ECLI:NL:RBMNE:2024:7055

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 december 2024
Publicatiedatum
20 december 2024
Zaaknummer
UTR 24/4723
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling college tot betaling van proceskosten na intrekking beroep

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland op 23 december 2024, wordt het verzoek van verzoeker om veroordeling van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Soest in de proceskosten beoordeeld. Verzoeker had eerder beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit door het college, maar trok dit beroep in nadat het college op 1 augustus 2024 alsnog een besluit had genomen. De rechtbank heeft het college in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling, maar het college heeft hierop niet gereageerd.

De rechtbank oordeelt dat, wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, de bestuursrechter op verzoek van de indiener het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten. In dit geval heeft de rechtbank vastgesteld dat het college inderdaad tegemoet is gekomen aan verzoeker door op 1 augustus 2024 een besluit te nemen.

De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling toe en kent verzoeker een vergoeding van € 437,50 toe voor de gemaakte proceskosten. Dit bedrag is berekend op basis van het indienen van een beroepschrift. Daarnaast is het college verplicht om het door verzoeker betaalde griffierecht van € 187,- te vergoeden. De uitspraak is gedaan door rechter I. Helmich, in aanwezigheid van griffier N. Koopmans, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/4723

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 december 2024 in de zaak tussen

[verzoeker], uit [woonplaats], verzoeker

(gemachtigde: mr. W. Visser),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Soest, het college

(gemachtigde: D. Williams).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het verzoek van verzoeker om een veroordeling van het college in de proceskosten. Verzoeker heeft dit verzoek gedaan bij de intrekking van zijn beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit door het college. Hij heeft het beroep ingetrokken omdat het college op 1 augustus 2024 alsnog een besluit heeft genomen.
1.1.
De rechtbank heeft het college in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om veroordeling in de proceskosten. Het college heeft hierop niet gereageerd.
1.2.
De rechtbank doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling toe. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Wanneer wordt een bestuursorgaan in de proceskosten veroordeeld?
3. Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de bestuursrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [2]
Is het college aan verzoeker tegemoetgekomen?
4. De rechtbank moet dus beoordelen of het college geheel of gedeeltelijk aan verzoeker is tegemoetgekomen.
4.1.
Op 12 juli 2024 heeft verzoeker beroep ingesteld tegen het uitblijven van het nemen van een besluit door het college. Het college heeft op 1 augustus 2024 alsnog een besluit genomen. Hiermee is het college tegemoetgekomen aan het beroep van verzoeker.
Welk bedrag aan proceskosten moet het college aan verzoeker vergoeden?
5. De rechtbank wijst het verzoek als kennelijk gegrond toe. Verzoeker krijgt een vergoeding van zijn proceskosten. Het college moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 437,50 omdat de gemachtigde van verzoeker een beroepschrift heeft ingediend (1 punt voor het indienen van een beroepschrift met een waarde van € 875,- en een wegingsfactor van 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.
Krijgt verzoeker een vergoeding van het griffierecht?
6. De rechtbank wijst erop dat het college verplicht is het door verzoeker betaalde griffierecht van € 187,- te vergoeden. [3] Verzoeker moet zich hiervoor dan ook tot het college wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt het college tot betaling van € 437,50 aan proceskosten aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I. Helmich, rechter, in aanwezigheid van mr. N. Koopmans, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 23 december 2024.
de griffier is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:75a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit volgt uit artikel 8:75a van de Awb en is nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3.Dit volgt uit artikel 8:41, zevende lid, van de Awb.