ECLI:NL:RBMNE:2024:7070

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 december 2024
Publicatiedatum
23 december 2024
Zaaknummer
584003
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige publicatie en belangenafweging tussen artikel 8 en 10 EVRM in kort geding tegen KRO-NCRV

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 20 december 2024, hebben eisers, voormalig bestuurders van de gefailleerde zorginstelling [onderneming 1] B.V., een kort geding aangespannen tegen de KRO-NCRV. De eisers vorderden een rectificatie en verwijdering van een uitzending die volgens hen onrechtmatige uitlatingen bevatte. De rechtbank heeft de vorderingen van eisers afgewezen, oordelend dat de uitlatingen in de uitzending voldoende steun vonden in feiten en dat de KRO-NCRV zorgvuldig had gehandeld in de journalistieke verslaggeving. De rechtbank benadrukte de belangenafweging tussen de vrijheid van meningsuiting, beschermd door artikel 10 van het EVRM, en het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer, beschermd door artikel 8 van het EVRM. De rechtbank concludeerde dat de uitlatingen bijdroegen aan een publiek debat over misstanden in de zorgsector en dat de persoonlijke belangen van eisers in deze context relatief beperkt waren. De eisers werden veroordeeld in de proceskosten, die op € 1.973,00 werden vastgesteld.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Lelystad
Zaaknummer: C/16/584003 / KL ZA 24-299
Vonnis in kort geding van 20 december 2024
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

2.
[eiseres sub 2],
beiden wonende te [woonplaats] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eiser sub 1] c.s. (in meervoud),
advocaat: mr. P.J. van Hartingsveldt,
tegen
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
KRO-NCRV,
gevestigd in Hilversum,
gedaagde partij,
hierna te noemen: KRO-NCRV (in vrouwelijk enkelvoud),
advocaat: mr. L. Oranje.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met in totaal producties 1 t/m 34;
- de conclusie van antwoord met in totaal producties 1t/m 21;
- de mondelinge behandeling van 6 december 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt;
- de pleitnota van [eiser sub 1] c.s.;
- de pleitnota van KRO-NCRV.

2.De kern van de zaak

2.1.
De kern van de zaak gaat over de vraag of er sprake is van onrechtmatige uitlatingen tegenover [eiser sub 1] c.s. in de door de KRO-NCRV gepubliceerde uitzending van [naam] met de titel: “
[onderneming 1].”
2.2.
De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend en zal daarom de vorderingen van [eiser sub 1] c.s. afwijzen. Hieronder licht de rechtbank haar oordeel toe.

3.De achtergrond van het geschil

3.1.
[eiser sub 1] c.s. zijn de voormalig bestuurders van de gefailleerde zorginstelling [onderneming 1] B.V.. Deze zorginstelling bood zorg aan ouderen en ook aan ex-verslaafden en mensen met psychiatrische problemen. De zorginstelling had vestigingen in [plaats 1] , [plaats 2] , [plaats 3] , [plaats 4] , [plaats 5] , [plaats 6] en [plaats 7] . [onderneming 1] is opgericht in 2021 en in [2024] failliet verklaard.
3.2.
KRO-NCRV is een publieke omroepvereniging. Zij is onder andere verantwoordelijk voor [naam] . [naam] is een platform voor onderzoeksjournalistiek op tv, radio en online.
3.3.
Op 10 september 2024 heeft de redactie van [naam] per e-mail [eiser sub 1] c.s. benaderd met het verzoek om een interview. [naam] deelt mee dat zij met diverse mensen contact heeft gehad die hun ervaringen over [onderneming 1] hebben gedeeld. Naar aanleiding daarvan is [naam] benieuwd naar het verhaal van de toenmalige bestuurders van [onderneming 1] . [naam] heeft in de e-mail een lijst met vragen voorgelegd aan [eiser sub 1] c.s. waarover zij om een reactie van [eiser sub 1] c.s. als bestuurders vraagt.
3.4.
Op 12 september 2024 vindt tussen partijen een telefonisch overleg plaats. [eiser sub 1] c.s. verzoeken om een gesprek ‘
off the record’met [naam] waarbij zij inzage kunnen geven in stukken ter onderbouwing van hun verhaal. In september 2024 volgt e-mailcorrespondentie tussen partijen. [naam] wil graag een schriftelijke reactie op de voorgelegde vragen of een interview met partijen op camera afnemen. Hierop gaan [eiser sub 1] c.s. niet in. [eiser sub 1] c.s. hebben vervolgens een formele reactie aan [naam] opgesteld waarin zij meedelen waarom zij niet deelnemen aan de aflevering. De reactie is bij e-mail van 24 september 2024 aan [naam] verzonden.
3.5.
Op 30 september 2024 is er opnieuw telefonisch contact geweest tussen partijen en op 1 oktober 2024 zijn [eiser sub 1] c.s. bij het kantoor van [naam] langsgekomen voor een gesprek.
3.6.
Vervolgens hebben [eiser sub 1] c.s. bij brief [naam] gesommeerd de aflevering niet uit te zenden.
3.7.
Op [2024] heeft KRO-NCRV met het televisieprogramma [naam] een aflevering met als titel “
[onderneming 1]” (hierna: de uitzending) uitgezonden. De uitzending is sindsdien online gepubliceerd op een webpagina van [naam] met bijbehorend artikel over de uitzending.

4.De beoordeling

De vorderingen van [eiser sub 1] c.s. en de reactie van KRO-NCRV
4.1.
[eiser sub 1] c.s. vorderen dat KRO-NCRV wordt veroordeeld een rectificatie te plaatsen op de website van [naam] en de rectificatie uit te spreken in de eerst volgende aflevering van [naam] na vonnisdatum. Ook vorderen zij dat KRO-NCRV wordt veroordeeld de online gepubliceerde uitzending te verwijderen, evenals het bijbehorende artikel op de webpagina. [eiser sub 1] c.s. vorderen dit alles op straffe van een dwangsom en met veroordeling van KRO-NCRV in de proceskosten. [1]
4.2.
[eiser sub 1] c.s. leggen aan de vorderingen ten grondslag dat diverse uitlatingen in de uitzending onrechtmatig zijn tegenover hen. Het gaat [eiser sub 1] c.s. op hoofdlijnen om de volgende uitlatingen. De uitlatingen worden hieronder nader uiteengezet en beoordeeld.
[onderneming 1] wordt aangemerkt als zorgcowboy c.q. zorgfraudeur.
De jaarrekeningen die het zorgbedrijf bij het ministerie van volksgezondheid moet indienen, blijken incompleet. Van al die jaren is er maar één te vinden.
De dood van een bewoner was rechtstreeks gevolg van slecht geleverde zorg door [onderneming 1] .
4.3.
Volgens [eiser sub 1] c.s. heeft [naam] onvoldoende ruimte geboden voor wederhoor. [eiser sub 1] c.s. stellen dat de gepubliceerde uitlatingen ernstige gevolgen voor hen hebben. Zij worden bedreigd in hun privéleven en ze worden niet meer uitgenodigd voor sollicitatiegesprekken voor vacatures in de zorgsector.
4.4.
De KRO-NCRV is het niet eens met de stellingen van [eiser sub 1] c.s. Zij voert het verweer dat er geen sprake is van onrechtmatige uitlatingen tegenover [eiser sub 1] c.s. en dat de uitzending zorgvuldig tot stand is gekomen. De KRO-NCRV verzoekt de vorderingen van [eiser sub 1] c.s. af te wijzen en [eiser sub 1] c.s. te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Spoedeisend belang
4.5.
Gelet op de aard van de vorderingen hebben [eiser sub 1] c.s. een voldoende spoedeisend belang bij hun vorderingen.
Toetsingsmaatstaf
4.6.
De vraag die moet beantwoord is of de uitlatingen in de aflevering onrechtmatig zijn tegenover [eiser sub 1] c.s. in de zin van artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (BW). In deze zaak is er sprake van twee botsende rechten: het recht op de vrijheid van meningsuiting van KRO-NCRV beschermd in artikel 10 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer, beschermd door artikel 8 EVRM. Meer specifiek, gaat het hier om het belang van [eiser sub 1] c.s. op eerbiediging van hun eer en goede naam door niet op lichtvaardige wijze te worden blootgesteld aan verdachtmakingen en dat hun privacy niet onnodig wordt geschonden. Hiertegenover staat het belang van KRO-NCRV om zich als journalistiek medium in het openbaar informerend, kritisch, opiniërend en waarschuwend te kunnen uitlaten over misstanden die de samenleving raken.
4.7.
Het is vaste rechtspraak dat deze fundamentele rechten in beginsel gelijkwaardig zijn. Niet kan worden gezegd dat het ene recht in het algemeen zwaarder weegt dan het andere recht. Het antwoord op de vraag welk van deze beide rechten in het concrete geval zwaarder weegt (en dus of al dan niet sprake is van een onrechtmatige daad in de zin van artikel 6:162 BW), moet worden gevonden door een afweging van alle omstandigheden van het geval.
4.8.
Bij de toetsing die moet plaatsvinden om te komen tot het oordeel welk van de botsende grondrechten in dit geval voorrang krijgt, kunnen onder meer de volgende omstandigheden relevant zijn:
(i) de ernst - bezien vanuit het algemeen belang - van de misstand die aan de kaak wordt gesteld;
(ii) de aard van de gepubliceerde uitlatingen en de ernst van de te verwachten gevolgen voor degene op wie die uitlatingen betrekking hebben;
(iii) de mate waarin de uitlatingen steun vinden in het beschikbare feitenmateriaal;
(iv) de totstandkoming en inkleding van de uitlatingen;
(v) het gezag dat het medium waarop de uitlatingen zijn gepubliceerd geniet;
(vi) de maatschappelijke positie van de betrokken personen.
Genoemde - niet limitatieve - omstandigheden wegen niet allen even zwaar. Welke omstandigheden van toepassing zijn en welk gewicht daaraan moet worden gehecht, hangt af van het concrete geval.
4.9.
Een beroep op bescherming van de (beroepsmatige) reputatie valt overigens pas onder artikel 8 EVRM wanneer de aantasting van de (beroepsmatige) reputatie dusdanig (ernstig) van aard is, dat daardoor een belemmering ontstaat van het genot op het recht op respect voor het privéleven. [eiser sub 1] c.s. zijn geen bestuurders meer van [onderneming 1] en zijn deze procedure ook niet vanuit die hoedanigheid gestart. Zij stellen in deze procedure in hun persoonlijke levenssfeer te zijn geraakt, met verwijzing naar bedreigingen aan hen gericht en afgenomen baankansen in de zorgsector. Daarmee hebben zij voldoende gesteld om een beroep te kunnen doen op artikel 8 EVRM.
Bijdrage aan een debat over zaken van algemeen belang
4.10.
Van groot gewicht is of de uitlatingen bijdragen aan een debat over zaken van publiek belang. Als dat het geval is, dan komt veel ruimte en gewicht toe aan de vrijheid van meningsuiting en moeten er zwaarwegende redenen zijn om die te beperken. Dit omdat een open en kritisch debat wezenlijk is voor een democratische samenleving.
4.11.
Dat is hier het geval. KRO-NCRV heeft uitgelegd dat de aflevering onderdeel is van een grootschalig onderzoek dat [naam] doet naar misstanden bij zorgorganisaties. Dit onderzoek startte in 2019, in samenwerking met andere journalistieke media, en staat sindsdien in de publieke belangstelling onder de term ‘zorgcowboys’. Het onderwerp heeft ook de politieke aandacht.
4.12.
KRO-NCRV heeft uitgelegd dat door de publicaties van [naam] over de zorgsector, [naam] tips en klachten ontving over zorgbedrijven. Met name ontving zij ook klachten over [onderneming 1] . Dat was voor [naam] reden om een nader onderzoek te starten naar [onderneming 1] . In de uitzending vertellen betrokkenen bij [onderneming 1] over hun ervaringen. [onderneming 1] levert zorg aan kwetsbare groepen in de samenleving en is gefinancierd met publiek geld. Daarmee raakt de uitzending aan een onderwerp dat in de maatschappelijke belangstelling staat. Dat betekent dat er bij de publicaties daarover veel ruimte en gewicht toekomt aan de vrijheid van meningsuiting.
[eiser sub 1] c.s. hebben een relatief beperkt belang
4.13.
Zoals uiteengezet in 4.6, gaat het om een afweging van de belangen van [eiser sub 1] c.s. en de belangen van KRO-NCRV. De gestelde belangen van [eiser sub 1] c.s. zijn gelegen in de bescherming van de eerbiediging van hun eer en goede naam en de bescherming van hun privacy. Voor de afweging van de belangen is het relevant om vast te stellen in hoeverre [eiser sub 1] c.s. in hun gestelde belangen zijn aangetast met de uitzending en de bijbehorende publicatie.
4.14.
De bestreden uitlatingen in de uitzending en de bijbehorende publicatie zijn gericht op [onderneming 1] . Een enkele maal wordt in de publicaties gerefereerd naar ‘de bestuurders’ van [onderneming 1] . [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] waren op dat moment bestuurders van [onderneming 1] , maar dat zal bij het overgrote deel van het publiek niet bekend zijn. [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] worden niet bij naam genoemd in de publicaties, worden ook niet afgebeeld of anderszins in beeld gebracht. Er is één moment in de uitzending waarbij de stem van [eiser sub 1] is te horen, maar bij dat geluidsfragment wordt niet gerefereerd aan de persoon [eiser sub 1] .
4.15.
Om die reden gaat de rechtbank ervan uit dat door de uitzending en bijbehorende publicatie sprake is van een beperkte aantasting van de persoonlijke levenssfeer en reputatie van [eiser sub 1] c.s. Dat maakt dat het belang van [eiser sub 1] c.s. in de afweging relatief beperkt is.
Voldoende steun in het beschikbare feitenmateriaal en de boodschappersfunctie van [naam]
4.16.
Van belang is of de bestreden uitlatingen voldoende steun vinden in het feitenmateriaal waarover men op het moment van de uitlatingen beschikte of kon beschikken. Hierbij geldt dat ook later gebleken feiten die de juistheid van de uitlatingen ondersteunen, alsnog – achteraf – een rechtvaardiging voor die publicatie kunnen vormen. Andersom maken later gebleken feiten die de juistheid van het gepubliceerde weerspreken, die publicatie niet achteraf onrechtmatig wanneer de ten tijde van de publicatie beschikbare feiten die publicatie op dat moment wel rechtvaardigen.
4.17.
Bij de beoordeling of sprake is van voldoende steun in het feitenmateriaal, kan van belang zijn of een uitlating moet worden beschouwd als een waardeoordeel of een feitelijk bericht. Bij feitelijke berichtgeving speelt de vraag of steun kan worden gevonden in de feiten een grotere rol, terwijl dat bij waardeoordelen niet of in ieder geval in mindere mate aan de orde is.
4.18.
Waar het nieuwsmedium de ‘boodschapper’ is, wat inhoudt dat het nieuwsmedium de uitspraak van een derde weergeeft, maar niet tot de zijne maakt, geldt een ruime mate van vrijheid. Dit betekent dat een nieuwsmedium alleen onder bijzondere omstandigheden aansprakelijk kan worden gehouden voor het weergeven van uitlatingen van derden, wanneer het nieuwsmedium de boodschappersfunctie vervult. Het EHRM heeft dit in zijn uitspraken over artikel 10 EVRM als volgt verwoord: [2]

Verslaglegging die is gebaseerd op interviews is een van de belangrijkste wijzen waarop de pers zijn essentiële rol als publieke waakhond kan vervullen. Het bestraffen van een journalist omdat hij heeft bijgedragen aan het verspreiden van uitspraken die een andere persoon in een interview heeft gedaan, zou de bijdrage van de pers aan het publieke debat in sterke mate kunnen hinderen en moet alleen worden overwogen als er bijzonder zwaarwegende redenen voor zijn.”
De uitlatingen onder 1: zorgfraudeur
4.19.
Anders dan [eiser sub 1] c.s. betogen, stelt de voorzieningenrechter vast dat [naam] [onderneming 1] nergens in de uitzending of in de publicatie aanmerkt als zorgfraudeur. Evenmin neemt [naam] de stelling in dat de bestuurders van [onderneming 1] hebben gefraudeerd of zichzelf hebben verrijkt. [naam] vermeldt in de uitzending dat zij een zogenoemde [naam] lijst hebben opgesteld, met namen van zorginstellingen waar de winst zo hoog is dat dit vraagtekens oproept voor de geleverde zorg. Maar de [onderneming 1] staat niet op de lijst. [naam] vermeldt in de uitzending dat er bij [onderneming 1] geen aanwijzingen voor zijn dat dit wel zou moeten.
4.20.
Inmiddels heeft [naam] bij de online publicaties aanvullend een banner opgenomen met de tekst dat zorgfraude en zelfverrijking niet is bewezen bij [onderneming 1] (of diens bestuurders) en dat de uitzending dat ook niet beweert.
De uitlatingen van de heer [A] over declareren
4.21.
Volgens [eiser sub 1] c.s. wordt de beschuldiging van fraude onder andere gemaakt in de uitlatingen van de heer [A] . Hierin volgt de voorzieningenrechter [eiser sub 1] c.s. niet. Het gaat hier om een uitlating van een derde, die door [naam] direct wordt genuanceerd. Bovendien staat de verweten handeling zelf niet ter discussie, het is alleen nog in onderzoek of er wel of niet toestemming voor was van een betrokken zorgverzekeraar.
4.22.
[A] is een onderzoeker, die na een incident op verzoek van de bestuurders van [onderneming 1] , onderzoek heeft gedaan naar het incident. De bevindingen daarvan heeft hij vastgelegd in een rapport. Bij dat onderzoek heeft hij ook geconstateerd dat bewoners die woonachtig waren op een zorglocatie in [plaats 6] , werden gedeclareerd bij een andere zorglocatie. Hij legt daarbij uit dat voor de zorg van de bewoners van de zorglocatie in [plaats 6] geen contract was met een zorgverzekeraar. Om die reden werd de zorg van die bewoners gedeclareerd op het adres van een andere aan [onderneming 1] verbonden zorginstelling. [A] zegt daarover: “e
igenlijk is dat gewoon fraude.” Door de uitleg die [A] erbij geeft, is het voor de kijker duidelijk waar hij zijn uitlating op heeft gebaseerd.
4.23.
In de uitzending nuanceert de voice-over van [naam] de uitspraak van [A] . De voice-over deelt mee dat [A] het fraude noemt, maar dat de betrokken zorgkantoren hebben laten weten dat zij dat nog in onderzoek hebben.
4.24.
Overigens, de constatering van [A] dat er zorg van bewoners is gedeclareerd bij een andere zorglocatie dan waar de bewoners woonachtig zijn, wordt ondersteund door de feiten. [eiser sub 1] c.s. erkennen dat de zorg die bewoners op de zorglocatie in [plaats 6] ontvingen, niet onder die locatie werd gedeclareerd. De zorg werd volgens hen tijdelijk bij andere zorglocaties gedeclareerd (maar niet in [plaats 4] ). [eiser sub 1] c.s. stellen dat dit gebeurde met toestemming van de betrokken zorgverzekeraar. Bij de zorgverzekeraar loopt daarvoor nog een onderzoek.
De uitlatingen onder 1: zorgcowboy
4.25.
[eiser sub 1] c.s. bestrijden de term ‘zorgcowboy’ in de publicaties, omdat die term volgens hen een onjuiste, strafrechtelijke beschuldiging is. Dat is de voorzieningenrechter niet met [eiser sub 1] c.s. eens.
4.26.
De term ‘zorgcowboy’ stond aanvankelijk vermeld in de banner bij de online uitzending op de webpagina van [naam] : “
Zorgcowboy. Geen eten, koude verwarming en een ernstig ongeval: zo ging het mis bij zorgorganisatie [onderneming 1] .”De term is daar inmiddels verwijderd en de bijbehorende webpagina is niet meer gelabeld onder het dossier ‘zorgcowboys’ op het platform van [naam] . In de uitzending wordt de term ‘zorgcowboy’ een enkele keer geuit door geïnterviewden.
4.27.
De term ‘zorgcowboy’ kent geen vastomlijnde definitie, laat staan dat het een (strafrechtelijke) juridische definitie kent. Om die reden is de stelling van [eiser sub 1] c.s. dat de term zorgcowboy een strafrechtelijke beschuldiging inhoudt, niet helemaal juist. De term kan gaan over ondernemers die met geld bestemd voor de zorg frauderen, maar dat hoeft niet. Het kan gaan over financiële onrechtmatigheden, maar ook over zorgverwaarlozing bij een zorgaanbieder, die met publiek geld bestemd voor de zorg onderneemt. De term ‘zorgcowboy’ is in die zin een waardeoordeel over de zorgaanbieder. Voor een waardeoordeel geldt dat deze alleen onrechtmatig is als het excessief is en elke feitelijke basis daarvoor ontbreekt.
4.28.
De voorzieningenrechter is het eens met KRO-NCRV dat het waardeoordeel zorgcowboy in verband met [onderneming 1] niet excessief is, gelet op:
- de ervaringsverhalen van de geïnterviewden in de uitzending, die betrokken zijn geweest bij [onderneming 1] ;
- het rapport van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) van 5 juli 2024 over de zorglocatie in [plaats 1] , waarin is geconcludeerd: “
dat sprake is van ernstige tekortkomingen in de wijze waarop [onderneming 1] de zorg verleent en de zorgverlening organiseert.
- het audit adviesrapport van [onderneming 2] van 21 februari 2024, over de zorglocatie in [plaats 2] , waarin is geconcludeerd: “
Echter ontbreekt een groot aantal documentatie om uiteindelijk kwalitatief goede zorg te bieden op de locatie.” En: “
Daarnaast ontbreken binnen de locatie verschillende protocollen en procedures gericht op de zorg en begeleiding van de doelgroep.”
- Het rapport van IGJ juni 2024 over de zorglocatie in [plaats 1] : “
In de voorlopige conclusie die de inspectie formuleerde in het conceptrapport van het bezoek van 27 februari 2024 gaf de inspectie duidelijk aan risico’s te zien op diverse aspecten. Deze hadden betrekking op dossiervoering, kwaliteitsmanagementsysteem, deskundigheid en beschikbaarheid van personeel. Daar waar de inspectie na het bezoek van 27 februari 2024 nog vertrouwen kon uitspreken in de (verbeterkracht van de) bestuurder, is dat vertrouwen na diverse contacten met bestuurders (al dan niet a.i.), de vertegenwoordigers van de RvC en het bezoek aan [.] [plaats 2] nog slechts beperkt aanwezig.”
- de omstandigheid dat [onderneming 1] drie jaren na oprichting failliet is verklaard, waarna de bewoners en medewerkers van gefailleerde zorglocaties met de gevolgen van faillissement werden geconfronteerd.
4.29.
Daarbij merkt de voorzieningenrechter op dat de term ‘zorgcowboy’ slechts een enkele keer wordt gebezigd, dus ook zeker niet excessief wordt gebruikt. In de uitzending gaat het dan met name over de verhalen van betrokkenen bij [onderneming 1] , meer specifiek over wat er in hun ogen feitelijk misging.
De uitlatingen van een voormalig locatiemanager
4.30.
Het verwijt van [eiser sub 1] c.s. bij het verhaal van de voormalige locatiemanager bij de zorglocatie in [plaats 3] is dat de zweem van zelfverrijking en misbruik van gelden levend wordt gehouden. Al wordt het verhaal van de locatiemanager op zich niet betwist door [eiser sub 1] c.s. De voorzieningenrechter gaat daarom uit van de juistheid van het verhaal van de locatiemanager.
4.31.
In de uitzending interviewt de presentator van [naam] de locatiemanager in [plaats 3] . Een van haar uitlatingen houdt in dat het zorgbudget dat bij [onderneming 1] binnenkwam voor de zorg van ouderen op de betreffende locatie, daar niet naartoe is gegaan (daar niet aan is besteed). Zij vertelt in de uitzending over haar ervaring, waardoor het duidelijk is voor de kijker waarop haar uitlating is gebaseerd.
4.32.
In de uitzending legt de voormalige locatiemanager uit dat elke bewoner van de locatie een zorgbudget heeft dat de zorginstelling toekomt. Dat gaat om forse bedragen per maand. De locatiemanager vertelt dat een zorginstelling van dat zorgbudget meer dan riant boodschappen voor de bewoners kan doen en spelmateriaal kan kopen. Maar de ervaring van de voormalig locatiemanager is geweest dat de leverancier stopte met het leveren van de levensmiddelen, omdat de leverancier niet meer werd betaald door de zorginstelling. Om te voorkomen dat de bewoners zonder eten zouden zitten, heeft de locatiemanager toen zelf boodschappen moeten doen bij de supermarkt. De locatiemanager vraagt zich in de uitzending hardop af waaraan de zorgbudgetten van de bewoners zijn besteed.
Uitlatingen van de geïnterviewden bewoners
4.33.
Voor zover [eiser sub 1] c.s. de uitlatingen van de geïnterviewde bewoners in de uitzending bestrijden, volgt de voorzieningenrechter [eiser sub 1] c.s. niet in wat zij KRO-NCRV daarbij verwijten. In de functie van boodschapper heeft [naam] voormalige bewoners van [onderneming 1] geïnterviewd. Zoals hierboven uiteengezet, kan KRO-NCRV alleen in bijzondere omstandigheden aansprakelijk worden gehouden voor het weergeven van uitlatingen van derden, wanneer zij de boodschappersfunctie vervult. Die bijzondere omstandigheden zijn hier niet gesteld of gebleken.
4.34.
Naar aanleiding van het verhaal van de hierboven vermelde locatiemanager zeggen bewoners die daarbij betrokken zijn geweest:
“Ze hebben het geld gewoon niet goed gebruikt. Dat is gewoon zo.” En “
Ze zijn in veel te grote schoenen gestapt. Ze konden het helemaal niet aan.”[eiser sub 1] c.s. hebben niet gesteld of uitgelegd waarom deze uitlatingen onjuist zijn.
De uitlating onder 2: incomplete jaarrekeningen
4.35.
Volgens [eiser sub 1] c.s. worden zij door [naam] ten onrechte beschuldigd van een economisch delict door de uitlating: “
De jaarrekeningen die het zorgbedrijf bij het ministerie van volksgezondheid moet indienen, blijken incompleet. Van al die jaren is er maar één te vinden.
4.36.
Waar het bij deze uitlating om gaat is dat er voor het publiek maar één jaarrekening is te vinden. En die uitlating vindt voldoende steun in de feiten. Uit het faillissementsverslag van [onderneming 1] volgt dat de jaarrekening over 2021 tijdig is gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel, maar de jaarrekening over 2022 niet. De jaarrekening over 2023 is niet vastgesteld, maar daarvoor was de termijn nog niet verstreken toen [onderneming 1] failliet ging.
4.37.
[eiser sub 1] c.s. laten in de procedure informatie zien waaruit volgens hen volgt dat [onderneming 1] niet verplicht was de jaarrekeningen bij het Ministerie in te dienen. In dat geval is het woord ‘moeten’ in de bestreden uitlating niet zorgvuldig gekozen, maar dat maakt de uitlating nog geen onterechte beschuldiging van een economisch delict. Immers, [onderneming 1] had wel de verplichting tijdig de jaarrekening over 2022 te deponeren bij de Kamer van Koophandel en daaraan heeft zij niet voldaan. In die zin klopt het dus dat er sprake is van een economisch delict. [naam] heeft het overigens niet over ‘economische delicten’.
De uitlatingen onder 3: dood rechtstreeks gevolg van slecht geleverde zorg
4.38.
[eiser sub 1] c.s. verwijten [naam] dat zij de onjuiste, ernstige strafrechtelijk aantijging heeft geuit dat de dood van een bewoner een rechtstreeks gevolg van slecht geleverde zorg door [onderneming 1] was. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de uitlatingen van [naam] hierover wel voldoende steun vinden in de feiten. Het gaat onder meer om de bestreden uitlatingen:
- “
“Hier leidde tekortschietende zorg en het inhuren van te weinig en onkundig personeel tot een ernstig incident.”
- “
In [plaats 4] leidde tekortschietende zorg zelfs tot een ongeluk met ernstige gevolgen.”
4.39.
Naar aanleiding van meerdere incidenten met een bewoner die kort daarna overlijdt, heeft [onderneming 1] een onafhankelijke deskundige, de heer [A] , van de Onderzoekscommissie calamiteiten onderzoek laten doen naar de incidenten. [A] heeft zijn constateringen gepubliceerd in het rapport ‘Rapportage onderzoekscommissie calamiteiten.’ In het onderzoek heeft [A] fout op fout op fout geconstateerd bij de behandeling van de incidenten en zo heeft hij dat gerapporteerd in het rapport. De uitlatingen van [naam] vinden aldus voldoende steun in dit rapport.
4.40.
Volgens [eiser sub 1] c.s. is het verhaal onvolledig, omdat er meer tekst en uitleg is te geven over de omstandigheden van het incident. Maar het rapport rapporteert duidelijk over de missers en [eiser sub 1] c.s. leggen niet uit waarom [naam] zich niet zou mogen baseren op de bevindingen in het rapport. Na de publicatie van het rapport heeft [onderneming 1] ook geen bezwaar gemaakt tegen de inhoud van het rapport. Dat ligt wel in de rede als een dergelijk kritisch en ernstig rapport op cruciale punten onvolledig of onjuist zou zijn.
4.41.
Verder verwijzen [eiser sub 1] c.s. naar de brief van de IGJ van 13 juni 2024. Daarin is vermeld dat het onderzoek naar de calamiteit is beëindigd. KRO-NCRV heeft aangevoerd dat [eiser sub 1] c.s. de informatie uit deze brief niet voorafgaand aan de uitzending heeft gedeeld met [naam] , zodat [naam] deze informatie ook niet heeft kunnen verwerken in de uitzending. Dat is niet bestreden door [eiser sub 1] c.s.
4.42.
Overigens is het de voorzieningenrechter onduidelijk wat de brief van de IGJ moet aantonen voor [onderneming 1] . Dat het onderzoek naar de calamiteit is beëindigd, betekent niet dat de IGJ heeft vastgesteld dat [onderneming 1] niet verantwoordelijk (of zelfs aansprakelijk) is voor het incident. Daar ging het onderzoek niet over. Uit de brief volgt dat het onderzoek naar de calamiteit wordt beëindigd, omdat de calamiteit zorgvuldig in kaart is gebracht en er een verbeterplan is getoond. Bovendien constateert de IGJ in de brief juist dat het onderzoek naar de calamiteit heeft laten zien dat de kwaliteit van de zorg op de locatie ernstig tekort schoot.
Uitlatingen van [A] over het incident
4.43.
Volgens [eiser sub 1] c.s. is de uitlating dat de heer [A] heeft geconcludeerd dat de dood van de man het directe gevolg is van slechte zorg onjuist. Daarin volgt de voorzieningenrechter [eiser sub 1] c.s. niet.
4.44.
In het interview met [naam] licht [A] het onderzoek dat hij heeft gedaan naar de incidenten toe. Hij legt uit dat een calamiteitenonderzoek niet dient om een schuldige aan te wijzen. Het is echter wel de conclusie van [A] , op basis van zijn onderzoek, dat de dood van de betrokkene het gevolg is van de geleverde slechte zorg. Uit de overgelegde stukken van KRO-NCRV volgt dat [naam] na het interview nogmaals heeft geverifieerd bij [A] of het klopt dat hij tot die conclusie komt. Daarop heeft [A] bevestigend gereageerd.
Voldoende ruimte geboden voor wederhoor
4.45.
In het kader van de vrijheid van de meningsuiting komt aan een journalistiek medium bijzondere betekenis toe. Deze heeft een belangrijke maatschappelijke functie, met name als publieke waakhond die zaken blootlegt, en kan voorzien in het recht van het publiek om (kritische) informatie te ontvangen. Wat betreft de wijze waarop het nieuwsmedium te werk gaat geldt de journalistieke vrijheid als belangrijk uitgangspunt. Dit komt tot uitdrukking in - onder andere – het onderzoek, de inhoud en de vorm van de publicatie.
4.46.
Daarbij moet wel de journalistieke zorgvuldigheid in acht worden genomen: journalisten moeten voor een accurate en betrouwbare berichtgeving zorgen, in het bijzonder wanneer beschuldigingen worden geuit, met in achtneming van de journalistieke ethiek. Het in de journalistieke codes verankerde basisprincipe van de gelegenheid tot wederhoor bieden kan hier van belang zijn bij het voorkomen van hiaten en fouten in de berichtgeving. Maar het verlenen van wederhoor is geen plicht.
4.47.
In dit geval heeft [naam] [eiser sub 1] c.s. als toenmalig bestuurders benaderd met het verzoek te reageren op de verhalen van de geïnterviewden en de gebeurtenissen rondom het faillissement van [onderneming 1] . [eiser sub 1] c.s. hebben ervoor gekozen niet inhoudelijk te reageren op camera, en ook niet schriftelijk te reageren op de voorgelegde vragen. Zij hebben erop gestaan dat zij mochten langskomen bij [naam] om hun kant van het verhaal toe te lichten. De verwijten van [eiser sub 1] c.s. dat [naam] onvoldoende naar hen heeft willen luisteren, onvoldoende naar hun stukken heeft willen kijken en niet hun voorgeschreven reactie heeft willen overnemen, treffen geen doel. Het is namelijk niet zo dat [eiser sub 1] c.s. het recht hebben om te bepalen hoe hun reactie in een publicatie wordt verwerkt. Die journalistieke en redactionele vrijheid om de publicatie inhoudelijk vorm te geven en in te kleden is aan het nieuwsmedium. De grenzen daarbij worden bepaald door de vraag of [naam] bij haar keuzes voldoende de journalistieke zorgvuldigheid in acht heeft genomen. Dan komt het dus aan op de vraag of het resultaat van de berichtgeving betrouwbaar en accuraat is. Dat betekent: als [eiser sub 1] c.s. menen dat [naam] niet accuraat en betrouwbaar is in haar berichtgeving, het aan hen is om te laten zien welke relevante informatie [naam] verzuimd heeft te verwerken, terwijl die informatie wel beschikbaar was voor [naam] ten tijde van de publicatie. Dat hebben [eiser sub 1] c.s. niet gedaan in deze procedure.
De ernstige gevolgen naar aanleiding van deze publicaties zijn onvoldoende gebleken
4.48.
Als uitgangspunt geldt dat de media moet kunnen berichten over de handelwijze van ondernemingen en over klachten van consumenten, werknemers of andere belanghebbenden, ook als dit gevolgen heeft voor de reputatie van een onderneming en de daarbij betrokken personen. Ook geldt dat de voorzienbare gevolgen van eigen gedrag wanneer hiervan verslag wordt gedaan in de media, niet kunnen worden tegengeworpen aan de vrijheid van meningsuiting.
4.49.
Gelet op de ernst van de misstanden die de publicaties aan de kaak stellen, zijn er ernstige gevolgen te verwachten voor degenen op wie de uitlatingen betrekking hebben. Ernstige gevolgen als in, zoals [eiser sub 1] c.s. stellen, afwijzing voor sollicitaties en – hoe helaas ook – bedreigingen uit de samenleving gericht op de persoon. Maar, in dit geval zijn de publicaties gericht op [onderneming 1] en niet op [eiser sub 1] c.s. Hun namen zijn ook niet genoemd in de publicaties. Daarmee is [naam] zorgvuldig geweest en zijn de te verwachten ernstige gevolgen voor [eiser sub 1] c.s. beperkt.
4.50.
De vraag is dan, zijn er in dit geval als gevolg van de publicaties ernstige gevolgen voor [eiser sub 1] c.s. geweest die betrokken moeten worden in de beoordeling? De voorzieningenrechter oordeelt dat dit onvoldoende aannemelijk is geworden in deze procedure. [eiser sub 1] c.s. hebben geen stukken overgelegd waaruit volgt dat zij niet worden uitgenodigd voor sollicitaties binnen de zorg, of waaruit volgt dat zij ernstig worden bedreigd, als gevolg van de publicaties van [naam] .
4.51.
Uit de door [eiser sub 1] c.s. in de procedure ingebrachte krantenartikelen blijkt dat zij een paar maanden voor de uitzending in andere publicaties bij naam zijn genoemd in verband met het faillissement van [onderneming 1] . De gevolgen die die publiciteit met zich brengt, kunnen niet worden toegerekend aan [naam] .
Conclusie
4.52.
De hiervoor beoordeelde omstandigheden leiden tot de conclusie dat er geen sprake is van onrechtmatige uitlatingen in de publicaties van [naam] . De uitlatingen zijn opgenomen in publicaties die bijdragen aan een debat over zaken van algemeen belang, waardoor er veel ruimte is voor de vrijheid van meningsuiting. De gestelde belangen van [eiser sub 1] c.s. zijn beperkt, omdat de publicaties voor het overgrote deel van het publiek niet tot hen zijn te herleiden. De uitlatingen vinden voldoende steun in het beschikbare feitenmateriaal en het merendeel van de bestreden uitlatingen zijn afkomstig van derden die over hun ervaringen vertellen. [naam] heeft de journalistieke zorgvuldigheid voldoende in acht genomen bij de totstandkoming van de uitzending gelet op het voorafgaande onderzoek naar de uitlatingen en de ruimte die is geboden voor de reactie van [eiser sub 1] c.s. Dat de publicaties hebben geleid tot ernstige gevolgen voor [eiser sub 1] c.s., die niet te wijten zijn aan eigen handelen of andere publicaties, is onvoldoende aannemelijk gemaakt. Dit betekent dat het recht op vrijheid van meningsuiting bij de publicatie van de uitzending en het bijbehorende artikel prevaleert boven de (privacy)belangen van [eiser sub 1] c.s.
4.53.
Dit leidt ertoe dat de vorderingen van [eiser sub 1] c.s. gericht tegen KRO-NCRV worden afgewezen.
Proceskostenveroordeling
4.54.
[eiser sub 1] c.s. zijn in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van KRO-NCRV worden begroot op:
- griffierecht
688,00
- salaris advocaat
1.107,00
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.973,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen van [eiser sub 1] c.s. af,
5.2.
veroordeelt [eiser sub 1] c.s. hoofdelijk in de proceskosten van € 1.973,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [eiser sub 1] c.s. niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.G. van Ommeren en in het openbaar uitgesproken door mr. M.M.J. Schoenaker op 20 december 2024.
5340
Bijlage 1 – de vorderingen van [eiser sub 1] c.s.

Voetnoten

1.In bijlage 1 zijn de vorderingen van [eiser sub 1] c.s. integraal overgenomen.
2.EHRM 23 september 1994, NJ 1995/387 (Jersild/Denemarken).