ECLI:NL:RBMNE:2024:7057

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 december 2024
Publicatiedatum
23 december 2024
Zaaknummer
11313773 \ MV EXPL 24-123
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van gemachtigde voor de duur van 1 jaar bij de sector Kanton van de Rechtbank Midden-Nederland

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 18 december 2024 een beschikking gegeven waarin de gemachtigde [A] voor de duur van één jaar wordt geweigerd om op te treden in de sector Kanton. De procedure is gestart op verzoek van belanghebbende [belanghebbende], die zich benadeeld voelde door het optreden van [A]. De zaak betreft een executiegeschil waarbij [A] als gemachtigde van [belanghebbende] optrad tegen gedaagde [B]. Er zijn verschillende aanhoudingsverzoeken gedaan door [A], die zijn ingediend met de mededeling dat zijn zoontje met spoed moest worden geopereerd. Echter, de kantonrechter heeft geconstateerd dat [A] niet de juiste procedures heeft gevolgd, zoals het tijdig indienen van betekende dagvaardingen en het informeren van de gedaagde partij. Dit heeft geleid tot twijfels over de integriteit en betrouwbaarheid van [A] als gemachtigde.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat [A] in het verleden betrokken is geweest bij meerdere juridische procedures, waaronder faillissementen en ontruimingsprocedures, waarbij hij niet integer heeft gehandeld. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat [A] niet alleen zijn verplichtingen jegens [belanghebbende] niet is nagekomen, maar ook de rechtbank onjuist heeft geïnformeerd. Gezien de ernst van de situatie en de herhaalde tekortkomingen van [A], is besloten om hem voor de duur van twaalf maanden te weigeren als gemachtigde bij de rechtbank Midden-Nederland. Deze beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Almere
zaaknummer: 11313773 MV EXPL 24-123 BmR/842
Beschikking van 18 december 2024
Inzake;
[A] , handelende onder de naam [handelsnaam] ,
kantoorhoudende te [plaats] ,
in persoon verschenen,
Belanghebbende:
[belanghebbende] ,
wonende te [plaats] ,
met bericht van verhindering.

1.De procedure ex artikel 81 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de e-mail van het kantongerecht van 28 november 2024 aan [A] en [belanghebbende] 13.51 uur en 15.09 uur - de e-mail van [A] van 28 november 2024 15.17 uur - de e-mail van [belanghebbende] van 8 november 2024 15.48 uur - de e-mail van [belanghebbende] van 28 november 2024 16.11 uur - brief van kantongerecht (tevens per e-mail) aan [A] van 5 december 2024 - brief van kantongerecht (tevens per e-mail) aan [belanghebbende] van 5 december 2024 - akte aan de zijde van [belanghebbende] van 11 december 2024 – akte/verweer aan de zijde van [A] van 11 december 2024 – proces-verbaal van de zitting op 11 december te 14.00 uur.
1.2.
Ten slotte is uitspraak bepaald op heden.
2. Aanleiding tot starten procedure ex artikel 81 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
2.1.
[A] heeft in september 2024 namens [belanghebbende] , als gemachtigde, een datum aangevraagd voor behandeling van een executiegeschil in kort geding met [belanghebbende] als eiser en [B] als gedaagde. Op verzoek van de kantonrechter heeft [A] correspondentie overgelegd waaruit volgt dat hij namens [belanghebbende] optreedt. Vervolgens is een datum van behandeling bepaald op 14 oktober 2024. Bij e-mail van 23 september 2024 is die datum aan [A] medegedeeld. Verder is verzocht de originele dagvaarding met producties per e-mail en per post aan de rechtbank te zenden. De datum is verstrekt onder de bepaling dat [A] onverwijld aan gedaagde [B] mededeling doet van het tijdstip van de mondelinge behandeling en toezending van de concept dagvaarding aan gedaagde [B] . Bij e-mail van 11 oktober 2024 verzoekt [A] om een nieuwe datum, omdat zijn zoontje met spoed moet worden geopereerd wegens bulten in zijn hals onder mededeling dat [A] gedaagde in kennis zal stellen en de datum van de zitting opnieuw aan gedaagde zal laten betekenen. Vervolgens wordt een nieuwe zittingsdatum bepaald op 28 november 2024 onder dezelfde voorwaarden als bij de eerdere opgegeven datum. Een betekende dagvaarding met producties is door de rechtbank niet ontvangen. Ondertussen heeft de heer [belanghebbende] meerdere malen contact gehad met de griffie van de rechtbank met de vraag of de zitting wel doorgaat. Verder heeft de heer [belanghebbende] melding gemaakt dat [A] onbereikbaar is. In de ochtend van 28 november 2024 heeft iemand van het kantoor van [A] telefonisch contact gehad met de griffie met de mededeling dat het zoontje van [A] op sterven ligt en dat daarom de zitting geen doorgang kan vinden. Verder is medegedeeld dat de gedaagde partij daarvan op de hoogte is gesteld. Die ochtend heeft de heer [belanghebbende] zich om half elf in Almere gemeld. De zitting is niet uitgeroepen, een betekende dagvaarding ontbrak immers, maar de kantonrechter heeft de heer [belanghebbende] te woord gestaan en uitgelegd dat geen betekende dagvaarding is ontvangen en mededeling gedaan van het telefonisch bericht van de collega van [A] . De heer [belanghebbende] heeft toen te kennen gegeven dat hij het gevoel heeft door [A] te worden opgelicht. Bij e-mail van 28 november 2024 verzoekt [A] , aansluitend op het eerdere telefonisch bericht van zijn collega, een nieuwe datum van behandeling vanwege een noodgeval in de privésfeer.
2.2.
De kantonrechter heeft, gelet op het bovenstaande aanleiding gezien u te verzoeken nadere informatie te verstrekken, omdat mede gelet op de informatie van de heer [belanghebbende] , twijfels bestaan over de reden van de aanhoudingsverzoeken, alsmede of [A] zich heeft gehouden aan de instructies die gelden bij de aanvraag van een datum voor kort geding. De kantonrechter heeft [A] verzocht de volgende informatie te verstrekken:
“(..)
- Informatie en stukken waaruit volgt dat u de gedaagde [B] voorafgaand aan de aanvraag om haar verhinderdata heeft gevraagd; - Afschrift van toezending van de conceptdagvaarding en mededeling van de datum van 14 oktober 2024 van behandeling aan gedaagde [B] ; - Afschrift van de betekende dagvaarding voor de zitting van 14 oktober 2024; - Bewijsstukken waaruit volgt dat uw zoontje met spoed is geopereerd kort voor de zitting; - Afschrift van toezending van de conceptdagvaarding en mededeling van de nieuwe datum van 28 november 2024 van behandeling aan gedaagde [B] ; - Afschrift van de betekende dagvaarding voor de zitting van 28 november 2024; - Bewijsstukken waaruit de reden volgt van de door u bij e-mail van 28 november 2024 verzochte aanhouding; - Informatie en bewijsstukken waaruit volgt dat gedaagde [B] op de hoogte is gesteld van het niet doorgaan van de zitting; - Machtiging dat u nog steeds optreedt voor de heer [belanghebbende] ”
2.3.
Bij e-mail van 28 november 2024 heeft [A] gereageerd en heeft [A] aangegeven nog steeds op te treden voor de heer [belanghebbende] , hetgeen kennelijk ook door de heer [belanghebbende] op 28 november 2024 aan [A] is bevestigd. [A] heeft voorts toegezegd de gevraagde informatie/stukken op maandag toe te sturen, behoudens de informatie over de reden van de aanhouding vanwege de privacy. De gevraagde stukken heeft [A] niet toegestuurd.
2.4.
Aldus moet het ervoor worden gehouden dat [A] voorafgaand aan de aanvraag kort geding geen verhinderdata heeft opgevraagd aan de gedaagde en de conceptdagvaardingen voor de zitting van 14 oktober 2024 en de zitting van 28 november 2024 niet zijn betekend. Dat roept vervolgens ook weer twijfels op over de door [A] opgegeven redenen van de verzochte aanhoudingen. Daarbij speelt dat de heer [belanghebbende] zich bij de griffie meerdere malen telefonisch heeft beklaagd over het optreden van [A] en dat hij dit heeft herhaald op 28 november 2024 ten overstaan van de kantonrechter.
2.5.
Daarnaast hebben andere omstandigheden, zoals hieronder verder beschreven, een rol gepeeld bij het starten van onderhavige procedure.

3.De verdere gang van zaken

3.1.
Bij brief van 5 december 2024 is [A] opgeroepen om op 11 december 2024 te worden gehoord over het voornemen van de kantonrechter [A] te weigeren als gemachtigde op te treden in de zaak [belanghebbende] / [B] , maar ook [A] te verbieden voor de duur van 1 jaar op te treden als gemachtigde bij de rechtbank Midden-Nederland (locatie Lelystad, Almere, Amersfoort en Utrecht). [belanghebbende] is opgeroepen om (uitsluitend) te worden gehoord ten aanzien van hetgeen onder hoofdstuk 2 is overwogen.
3.2.
Naast de omstandigheden als omschreven onder hoofdstuk 2 heeft de kantonrechter in de brief van 5 december 2024 het volgende aan [A] bericht:
Het bovenstaande staat echter niet op zichzelf. [onderneming 1] BV, waarvan u bestuurder was, is failliet verklaard op 9 juli 2024. U bent op 16 juli 2024 persoonlijk failliet verklaard. Uit de faillissementsverslagen van de curator van [onderneming 1] BV Rapport (rechtspraak.nl) blijkt onder andere dat u weigert mee te werken aan het verkrijgen van inzage in de rekeningafschriften van de derdengeldenrekening én dat aanwijzingen bestaan dat gelden van derden bij Stichting Ontvangsten [naam onderneming 1] zijn aangewend door de bestuurder om schulden in privé te betalen. De curator heeft aanleiding gezien om een fraudemelding te doen bij de Belastingdienst/FIOD. “Het faillissement is aangevraagd door één van de opdrachtgevers van gefailleerde. De aanvrager stelt dat gefailleerde gelden voor de aanvrager heeft geïncasseerd, welke zouden zijn ontvangen op de derdengelden rekening van Stichting Ontvangsten [naam onderneming 1] , maar welke niet worden afgedragen aan de aanvrager. De steunvorderingen hebben betrekking op soortgelijke kwesties. De bestuurder betwist de vordering van de aanvrager en de steunvorderingen. In de tweede verslagperiode heeft de curator het onder handen werk zo veel mogelijk gefactureerd, maar tot op heden hebben vrijwel alle debiteuren ofwel een beroep gedaan op verrekening met door gefailleerde geïncasseerde bedragen bij Stichting Ontvangsten [naam onderneming 1] , ofwel de uitgevoerde werkzaamheden van gefailleerde betwist. Aan concurrente crediteuren staat open een bedrag van € 351.172,22. Daarbij wordt opgemerkt dat gefailleerde gebruik maakte van een derdengeldenrekening op naam van Stichting Ontvangsten [naam onderneming 1] (KvK-nummer: [KvK-nummer] ). Opdrachtgevers van gefailleerde van wie gelden zijn geïncasseerd en gestort op de derdengeldenrekening, kunnen zich evenwel wenden tot Stichting Ontvangsten [naam onderneming 1] . De derdengeldenrekening valt niet in dit faillissement.”
Bij vonnis van 26 november 2021 zaaknummer 9525211 MV EXPL 21-125 is [A] veroordeeld tot ontruiming van zijn woning. U heeft in die procedure gebruik gemaakt van vervalste documenten uit de basisadministratie van het bevolkingsregister. De kantonrechter overweegt onder meer: “4.9. Uit het door [A] overgelegde afschrift uit de gemeentelijke basisadministratie van de gemeente [gemeente] van 2 oktober 2017 blijkt dat met ingang van 12 juni 2017 sprake zou zijn van een geregistreerd partnerschap. Na tussenvonnis van 17 november 2021 heeft [A] ter bevestiging van het geregistreerd partnerschap een recent afschrift uittreksel uit de basisadministratie van de gemeente [gemeente] overgelegd. Echter door [C] is nadien een uittreksel uit de basisregistratie van de gemeente [gemeente] overgelegd van [A] en [D] waaruit blijkt dat van een huwelijk of geregistreerd partnerschap geen sprake is of is geweest. Dit vindt zijn bevestiging in het proces-verbaal, opgemaakt op 22 oktober 2019 van openbare verkoop van de [adres] te [plaats] , waarin [A] en [D] beiden als ongehuwd en niet geregistreerd als partner volgens de basisregistratie Personen worden genoemd. Tevens vindt dit zijn bevestiging in de mededelingen van de heer [E] , ambtenaar van de Burgerlijke Stand van de gemeente [gemeente] aan de door [C] ingeschakelde deurwaarder.
4.10.
Dit betekent dat aangenomen moet worden dat [A] in strijd met artikel 21 Rv niet naar waarheid heeft verklaard en gebruik heeft gemaakt van valse documenten. De kantonrechter rekent dit [A] zwaar aan.”
Hier heeft u doelbewust gepoogd de kantonrechter te misleiden.
In het verleden heeft [onderneming 1] / [A] vanaf 2019 45 zaken bij de rechtbank aangebracht, waarvan 17 zaken met ontslag van instantie is geëindigd omdat het griffierecht niet is betaald. Het beeld dat bij die zaken is ontstaan is dat [A] veelal niet reageert en vraagtekens worden gesteld bij de wijze waarop [A] in die procedures opereert.
Vanaf 2019 zijn de volgende procedures tegen [onderneming 1] gevoerd: 8585490 MC EXPL 20-3955 [onderneming 2] / [onderneming 1] BV (niet betalen voor werkzaamheden deurwaarder, verstekvonnis) 9020367 MC EXPL 21-993 [F] / [onderneming 1] BV (niet verstrekken processtukken dagvaarding en vonnis geen rekening en verantwoording, verstekvonnis tot rekening en verantwoording) 9242912 MC EXPL 21-3522 [onderneming 3] / [onderneming 1] BV (niet betalen voor geleverde diensten, verstekvonnis) 10007146 MC EXPL 22-4207 Kadaster / [onderneming 1] BV (verstekvonnis) 10182798 MC EXPL 22-6277 [onderneming 4] NV / [onderneming 1] BV (ontbinding leaseovereenkomst en veroordeling tot betaling, verstekvonnis) 10226835 MC EXPL 22-6868 [onderneming 5] BV / [onderneming 1] BV (niet nakomen postkoeriersovereenkomst, verstekvonnis) 10866324 LC EXPL 24-62 [G] / [onderneming 1] BV ( [G] had de incasso opdracht aan [onderneming 1] beëindigd, maar [onderneming 1] weigerde rekening en verantwoording af te leggen. Na repliek liet [onderneming 1] niets meer horen, dus [onderneming 1] werd veroordeeld tot rekening en verantwoording op straffe van verbeurte van een dwangsom.) 10883103 MC EXPL 24-436 [onderneming 6] BV / [onderneming 1] BV (ziet op niet afdragen van geinde gelden, veroordeling) 11011831 MC EXPL 24-2012 [H] / [onderneming 1] BV (ziet op niet afgedragen geinde bedragen, veroordeling)
Tegen [A] in persoon zijn de afgelopen jaren ongeveer 24 zaken aangebracht die vrijwel allemaal zien op vorderingen in geld voor geleverde diensten jegens [A] . Uit die zaken valt af te leiden dat [A] ook in privé een dubieus betalingsgedrag hanteert.

4.De zitting

4.1.
[belanghebbende] heeft voorafgaand aan de zitting (die op verzoek van [A] is verplaatst van 9.00 uur naar 14.00 uur) medegedeeld dat hij niet ter zitting aanwezig kan zijn. Hij heeft bij akte zijn standpunt nader toegelicht. [belanghebbende] heeft bij akte uiteengezet dat [A] weliswaar procedures bij de rechtbank Midden-Nederland heeft gepland, maar deze nooit heeft uitgevoerd, terwijl, ondanks verzoeken van zijn kant, geen kopieën van stukken aan hem zijn gestuurd anders dan e-mails met vragen en excuses. Daarnaast heeft [A] een bedrag van € 11.758,62 in rekening gebracht voor werkzaamheden die niet, althans zeer summier, zijn uitgevoerd.
4.2.
[belanghebbende] verzoekt de kantonrechter de overeenkomst van opdracht met [A] te ontbinden en [A] te veroordelen tot terugbetaling van een bedrag van € 11.758,62, subsidiair € 9.762,17 en tot betaling van schadevergoeding. Daarnaast verzoekt [belanghebbende] een langdurige ontzegging van [A] om nog langer als gemachtigde op te treden.
4.3.
[A] heeft bij akte van verweer aangegeven dat hij zich niet herkent in de door [belanghebbende] gemaakte verwijten. Verder betwist [A] de bevindingen van de curator in het faillissement van [onderneming 1] B.V., de gepleegde valsheid in geschrifte in de procedure zaaknummer 9525211 MV EXPL 21-125, en zijn werk naar eer en geweten correct uitvoert.

5.De beoordeling

toetsingskader

5.1.
Artikel 81 Rv luidt als volgt:
“1. De kantonrechter kan bij met redenen omklede beschikking bijstand of vertegenwoordiging door een persoon tegen wie ernstige bezwaren bestaan en die geen advocaat of deurwaarder is, weigeren. De weigering geldt voor een bepaalde zaak of voor een door de kantonrechter te bepalen tijd.
2. De weigering wordt aan de desbetreffende partij en aan de in het eerste lid bedoelde persoon schriftelijk meegedeeld met vermelding van de reden van de weigering. (…)
3. De kantonrechter kan bepalen dat een beschikking, op grond van het eerste lid gegeven, uitvoerbaar bij voorraad is.
4. De persoon die is geweigerd, kan binnen vier weken na de verzending van de beschikking in beroep komen bij het gerechtshof.
5. Het gerechtshof beslist na de betrokken kantonrechter te hebben uitgenodigd de nodige inlichtingen te verstrekken en na de appellant te hebben gehoord.”
5.2.
Hoewel dit niet in artikel 81 Rv staat, moet de kantonrechter de gemachtigde horen voordat hij een beschikking als bedoeld in artikel 81 lid 1 Rv geeft. Dit volgt uit het beginsel van hoor en wederhoor. [A] is gehoord evenals [belanghebbende] als belanghebbende. De weigering mag alleen betrekking hebben op natuurlijke personen (HR 29 januari 2020, ECLI:NL:HR:2020:1730). Dit betekent dat aan adviespraktijk voor zover het een B.V. betreft de toegang niet geweigerd kan worden, maar wel aan haar directeur of medewerker die in dienst is van de B.V.. De bijstand door [A] wordt verleend onder de naam [handelsnaam] (geen BV) maar kennelijk ook onder de vlag van [onderneming 7] B.V. (de facturen aan [belanghebbende] staan op die naam). Op grond van artikel 21 Rv zijn partijen, al dan niet bij monde van de gemachtigde, verplicht de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren. Omstandigheden die buiten de zaak [belanghebbende] liggen kunnen tevens aanleiding geven tot weigering van een gemachtigde. De kantonrechter stelt voorop dat hij zich bevoegd acht om een weigering als gemachtigde jegens betrokkene uit te spreken, nu een weigering niet slechts voor een bepaalde zaak, maar ook voor een door de kantonrechter te bepalen tijd kan worden uitgesproken.
De kwestie [belanghebbende]
5.3.
De kantonrechter is van oordeel dat [A] , in zijn hoedanigheid van (professioneel) gemachtigde, jegens [belanghebbende] ernstig is tekort geschoten in de behartiging van de belangen van [belanghebbende] , zodanig dat tegen hem ernstige bezwaren bestaan om verder als gemachtigde op te treden. Daarnaast is de kantonrechter van oordeel dat [A] in strijd met de waarheid de kantonrechter over de gang van zaken heeft voorgelicht. De kantonrechter overweegt daartoe het volgende.
5.4.
[belanghebbende] heeft [A] ingeschakeld om zijn belangen te behartigen in een zaak tegen zijn ex-partner mevrouw [B] . [A] heeft een datum voor kort geding aangevraagd en verkregen voor de datum van 14 oktober 2024. [A] heeft om aanhouding gevraagd in verband met een operatie van zijn zoontje. [A] heeft een nieuwe datum voor kort geding verkregen voor 28 november 2024. Nadat [belanghebbende] bij de griffie van het kantongerecht heeft geïnformeerd over de zitting van 28 november 2024, omdat hem volgens zijn zeggen niets bekend was, heeft hij ook zijn beklag gedaan over [A] . In de ochtend van 28 november 2024 heeft een collega van [A] zich telefonisch in verbinding gesteld met de griffie en medegedeeld dat het zoontje van [A] op sterven ligt. Vervolgens is om aanhouding verzocht. [belanghebbende] heeft zich op 28 november 2024 om half elf zelf gemeld bij de locatie Almere. De kantonrechter heeft hem te woord gestaan, waarbij [belanghebbende] te kennen heeft gegeven het gevoel te hebben door [A] te worden opgelicht, terwijl hij al een groot bedrag aan griffierecht en honorarium heeft voldaan. Deze gang van zaken heeft ertoe geleid dat de kantonrechter van [A] nadere informatie aan de hand van te overleggen stukken heeft verzocht. [A] heeft daaraan niet voldaan. Ondanks de toezegging bij e-mail van 28 november 2024 te 15.17, waarin [A] aangeeft de gevraagde stukken, behoudens de gegevens van zijn zoontje, maandag 9 december 2024 toe te sturen, is dat niet gebeurd.
5.5.
De kantonrechter stelt vast dat [A] , zowel ten aanzien van de kort geding data van 14 oktober 2024 en 28 november 2024, geen betekende dagvaardingen heeft toegestuurd. Ter zitting heeft [A] volgehouden dat hij deze stukken wel degelijk aan het kantongerecht heeft gestuurd. [A] heeft deze stukken ook niet in afschrift meegenomen naar de zitting. De kantonrechter is van oordeel dat [A] in weerwil van zijn beweringen voor de zittingen van 24 oktober en 28 november 2024 geen betekende dagvaardingen heeft doen uitbrengen. De kantonrechter is verder van oordeel, gelet op het bovenstaande, dat de redenen van de door [A] gedane aanhoudingverzoeken (operatie zoontje en zoontje ligt op sterven) ongeloofwaardig zijn en hij in strijd met de waarheid heeft verklaard. [A] weigert bovendien om zijn aanhoudingsverzoeken nader te onderbouwen. Daarnaast heeft [A] verzuimd [belanghebbende] in voldoende mate in te lichten over de gang van zaken. Dit volgt ook uit de door [A] in zijn verweer geciteerde Whatsapp correspondentie:
“Op 27 november 2024, een dag voor de behandeling van het kort geding vraagt [belanghebbende] : Goedemorgen [A (voornaam)] , waar blijven de stukken? Ik wil voor 9.30 uur minimaal een kopie van de betekende dagvaarding, het bewijs dat het bij de rechtbank is ingeleverd en het pleidooi (of hetgeen je geschreven hebt) aan de rechtbank voor de zaak morgen en de bodemprocedure.”
Tot slot heeft [A] een bedrag van € 1.004,00 en € 248,00 aan griffierecht en € 442,99 aan betekeningskosten in rekening gebracht in rekening gebracht, waarvan vaststaat dat door de rechtbank nog geen griffierecht in rekening is gebracht en de hoogte van het griffierecht niet strookt met het gangbare tarief, terwijl ook nog eens niet is betekend. Voor het werk heeft [A] aan honorarium in rekening gebracht een bedrag van € 9.978,87 voor naar zeggen van [A] voor een bodemprocedure en kort geding, terwijl de procedures nog niet eens aanhangig zijn gemaakt. [belanghebbende] heeft terecht twijfels over de juistheid van de door [A] in rekening gebrachte bedragen.
5.6.
[A] heeft daarmee de belangen van [belanghebbende] niet goed behartigd en de kantonrechter bovendien onjuist en niet naar waarheid geïnformeerd. De kantonrechter moet erop kunnen vertrouwen dat een gemachtigde integer handelt en de kantonrechter van juiste informatie voorziet. Het gevolg is dat [A] als onbekwaam moet worden beschouwd en niet langer als gemachtigde van [belanghebbende] mag optreden.
Verzoek [belanghebbende]
5.7.
[belanghebbende] heeft de kantonrechter verzocht de overeenkomst van opdracht met [A] te ontbinden en [A] te veroordelen tot terugbetaling van een bedrag van € 11.758,62, subsidiair € 9.762,17, en tot betaling van schadevergoeding. Daar leent deze procedure zich niet voor die alleen ziet op de vraag of [A] als gemachtigde mag blijven optreden. [belanghebbende] zal daarvoor een separate procedure moeten voeren.
Overige omstandigheden
5.8.
De zaak [belanghebbende] staat niet op zich zelf. Dat [A] het niet zo nauw neemt met de waarheid volgt uit de ontruimingsprocedure van zijn toenmalige woning die tegen hem is gevoerd onder zaaknummer 9525211 MV EXPL 21-125. Om de ontruiming van de woning te voorkomen heeft [belanghebbende] zich op het standpunt gesteld dat zijn partner van rechtswege medehuurder is op grond van geregistreerd partnerschap en derhalve had moeten worden mee gedagvaard. Bij vonnis van 26 november 2021 heeft de kantonrechter vastgesteld dat [A] in strijd met artikel 21 Rv heeft gehandeld door gebruik te maken van een door hem vervalst uittreksel uit het bevolkingsregister. Van een gemachtigde mag worden verwacht dat hij ook privé integer handelt in een procedure die tegen hem is gericht. Dat [A] ter zitting heeft aangevoerd dat hij niet strafrechtelijk is veroordeeld doet aan de constatering van de kantonrechter in zijn vonnis niets af.
5.9.
Dat sterke aanwijzingen bestaan dat [A] onbekwaam is om als gemachtigde op te treden volgt ook uit het volgende. [onderneming 1] B.V., het incassobedrijf waarvan [A] bestuurder, was is op 9 juli 2024 failliet verklaard. [A] is vervolgens op 16 juli persoonlijk failliet verklaard. Uit het faillissementsverslag van de curator volgt dat:
• [A] weigert mee te werken aan het verkrijgen van inzage in de rekeningafschriften van de derdengeldenrekening
• aanwijzingen bestaan dat gelden van derden bij Stichting Ontvangsten [naam onderneming 1] zijn aangewend door de bestuurder om schulden in privé te betalen.
• De curator aanleiding heeft gezien om een fraudemelding te doen bij de Belastingdienst/FIOD
• Gefailleerde gelden voor de aanvrager heeft geïncasseerd, welke zouden zijn ontvangen op de derdengelden rekening van Stichting Ontvangsten [naam onderneming 1] , maar welke niet worden afgedragen aan de aanvrager.
• De steunvorderingen betrekking hebben op soortgelijke kwesties.
• Alle debiteuren ofwel een beroep hebben gedaan op verrekening met door gefailleerde geïncasseerde bedragen bij Stichting Ontvangsten [naam onderneming 1] , ofwel de uitgevoerde werkzaamheden van gefailleerde hebben betwist.
De enkele betwisting van de bevindingen van de curator is in de gegeven omstandigheden onvoldoende om daaraan voorbij te gaan.
5.10.
Dit patroon vindt ook zijn bevestiging in een groot aantal procedures die door [onderneming 1] zijn gevoerd. Ook daar ging het veelal om het niet afdragen van door [onderneming 1] geinde bedragen aan opdrachtevers of het niet betalen voor verleende diensten. Vanaf 2019 zijn de volgende procedures tegen [onderneming 1] gevoerd:
8585490 MC EXPL 20-3955 [onderneming 2] / [onderneming 1] BV (niet betalen voor werkzaamheden deurwaarder, verstekvonnis) 9020367 MC EXPL 21-993 [F] / [onderneming 1] BV (niet verstrekken processtukken dagvaarding en vonnis geen rekening en verantwoording, verstekvonnis tot rekening en verantwoording) 9242912 MC EXPL 21-3522 [onderneming 3] / [onderneming 1] BV (niet betalen voor geleverde diensten, verstekvonnis) 10007146 MC EXPL 22-4207 Kadaster / [onderneming 1] BV (verstekvonnis) 10182798 MC EXPL 22-6277 [onderneming 4] NV / [onderneming 1] BV (ontbinding leaseovereenkomst en veroordeling tot betaling, verstekvonnis) 10226835 MC EXPL 22-6868 [onderneming 5] BV / [onderneming 1] BV (niet nakomen postkoeriersovereenkomst, verstekvonnis) 10866324 LC EXPL 24-62 [G] / [onderneming 1] BV ( [G] had de incasso opdracht aan [onderneming 1] beëindigd, maar [onderneming 1] weigerde rekening en verantwoording af te leggen. Na repliek liet [onderneming 1] niets meer horen, dus [onderneming 1] werd veroordeeld tot rekening en verantwoording op straffe van verbeurte van een dwangsom.) 10883103 MC EXPL 24-436 [onderneming 6] BV / [onderneming 1] BV (ziet op niet afdragen van geinde gelden, veroordeling) 11011831 MC EXPL 24-2012 [H] / [onderneming 1] BV (ziet op niet afgedragen geinde bedragen, veroordeling).
Ter zitting heeft [A] daar niets tegen ingebracht.
5.11.
In het verleden heeft [onderneming 1] / [A] vanaf 2020 45 zaken bij de rechtbank aangebracht, waarvan 17 zaken met ontslag van instantie zijn geëindigd omdat het griffierecht niet is betaald. Het beeld dat bij die zaken is ontstaan is dat [A] veelal niet reageert en vraagtekens worden gesteld bij de wijze waarop [A] in die procedures opereert. Het in gebreke blijven met het voldoen van het verschuldigde griffierecht binnen de daarvoor geldende termijnen, maakt dat [A] , althans [onderneming 1] , niet heeft gehandeld zoals van een zorgvuldig handelend gemachtigde mag worden verwacht. Daarmee heeft hij de belangen van de betrokken opdrachtgevers geschaad. Betrokkene blijft voor de betaling van het griffierecht zelf verantwoordelijk. Het had op de weg van betrokkene - als zorgvuldig handelend procesvertegenwoordiger - gelegen om zich over de kwestie van de betaling van het griffierecht te verstaan met zijn opdrachtgevers en/of de rechtbank. [A] heeft ter zitting daarvoor een onvoldoende verklaring gegeven.
5.12.
Tot slot is in de afgelopen jaren ook een 24 zaken aangebracht tegen [A] in privé. Deze zaken zien vrijwel allemaal op vorderingen in geld voor geleverde diensten, die [A] vervolgens onbetaalbaar heeft gelaten. Dat [A] in betalingsonmacht verkeert valt ook af te leiden uit zijn persoonlijk faillissement, hetgeen [A] kwetsbaar maakt om op een zorgvuldige en integere wijze als procesgemachtigde op te treden.
Slotsom
In de zaak [belanghebbende] / [B] bestaan ernstige bezwaren door onbetrouwbaar en niet integer gedrag, het niet juist en zelfs onjuist informeren van de heer [belanghebbende] en de kantonrechter en het op onjuiste en niet naar waarheid aangevoerde gronden aanvragen van aanhoudingen van geplande zittingen
.
De kantonrechter is van oordeel dat tegen die achtergrond en van al hetgeen hiervoor verder in onderlinge samenhang is overwogen, gelet op de aard en ernst van de aan [A] te maken verwijten, de bekwaamheid om als gemachtigde op te treden ontbreekt en aldus aanleiding bestaat om [A] voor de duur van 12 maanden, ingaande 1 januari 2025, te weigeren als gemachtigde bij (alle locaties van) de sector kanton van deze rechtbank op te treden.

6.Beslissing

De kantonrechter:
6.1.
weigert bijstand en vertegenwoordiging door [A] aan [belanghebbende] ;
6.2.
weigert bijstand en vertegenwoordiging door [A] in zaken bij (alle locaties van) de sector kanton van de rechtbank Midden-Nederland voor de duur van twaalf maanden, ingaande 1 januari 2025;
6.3.
afschrift van deze beschikking wordt eveneens gezonden aan de belanghebbende, de heer [belanghebbende] ;
6.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.M. Berendsen en in het openbaar uitgesproken op 18 december 2024.