen en de overgelegde stukken van [eiseres] . De vordering van [eiseres] komt de voorzieningenrechter niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing is vermeld. Hieronder volgt de toelichting.

3.De beoordeling van de zaak

De vorderingen van [eiseres]
3.1.
vordert veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 269.850,-, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente en kosten.
3.2.
[eiseres] stelt dat [gedaagde] 370 televisietoestellen voor een koopsom van € 299.850,- van haar heeft gekocht. [eiseres] heeft de televisietoestellen op het afgesproken depotadres in Nederland geleverd. Volgens [eiseres] heeft [gedaagde] een bedrag van 10% van de koopsom voorafgaand aan de levering betaald, maar is zij – ondanks diverse aanmaningen daartoe – in gebreke gebleven met de voldoening van de resterende koopsom van € 269.850,-. Volgens [eiseres] heeft [gedaagde] de vordering erkend, maar heeft ze onvoldoende middelen om te betalen.
Verstek
3.3.
De voorzieningenrechter verleent verstek tegen [gedaagde] , omdat de bij de wet voorgeschreven termijnen en formaliteiten voor oproeping van [gedaagde] in acht zijn genomen en zij niet in het geding is verschenen.
Geen zuivering van het verstek
3.4.
De mondelinge behandeling vond plaats op 16 december 2024 om 13:00 uur. Daar is namens [gedaagde] niemand verschenen. Bij e-mailbericht van 16 december 2024 om 13:38 uur, en het daaropvolgende digitale bericht, heeft de advocaat van [gedaagde] een verzoek tot zuivering van het verstek ingediend en gevraagd opnieuw een mondelinge behandeling te plannen. Namens [eiseres] is gemotiveerd bezwaar gemaakt tegen de zuivering met een beroep op misbruik van recht dan wel dat toestaan van de zuivering in de gegeven omstandigheden strijdig is met de goede procesorde.
3.5.
Op grond van artikel 142 van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (Rv) heeft de gedaagde tegen wie verstek is verleend de bevoegdheid het verstek te zuiveren zolang het eindvonnis niet is gewezen. Het toelaten van het zuiveren van verstek is ook mogelijk in het kort geding. Denkbaar is wel dat door gebruik van die mogelijkheid, misbruik van het procesrecht wordt gemaakt, of een gebruik wordt gemaakt dat in de gegeven omstandigheden in strijd is met de goede procesorde, mede gelet op het bijzondere (want spoedeisende) karakter van het kort geding. Dat kan een reden zijn om zuivering van het verstek in kort geding toch niet toe te staan.
3.6.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat in dit geval zuivering van het verstek in strijd zou komen met de eisen van de goede procesorde. Om die reden wordt de zuivering van het verstek niet toegestaan.
3.7.
In dit geval zou zuivering van het verstek betekenen dat, vanwege de opgegeven verhinderingen van [gedaagde] , de eerst volgende mondelinge behandeling pas gepland kan worden eind januari 2025, terwijl [eiseres] zoals gesteld een spoedeisend belang heeft bij de beoordeling van zijn vordering. Hier staat tegenover dat het belang van [gedaagde] bij opnieuw een mondelinge behandeling niet concreet is gemaakt. Er wordt aangevoerd dat [gedaagde] er belang bij heeft zich te verweren tegen de vordering gelet op de omvang van de vordering. Of er een inhoudelijk verweer is dat [gedaagde] kan voeren, is niet in het vooruitzicht gesteld bij het verzoek tot zuivering. Dat had voor de weging van het belang van [gedaagde] wel verwacht mogen worden van [gedaagde] , omdat uit de overgelegde stukken van [eiseres] volgt dat [gedaagde] de vordering van [eiseres] heeft erkend. Uiteraard heeft [gedaagde] er recht op haar kant van het verhaal te vertellen, maar daarvoor kan zij ook de verzetprocedure benutten.
3.8.
Het verweer dat [gedaagde] niet op de hoogte was van de mondelinge behandeling op 16 november 2024 is niet aannemelijk. [gedaagde] neemt als professionele partij deel aan het internationale handelsverkeer. Uit de Skypeberichten met [eiseres] in november 2024 volgt dat zij de vordering van [eiseres] erkent en dat ze zich ervan bewust is dat er rechtsmaatregelen worden getroffen bij uitblijven van betalen. Sterker nog, zij adviseert [eiseres] haar in rechte te betrekken. Vervolgens heeft [eiseres] op Skype aan [gedaagde] meegedeeld dat hij rechtsmaatregelen laat treffen. Dat [gedaagde] rechtsmaatregelen mocht verwachten, kan dus geen verrassing zijn. Op 3 december 2024 is [gedaagde] gedagvaard in kort geding. Vervolgens volgt uit de e-mailcorrespondentie vanaf 4 december 2024 tussen [gedaagde] en de advocaat van [eiseres] , dat zij op de hoogte is van ‘het geding’ en begrijpt dat ze een advocaat nodig heeft.
3.9.
De voorzieningenrechter twijfelt niet aan het schrijven van de advocaat van [gedaagde] dat hij niet tijdig op de hoogte was van de zitting op maandag 16 november 2024 en dat hij op die maandag ziek is geweest. Dat laat onverlet dat [gedaagde] wel op de hoogte was van de aanhangig gemaakte procedure en de geplande zittingsdatum en dat zij in eerste plaats de verantwoordelijkheid heeft om te verschijnen in de procedure.
3.10.
Gelet op het gestelde spoedeisende belang van [eiseres] enerzijds en het niet concreet gemaakte belang van [gedaagde] om op te komen tegen een vordering, die zij blijkens de overgelegde stukken in een eerder stadium heeft erkend en de wetenschap met de aanhangig gemaakte procedure, prevaleert het belang van [eiseres] bij het wijzen van vonnis in verstek, boven het belang van [gedaagde] bij zuivering van het verstek.
Bevoegdheid
3.11.
[eiseres] is gevestigd in Litouwen en [gedaagde] in Nederland (in [plaats 2] ). De Nederlandse rechter is bevoegd om kennis te nemen van het geschil op grond van artikel 4 lid 1 van de Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (herschikking). Vervolgens is op grond van artikel 99 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, bevoegd om kennis te nemen van dit geschil.
Spoedeisend belang
3.12.
[eiseres] heeft gesteld dat zij een spoedeisend belang heeft bij haar vordering. Zij heeft toegelicht dat bij haar een ernstige liquiditeitskrapte is ontstaan doordat [gedaagde] haar betalingsverplichting niet is nagekomen. [eiseres] heeft de televisietoestellen ingekocht, maar nog niet betaald gekregen. Ze stelt dat hierdoor een groot deel van het vrije beschikbare vermogen van haar onderneming vastzit in deze transactie. Daardoor komt zij in de problemen met haar inkoopverplichtingen en wordt de continuïteit van haar onderneming bedreigd.
Toewijzing geldvordering
3.13.
Omdat [eiseres] in kort geding betaling van een geldsom vordert, moet aan drie eisen worden voldaan. Ten eerste moet het bestaan (en de omvang) van de vordering in hoge mate aannemelijk zijn. Ten tweede moet sprake zijn van een spoedeisend belang. Ten derde moet het risico van onmogelijkheid van terugbetaling (het restitutierisico) – bij afweging van de belangen van partijen – aan toewijzing niet in de weg staan.
3.14.
De overgelegde Skype-correspondentie tussen partijen (overgelegd als productie 2 bij dagvaarding) onderbouwt de stelling van [eiseres] dat [gedaagde] de openstaande vordering van [eiseres] heeft erkend. Op grond hiervan acht de voorzieningenrechter het in hoge mate aannemelijk dat het in deze zaak om een door [gedaagde] erkende vordering gaat. Dat betekent ook dat het in hoge mate aannemelijk is dat er geen restitutierisico is, omdat dat risico bij een erkende vordering niet speelt althans dat bij de belangenafweging dan aan het restitutierisico minder gewicht hoeft te worden toegekend. Verder heeft [eiseres] gesteld en uitgelegd dat zij spoedeisend belang heeft bij toewijzing van de vordering. Dit brengt met zich dat aan de vereisten om een geldvordering in een kortgedingprocedure toe te wijzen, is voldaan. Om deze reden zal de voorzieningenrechter de gevorderde hoofdsom toewijzen.
Toewijzing wettelijke handelsrente
3.15.
De gevorderde handelsrente ex artikel 6:119a BW over gevorderde hoofdsom zal worden gewezen vanaf 8 november 2024, aangezien [eiseres] heeft gesteld dat [gedaagde] volgens afspraak uiterlijk op 7 november 2024 de factuur moest betalen.
Buitengerechtelijke incassokosten
3.16.
[eiseres] vordert vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten van € 3.124,25. Aan de wettelijke eisen voor een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is voldaan. De hoogte van de vordering zal worden getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het tarief dat in het Besluit is bepaald. Daarom wordt het gevorderde bedrag van € 3.124,25 toegewezen.
Beslagkosten
3.17.
[eiseres] vordert [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de beslagkosten. Deze vordering is gelet op het bepaalde in artikel 706 Rv toewijsbaar. De beslagkosten worden vastgesteld op (6 x € 282,27) € 1.693,62 voor kosten deurwaardersexploten en € 1.228 voor salaris gemachtigde (2,0 punten × € 614,00), totaal € 2.921,62.
Proceskostenveroordeling
3.18.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiseres] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
139,57
- griffierecht
5.929,00
- salaris advocaat
715,00
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
6.961,57
3.19.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 269.850,00, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over het toegewezen bedrag vanaf 8 november 2024 tot de dag van volledige betaling,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 3.124,25 aan buitengerechtelijke incassokosten,
4.3.
veroordeelt [gedaagde] in de beslagkosten, tot op heden vastgesteld op € 2.921,62,
4.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 6.961,57, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.5.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de beslagkosten en de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
4.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. B.G.W.P. Heijne en in het openbaar uitgesproken op 23 december 2024.
5340