ECLI:NL:RBMNE:2024:7043

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 december 2024
Publicatiedatum
20 december 2024
Zaaknummer
C/16/572029 / HA ZA 24-126
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in vrijwaring met afwijzing van vordering in de hoofdzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 18 december 2024 uitspraak gedaan in een vrijwaringsprocedure die samenhangt met een hoofdzaak. De eiser, vertegenwoordigd door mr. M. Kartal, heeft vorderingen ingesteld tegen twee gedaagden, [gedaagde 1] B.V. en [gedaagde 2], in verband met gebrekkige werkzaamheden die zij zouden hebben verricht. De hoofdzaak betreft een geschil tussen de heer [D] en de vennootschap onder firma [naam] kledingreparatie thodn [handelsnaam 3] over de vraag of er een aannemingsovereenkomst is gesloten met de vof of met [handelsnaam 1]. De rechtbank heeft geoordeeld dat de overeenkomst is gesloten met de vof, waardoor de vordering in vrijwaring van [handelsnaam 1] is afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat [handelsnaam 1] de verkeerde partijen heeft gedagvaard, aangezien de aannemingsovereenkomst met de vof was en niet met de gedaagden. De proceskosten zijn toegewezen aan de gedaagden, waarbij [handelsnaam 1] in de kosten van de vrijwaringsprocedure is veroordeeld. De rechtbank heeft de griffierechten voor de gedaagden vastgesteld op basis van de waarde van de vordering in de hoofdzaak, die meer dan € 100.000 bedraagt. De uitspraak is openbaar uitgesproken en de kostenveroordeling is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/572029 / HA ZA 24-126
Vonnis in vrijwaring van 18 december 2024
in de zaak van
[eiser] HODN [handelsnaam 1],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiser,
advocaat mr. M. Kartal te Amsterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 1] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. F.P.W. Kralt te Utrecht,

2 [gedaagde 2] HODN [handelsnaam 2] ,

wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
advocaat mr. V.G. Baran te Den Haag.
Partijen worden hierna respectievelijk “ [handelsnaam 1] ”, “ [gedaagde 1] ” en “ [gedaagde 2] ” genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
­ de dagvaarding in vrijwaring tegen [gedaagde 1] van 8 maart 2024 met 5 producties;
­ de dagvaarding in vrijwaring tegen [gedaagde 2] van 12 maart 2024 met 5 producties;
­ de conclusie van antwoord in vrijwaring van [gedaagde 1] met 2 producties, ingekomen op 1 mei 2024;
­ de conclusie van antwoord in vrijwaring van [gedaagde 2] met 1 productie, ingekomen op 1 mei 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft – gezamenlijk met de mondelinge behandeling in de hoofdzaak – plaatsgevonden op 24 september 2024. [eiser] is in persoon verschenen samen met zijn vader de heer [A] en vergezeld door mr. Kartal. Namens [gedaagde 1] is verschenen de heer [B] (directeur) samen met zijn zoon de heer [C] en vergezeld door mr. Kralt. De heer [gedaagde 2] is in persoon verschenen vergezeld door mrs. Baran en Semladi. In de hoofdzaak zijn verschenen de heer [D] , mevrouw [E] , mr. Tip, de heer [F] , mr. Havelaar en mevrouw [G] (beëdigd tolk/vertaler). Door mr. Tip en mr. Havelaar zijn spreekaantekeningen overgelegd en voorgedragen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen verder is besproken.
1.3.
Ten slotte is in de hoofdzaak en in de vrijwaring vonnis bepaald.

2.De kern van de zaak

2.1.
Deze vrijwaringsprocedure hoort bij de hoofdzaak die bij deze rechtbank aanhangig is, met zaak- en rolnummer C/16/565657 HA ZA 23-704. De hoofdzaak betreft de procedure tussen de heer [D] (“ [D] ”), de vennootschap onder firma [naam] kledingreparatie thodn [handelsnaam 3] en haar vennoten (“de vof”) en [handelsnaam 1] . In de hoofdzaak gaat het samengevat over de vraag of [D] een aannemingsovereenkomst heeft gesloten met de vof óf met [handelsnaam 1] . De betreffende wederpartij is tekortgeschoten in de aannemingsovereenkomst en aansprakelijk voor alle door [D] geleden en nog te lijden schade als gevolg van die tekortkomingen.
2.2.
Voor het geval de beslissing in de hoofdzaak luidt dat de aannemingsovereenkomst is gesloten tussen [D] en [handelsnaam 1] , wil [handelsnaam 1] dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] deze kosten aan hem betalen, omdat zij de gebrekkige werkzaamheden hebben uitgevoerd. Het oordeel van de rechtbank in de hoofdzaak – die gelijktijdig met dit vonnis wordt uitgesproken – luidt dat tussen [D] en de vof een overeenkomst van (hoofd)aanneming tot stand is gekomen. De vordering in vrijwaring wordt daarom afgewezen.

3.De vordering in de vrijwaring en het verweer

3.1.
[handelsnaam 1] vordert samengevat – dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] worden veroordeeld om aan hem te betalen datgene waartoe hij in de hoofdzaak jegens [D] mocht worden veroordeeld met inbegrip van alle kosten, waaronder de buitengerechtelijke incassokosten, wettelijke rente, buitengerechtelijke kosten en proceskosten.
3.2.
[handelsnaam 1] stelt dat het gehele freeswerk en vloerverwarming is uitgevoerd door [gedaagde 1] . [gedaagde 1] is daarom aansprakelijk voor de door [D] geconstateerde gebreken dat i) niet op 10 cm afstand van elkaar is gefreesd en aan de muur geen ruimte is aangehouden van 0,5 cm en ii) dat de vloerverwarming niet goed is aangelegd. Daarnaast stelt [handelsnaam 1] dat het gehele tegelwerk in de woning is uitgevoerd door [gedaagde 2] . [gedaagde 2] is daarom aansprakelijk voor de door [D] geconstateerde gebreken aan het tegelwerk in de badkamer, toilet, de begane grond, de kapsalon en de Fermacell vloer.
3.3.
[gedaagde 1] voert als meest verstrekkende verweer aan dat [handelsnaam 1] de verkeerde partij heeft gedagvaard. De onder aannemingsovereenkomst is namelijk gesloten met vennootschap onder firma [gedaagde 1] V.O.F. Verder betwist [gedaagde 1] dat zij is tekortgeschoten. Zij heeft gefreesd op de plekken die door [handelsnaam 1] zijn ingetekend. De vloerverwarming heeft zij bovendien niet aangelegd.
3.4.
[gedaagde 2] betwist dat zij het tegelwerk in de woning heeft uitgevoerd. Zij heeft alleen de loodgieterswerkzaamheden verricht.

4.De beoordeling

4.1.
In de hoofdzaak heeft de rechtbank geoordeeld dat de (hoofd) aannemingsovereenkomst is gesloten tussen [D] en de vof. De Vof is daarom jegens [D] tekortgeschoten in de nakoming van de gesloten aannemingsovereenkomst. De vorderingen van [D] jegens [gedaagde 2] zijn in de hoofdzaak geheel afgewezen. Hieruit volgt dat de vordering van [handelsnaam 1] in vrijwaring bij gebrek aan grondslag wordt afgewezen.
4.2.
Ten overvloede overweegt de rechtbank dat [handelsnaam 1] ook de verkeerde partij heeft gedagvaard. Door [gedaagde 1] is ter zitting, met verwijzing naar een factuur van 22 augustus 2022 [1] , aangevoerd dat de door [handelsnaam 1] gestelde onder aannemingsovereenkomst is gesloten met de vennootschap onder firma [gedaagde 1] V.O.F. [handelsnaam 1] heeft dit niet betwist. Ook dit leidt jegens [gedaagde 1] tot afwijzing van de vordering.
De proceskosten
4.3.
[handelsnaam 1] krijgt ongelijk. Hij moet daarom de kosten van de vrijwaringsprocedure betalen.
4.4.
De rechtbank stelt vast dat in deze vrijwaring door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] het griffierecht is betaald dat geldt voor zaken met een vordering van een waarde van meer dan € 100.000 en niet meer dan € 1.000.000. [2] Dit komt doordat [handelsnaam 1] heeft gevorderd [gedaagde 1] en [gedaagde 2] te veroordelen aan hem te betalen al datgene waartoe [handelsnaam 1] in de hoofdzaak jegens [D] mocht worden veroordeeld en in de hoofdzaak meer dan € 100.000,00 is gevorderd van (onder andere) [handelsnaam 1] . [3] Uit de context van de zaak wordt evenwel duidelijk dat ook als [handelsnaam 1] in de vrijwaring volledig zou hebben gewonnen, tegen [gedaagde 1] en [gedaagde 2] nooit een bedrag boven de € 100.000,00 zou zijn toegewezen. De rechtbank verlaagt daarom ambtshalve het griffierecht naar het tarief dat staat voor zaken met een vordering van een waarde van niet meer dan € 100.000. Dit betekent dat [gedaagde 1] € 2.889,00 aan griffierecht verschuldigd is en [gedaagde 2] € 1.325,00. Bij de proceskostenveroordeling zal worden uitgegaan van deze (lagere) bedragen.
4.5.
De proceskosten (inclusief nakosten) aan de kant van [gedaagde 1] worden tot op vandaag begroot op:
- betaald griffierecht € 2.889,00
- salaris advocaat € ‭‭1.572‬,00
(2 punten × tarief III)‬‬‬‬‬‬
- nakosten
€ 178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € ‭4.639‬,00‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬
4.6.
De proceskosten (inclusief nakosten) aan de kant van [gedaagde 2] worden tot op vandaag begroot op:
- betaald griffierecht € 1.325,00
- salaris advocaat € ‭1.572‬‬,00
(2 punten × tarief III)‬‬‬‬
- nakosten
€ 178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € ‭3.075‬‬‬‬,00‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬
4.7.
De door [gedaagde 2] gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
Overweging ten overvloede
4.8.
Ten overvloede wijst de rechtbank partijen erop dat de griffier, op de dag van deze uitspraak het reeds door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] betaalde griffierecht zal laten aanpassen aan de hierboven genoemde tarieven.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt [handelsnaam 1] in de proceskosten van [gedaagde 1] tot op vandaag begroot op € ‭4.639‬‬,00‬‬‬‬‬, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [handelsnaam 1] niet tijdig aan de veroordelingen uit dit vonnis voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;‬‬
5.3.
veroordeelt [handelsnaam 1] in de proceskosten van [gedaagde 2] tot op vandaag begroot op € ‭3.075‬‬‬‬,00‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [handelsnaam 1] niet tijdig aan de veroordelingen uit dit vonnis voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proces- en nakosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;‬‬‬‬‬‬
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.A.J. Purcell en in het openbaar uitgesproken op 18 december 2024. [4]

Voetnoten

1.Productie 1 conclusie van antwoord in vrijwaring van [gedaagde 1] .
2.Door [gedaagde 1] is € 6.617,00 aan griffierecht betaald en door [gedaagde 2] € 2.626,00.
3.De vordering in de hoofdzaak bedraagt € 112.712,74.
4.type: