ECLI:NL:RBMNE:2024:706

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 februari 2024
Publicatiedatum
14 februari 2024
Zaaknummer
16/235115-23 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstekvonnis inzake feitelijke aanranding van de eerbaarheid in de trein

Op 13 februari 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, een verstekvonnis gewezen in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van feitelijke aanranding van de eerbaarheid van een vrouw in de trein. De verdachte, een Poolse man zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, werd beschuldigd van het aanraken van de schaamstreek van het slachtoffer op 29 januari 2023. Tijdens de terechtzitting op 30 januari 2024 heeft de officier van justitie, mr. I.M.F. Graumans, de vordering en standpunten gepresenteerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging. De rechtbank oordeelde dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kon worden, ondanks dat de officier van justitie vrijspraak had gevorderd voor een specifieke handeling.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 weken en heeft de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toegewezen tot een bedrag van € 500,- voor immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de ernst van de aanranding en de impact op het slachtoffer in overweging genomen, waarbij werd opgemerkt dat het slachtoffer negatieve gevolgen ondervond van het voorval, waaronder angst en depressieve gevoelens. De rechtbank heeft ook de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd en de persoon van de verdachte in overweging genomen, waarbij werd vastgesteld dat de verdachte geen eerdere justitiële contacten in Nederland had.

De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen en het deel dat niet werd toegewezen, niet-ontvankelijk verklaard. De verdachte is verplicht gesteld tot betaling van de schadevergoeding aan de benadeelde partij, met de mogelijkheid van gijzeling bij niet-betaling. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 36f en 246 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/235115-23 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 13 februari 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1974] te [geboorteplaats] , Polen
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is bij verstek gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 30 januari 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. I.M.F. Graumans.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er in het kort op neer dat verdachte:
op 29 januari 2023 te Utrecht en/of in Zeist en/of in Veenendaal, althans in Nederland [slachtoffer] heeft aangerand door haar te betasten en/of aan te raken in haar schaamstreek.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden. De feitelijke handeling dat verdachte op aangeefster [slachtoffer] is gaan zitten volgt volgens de officier van justitie niet uit de bewijsmiddelen. De officier van justitie heeft gevorderd verdachte van die ten laste gelegde handeling vrij te spreken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van de hierna opgenomen bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan aanranding van [slachtoffer] , zoals dit hieronder in rubriek 5 bewezen is verklaard.
Bewijsmiddelen [1]
Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 30 januari 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
V: Wanneer is het gebeurd?
A: 29 januari 2023
V: Waar is dit gebeurd?
A: In een treincoupe tussen Veenendaal De Klomp en Utrecht. [2]
V: Wij willen je vragen om te vertellen wat er precies is gebeurd?
A: Voor ik het wist haalde de man zijn hand uit zijn jaszak en stak hem tussen mijn benen.
O: Aangeefster doet voor wat verdachte bij haar deed. Verbalisanten zien dat zij haar eigen hand echt tussen haar beide bovenbenen steekt en legt haar hand met haar handpalm tegen haar eigen kruis aan. [3]
Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] van 29 januari 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 29 januari 2023 was ik aan het werk voor NS als conducteur. Toen wij vertrokken van station Driebergen-Zeist stond ik naast de 4-zits waar de man en de vrouw zaten, waardoor ik zicht had op wat er daar gebeurde. Ik zag dat de man zijn rechterhand bewoog in de richting van het kruis de vrouw (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer] ). Ik zag dat de vingers van de man tussen de benen van de vrouw verdwenen. Ik zag dat de man met zijn rechterhand haar kruis aanraakte. Ik zag dat de vrouw van schrik naar achteren bewoog. Ik zag dat de vrouw vervolgens verstijfde, maar wel de hand van de man wegduwde. Ik hoorde dat de man tegen mij in de Engelse taal zei: “I’m [verdachte] (fon)”. Ik heb de man overgedragen aan V&S. [4]
Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 29 januari 2023 zagen wij, verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , bij aankomst op Utrecht Centraal de medewerkers van de Nederlandse Spoorwegen buiten staan met de verdachte. Ik vroeg het slachtoffer of ze de man kon beschrijven. Wij, verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , hadden verdachte bij aankomst gezien en die voldeed aan de beschrijving.
Verdachte: [verdachte] , geboren [1974] te Polen. [5]

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 29 januari 2023 in Nederland, door een feitelijkheid [slachtoffer] heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, bestaande uit het met zijn hand aanraken van de schaamstreek van die De [slachtoffer] , en bestaande die feitelijkheid uit
- onverhoeds zijn, verdachtes, hand tussen de benen van die De [slachtoffer] brengen.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 2 maanden.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, voor zover blijkt uit het dossier.
De ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan aanranding door in een treincoupé, een voor hem onbekende vrouw bewust met zijn hand in haar schaamstreek aan te raken. Een dergelijke ongewenste ontuchtige handeling is een ernstige gedraging die een grove inbreuk maakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Door het handelen van verdachte was het slachtoffer direct na het gebeuren geschrokken en ontdaan.
Uit de terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring volgt dat het slachtoffer ook geruime tijd na de aanranding nog steeds negatieve gevolgen ervaart van wat verdachte heeft gedaan. Zo durfde zij een tijd lang niets te ondernemen buiten de deur, werd zij schrikkerig en viel zij terug in een depressie. In het openbaar vervoer zal zij zich naar eigen zeggen nooit meer op haar gemak voelen.
Naast de impact op het slachtoffer wordt als gevolg van dit soort feiten het gevoel van onveiligheid in de maatschappij en meer specifiek voor vrouwen in het openbaar vervoer versterkt. De rechtbank rekent dit alles verdachte aan.
De persoon van verdachte
Over de persoon van de verdachte heeft de rechtbank weinig informatie. Verdachte, die de Poolse nationaliteit heeft, heeft bij de politie verklaard dat hij in Zwitserland woont en dat hij als toerist naar Nederland was gekomen. Verdachte was niet aanwezig bij het onderzoek ter terechtzitting.
Uit het verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie (strafblad) van 20 december 2023 volgt dat verdachte in Nederland niet eerder met justitie in aanraking is gekomen.
De straf
Bij de strafmaat heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, en met straffen die voor dit soort feiten in soortgelijke situaties worden opgelegd. Gelet hierop kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich meebrengt.
De op te leggen straf is lager dan de eis van de officier van justitie, opdat deze meer in lijn is met straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd.
Conclusie
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 6 weken passend en geboden is.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.000,-. Dit bedrag bestaat uit € 1.000,- vanwege immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat de gevolgen die het slachtoffer ervaart, niet enkel komen door het voorval. Het voorval heeft de al bij het slachtoffer bestaande psychische problematiek verergerd. Volgens de officier van justitie is de door de benadeelde partij aangehaalde uitspraak niet vergelijkbaar omdat in die zaak de handelingen ook bestonden uit lichte geweldshandelingen en het slachtoffer in die zaak door het incident PTSS heeft opgelopen. De officier van justitie vordert om de schade vast te stellen op een bedrag van € 500,- en de vordering overigens niet-ontvankelijk te verklaren. De officier van justitie verzoekt het toe te wijzen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente en daarbij ook de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is, met het oog op de aard en de ernst van de normschending, alsmede de gevolgen daarvan voor de benadeelde partij, van oordeel dat zij op grond van art. 6:106 eerste lid. onder b, van het Burgerlijk Wetboek, recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding van de geleden immateriële schade.
De rechtbank is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde feit.
De vordering leent zich – naar maatstaven van billijkheid – voor toewijzing tot een bedrag van € 500,- . De benadeelde partij heeft een hogere schadevergoeding gevorderd dan is toegewezen. De benadeelde partij zal in het deel dat niet is toegewezen niet-ontvankelijk verklaard worden in de vordering. De rechtbank zal bepalen dat dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
De verdachte zal veroordeeld worden in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 500,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 29 januari 2023 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 10 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f en 246 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11 BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 6 weken;
Benadeelde partij
- wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 500,-, bestaande uit geleden immateriële schade;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 januari 2023 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 500,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 januari 2023 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 10 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. O. Veldman, voorzitter, en mrs. A.J.P. Schotman en J.P. Killian, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.M. van Bemmelen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 februari 2024.
Mr. O. Veldman is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
op of omstreeks 29 januari 2023 te Utrecht en/of in Zeist en/of in Veenendaal, althans in Nederland, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit met zijn hand(en) betasten en/of aanraken van de schaamstreek van die De [slachtoffer] , en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit
- onverhoeds zijn, verdachtes, hand tussen de benen van die De [slachtoffer] brengen en/of
- schreeuwen en/of schelden en/of
- tegen en/of op die De [slachtoffer] zitten en/of
- tegen die De [slachtoffer] aan schuiven
(Artikel 246 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 26 september 2023, genummerd PL0900-2023029905, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 40. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 7-8.
3.Pagina 9.
4.Pagina 18.
5.Pagina 21 en 22.