ECLI:NL:RBMNE:2024:707

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 februari 2024
Publicatiedatum
14 februari 2024
Zaaknummer
UTR 24/355
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake openbaarmaking Woo-dossier door gemeente Utrecht

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker, die informatie heeft aangevraagd op basis van de Wet open overheid (Woo) met betrekking tot kelders in het Wervengebied van Utrecht. Verzoeker heeft op meerdere data in december 2023 en januari 2024 verzoeken ingediend om openbaarmaking van deze informatie. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht heeft op 5 januari 2024 besloten om de verzoeken niet in behandeling te nemen, omdat zij dit als misbruik van recht beschouwen. Hiertegen heeft verzoeker bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter overweegt dat, op basis van artikel 8:83 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), hij uitspraak kan doen zonder dat partijen worden uitgenodigd voor een zitting, indien het verzoek kennelijk gegrond is. In dit geval is er sprake van onverwijlde spoed, omdat verzoeker vraagt om opschorting van de publicatie van het Woo-dossier totdat op het bezwaar is beslist. Het college heeft aangegeven zich niet te verzetten tegen de toewijzing van de voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en verbiedt de publicatie van het Woo-dossier totdat er op het bezwaar is beslist. Tevens veroordeelt hij het college in de proceskosten van verzoeker, vastgesteld op € 875,-, en draagt het college op om het door verzoeker betaalde griffierecht van € 187,- te vergoeden. Deze uitspraak is gedaan op 15 februari 2024 en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/355

uitspraak van de voorzieningenrechter van 15 februari 2024 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [plaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. M.M. Breukers),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht

(gemachtigde: mr. L.A. Sluiter).

Inleiding

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker.
Op 24, 26, 27, 28 en 29 december 2023 en op 2 januari 2024 heeft verzoeker een negental verzoeken om openbaarmaking gedaan op grond van de Wet open overheid. De verzoeken zien – kortgezegd – op het openbaar maken van informatie over kelders in het Wervengebied van Utrecht.
Bij besluit van 5 januari 2024 heeft het college de verzoeken niet in behandeling genomen wegens misbruik van recht. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

4. Artikel 8:83, derde lid, van de Awb bepaalt dat de voorzieningenrechter uitspraak kan doen zonder dat partijen worden uitgenodigd om op een zitting te verschijnen, indien hij kennelijk onbevoegd is of het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is. De voorzieningenrechter ziet aanleiding om van deze bevoegdheid gebruik te maken.
5. Wanneer tegen een besluit bezwaar is gemaakt, kan de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening treffen als verzoeker daarom vraagt. Dit kan alleen als er sprake is van onverwijlde spoed. Dit betekent dat de beslissing op het bezwaar absoluut niet kan worden afgewacht. Om dit te beoordelen moet de voorzieningenrechter onder meer de belangen van verzoeker afwegen tegen de belangen van het college. [1]
6. Verzoeker vraagt om opschorting van de publicatie van het Woo-dossier op de website van de gemeente totdat op het bezwaar is beslist.
7. Het college heeft op 23 januari 2024 telefonisch en per e-mailbericht laten weten dat het zich niet verzet tegen toewijzing van deze voorlopige voorziening.
8. Nu partijen het er over eens zijn dat de publicatie van het Woo-dossier voorlopig kan worden opgeschort, wijst de voorzieningenrechter de voorlopige voorziening toe en verbiedt de publicatie van het Woo-dossier totdat er op het bezwaar is beslist.
9. De voorzieningenrechter veroordeelt het college in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 875,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en een wegingsfactor 1).
10. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt de voorzieningenrechter dat het college aan verzoeker het door hem betaalde griffierecht vergoedt.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
- verbiedt het college om het Woo-dossier te publiceren totdat er op het bezwaar is beslist;
- veroordeelt het college in de proceskosten tot een bedrag van € 875,-;
- draagt het college op het betaalde griffierecht van € 187,- aan verzoeker te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.A. Banga, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. B.L. Kosterman-Meijer, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
15 februari 2024
De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).