ECLI:NL:RBMNE:2024:7032

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 december 2024
Publicatiedatum
20 december 2024
Zaaknummer
UTR 24/1362
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontheffing voor het doden van edelherten in Natura 2000-gebied Oostvaardersplassen

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 23 december 2024 uitspraak gedaan in een geschil over een ontheffing die door de gedeputeerde staten van Flevoland is verleend voor het doden van edelherten in het Natura 2000-gebied Oostvaardersplassen. De ontheffing, die geldt van 1 januari 2024 tot 1 januari 2029, is verleend aan de faunabeheereenheid voor het afschot van edelherten tot een doelstand van 500 dieren. Stichting Aanpak Misstanden Natuurbeheer (Stamina) heeft beroep ingesteld tegen deze ontheffing, omdat zij van mening is dat het afschot afbreuk doet aan de gunstige staat van instandhouding van de edelhertenpopulatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat Stamina belanghebbende is en dat het beroep ontvankelijk is, ondanks dat het meer dan zes weken na de ontheffing is ingediend. De rechtbank heeft de argumenten van Stamina en de gedeputeerde staten tegen elkaar afgewogen. Gedeputeerde staten hebben aangevoerd dat de ontheffing geen afbreuk doet aan de instandhouding van de edelhertenpopulatie, en dat er mogelijkheden zijn voor spontane en kunstmatige uitwisseling van edelherten met andere populaties. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de gedeputeerde staten voldoende aannemelijk hebben gemaakt dat de ontheffing niet in strijd is met de Wet natuurbescherming en dat de gunstige staat van instandhouding van de edelherten niet in gevaar komt. Het beroep van Stamina is ongegrond verklaard, en de ontheffing blijft van kracht. Stamina krijgt geen griffierecht terug en geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/1362

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 december 2024 in de zaak tussen

Stichting Aanpak Misstanden Natuurbeheer, gevestigd in Doorn, eiseres

en

het college van gedeputeerde staten van de provincie Flevoland

(gemachtigden: mr. R.D. Reinders en mr. L. Verhees).
Als derde-partijen nemen aan de zaak deel:
Stichting Faunabeheereenheid Flevoland, gevestigd in Lelystad
Staatsbosbeheer, gevestigd in Amersfoort
(gemachtigde: mr. M. van Egmond).
Partijen worden hierna aangeduid als Stamina, gedeputeerde staten, de faunabeheereenheid en Staatsbosbeheer.

Inleiding

1.1.
Met het besluit van 6 december 2023 hebben gedeputeerde staten aan de faunabeheereenheid een ontheffing verleend voor het doden van edelherten met geweer en met gebruikmaking van demper in het Natura 2000-gebied Oostvaardersplassen en in de gebieden daaromheen, die voor de edelherten rechtstreeks te bereiken zijn. De ontheffing geldt in de periode van 1 januari 2024 tot 1 januari 2029 en mag alleen door personen in dienst van Staatsbosbeheer of handelend in opdracht van Staatsbosbeheer van 1 augustus tot 1 mei, 24 uur per dag, worden gebruikt. Het afschot mag plaatsvinden tot een doelstand van 500 edelherten. Het is niet toegestaan edelherten te doden als daarmee de doelstand onder de 500 komt.
1.2.
Stamina is het niet eens met de ontheffing en heeft hiertegen beroep ingesteld.
1.3.
Gedeputeerde staten hebben op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Staatsbosbeheer heeft ook schriftelijk gereageerd.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 13 december 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen:
  • namens Stamina: [A] en [B] ;
  • de gemachtigden van gedeputeerde staten, zij werden vergezeld door mr. [C] ;
  • namens de faunabeheereenheid: [D] ;
  • de gemachtigde van Staatsbosbeheer, zij werd vergezeld door mr. [E] en [F] .

Beoordeling door de rechtbank

Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
2. Stamina heeft geen zienswijze ingediend tegen het ontwerpbesluit dat door gedeputeerde staten in het kader van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure ter inzage is gelegd. In afwijking van artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) werpt de rechtbank haar dat echter niet tegen, omdat Stamina belanghebbende is bij de ontheffing. Dat is in overeenstemming met de ‘Varkens in Nood’-rechtspraak over de toepassing van het Verdrag van Aarhus in omgevingsrechtelijke zaken. [1] De rechtbank heeft vastgesteld dat het algemene belang dat Stamina blijkens haar statuten en haar feitelijke werkzaamheden behartigt rechtstreeks bij de omgevingsvergunning is betrokken.
3. Het beroep is ingediend meer dan 6 weken na de datum waarop de ontheffing is verleend. De dag waarop de beroepstermijn aanvangt, wordt echter bepaald door het moment waarop de ontheffing ter inzage is gelegd. [2] Gedeputeerde staten hebben aangegeven dat het onduidelijk is of de terinzagelegging juist is gegaan. Er is dus onduidelijkheid over het moment waarop de beroepstermijn is aangevangen. Het moment waarop het beroep is ingesteld, leidt daarom niet tot het niet ontvankelijk verklaren daarvan.
4. Het beroep is ontvankelijk en kan inhoudelijk worden beoordeeld.
Inhoudelijke beoordeling van het beroep
5. Op 1 januari 2024 is de Wet natuurbescherming (Wnb) ingetrokken en is de Omgevingswet in werking getreden. Omdat voor die datum de aanvraag om de ontheffing is ingediend en het ontwerpbesluit ter inzage is gelegd, is in deze zaak de Wnb met de onderliggende regelingen nog van toepassing. [3]
Het geschil
6. Stamina voert aan dat met het afschot van de edelherten in de Oostvaarderplassen tot een doelstand van 500 dieren afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding. In een afgesloten gebied, waar geen uitwisseling met andere hertenpopulaties kan plaatsvinden, is een groep van 4000 edelherten nodig om een genetisch gezonde en levensvatbare populatie in stand te houden. Daarom is een populatie van 500 edelherten volgens Stamina te klein om de edelherten in de Oostvaardersplassen in een gunstige staat van instandhouding te laten voortbestaan. De in de ontheffing genoemde mogelijkheden van spontane uitwisseling en het eventueel bijplaatsen zijn volgens Stamina geen reële toekomstige scenario’s.
7. Gedeputeerde staten verwijzen voor de motivering van de doelstand van 500 dieren naar de “Notitie: Gunstige Staat van Instandhouding edelherten Oostvaardersplassen” van mei 2023 van Staatsbosbeheer (de notitie). Op de zitting hebben zij hieraan, in reactie op de beroepsgrond van Stamina, toegevoegd dat de ontheffing geldt tot 2029 en dat tot die tijd de gunstige staat van instandhouding van de edelherten in de Oostvaarderplassen bij een doelstand van 500 dieren sowieso niet in het geding is. Dit speelt volgens gedeputeerde staten eventueel pas op veel langere termijn.
Het toetsingskader
8. Gedeputeerde staten kunnen een Wnb-ontheffing alleen verlenen als er geen afbreuk wordt gedaan aan het streven de populaties van het edelhert in hun natuurlijke verspreidingsgebied in een gunstige staat van instandhouding te laten voortbestaan. [4] De gunstige staat van instandhouding van een soort is de staat van instandhouding van een soort waarvoor onder andere geldt dat uit populatiedynamische gegevens blijkt dat de betrokken soort nog steeds een levensvatbare component is van de natuurlijke habitat waarin hij voorkomt, en dat vermoedelijk op lange termijn zal blijven. [5]
Hoeft voor de gunstige staat van instandhouding alleen te worden gekeken naar de periode waarvoor de ontheffing geldt?
9. De rechtbank volgt niet het standpunt van gedeputeerde staten dat voor de beoordeling van de gunstige staat van instandhouding alleen hoeft te worden gekeken naar de periode waarvoor de ontheffing geldt, in dit geval tot 2029.
10. De voorwaarde waaronder de ontheffing uitsluitend verleend mag worden en de definitiebepaling van de gunstige staat van instandhouding uit de Wnb zijn de implementatie van de artikelen 16, eerste lid, en 1, aanhef en onder i), van de Habitatrichtlijn. Uit de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie volgt dat een ontheffing in het licht van deze bepaling moet worden gebaseerd op criteria die zodanig zijn geformuleerd dat het behoud op lange termijn van de dynamiek en de sociale stabiliteit van de beoogde soort wordt gewaarborgd. Gedeputeerde staten moeten daarvoor eerst en vooral vaststellen wat de staat van instandhouding van de populaties van de betrokken soorten is en, vervolgens, wat de geografische en demografische impact is die de ontheffing daarop kan hebben. [6] Daarbij past niet dat slechts het behoud van de gunstige staat van instandhouding gedurende de korte looptijd van de ontheffing wordt beoordeeld.
Is voldoende gemotiveerd dat de gunstige staat van instandhouding van de edelherten op de lange termijn niet wordt aangetast?
11. In de notitie baseert Staatsbosbeheer haar conclusie dat met een populatie van 500 edelherten de levensvatbaarheid van de edelherten in de Oostvaardersplassen niet in het geding is en ook niet hoeft te komen, allereerst op de quickscan ‘Uitplaatsing van grote grazers uit de Oostvaardersplassen’ van Wageningen University & Research uit augustus 2018 van Van der Grift en andere (de quickscan). Hieruit leidt Staatsbosbeheer impliciet af dat vanwege de isolatie van de edelherten in de Oostvaardersplassen, 4000 individuen wenslijk is voor een levensvatbare populatie op de lange termijn als er sprake zou zijn van een, voor altijd, continu gesloten populatie en er ook niet actief individuen uit andere deelpopulaties in Nederland of Europa regelmatig geïntroduceerd zouden (kunnen) worden om de genetische diversiteit op peil te houden.
12. De rechtbank concludeert dat partijen het dus met elkaar eens zijn dat op de langere termijn bij een geïsoleerde populatie edelherten een populatie van 4000 dieren nodig is om de levensvatbaarheid van deze populatie op peil te houden.
13. Staatsbosbeheer vervolgt in de notitie dat spontane uitwisseling wel een toekomstig scenario kan zijn. Er hebben zich al edelherten van de Veluwe en de Randmeren gevestigd in de Randmeerbossen op circa 20 kilometer afstand van de populatie edelherten in de Oostvaardersplassen. Deze edelherten kunnen nu al via zogenaamde ‘inspring’-poorten in de Oostvaardersplassen komen. En dus zou spontane genetische uitwisseling met andere deelpopulaties in de toekomst tot de mogelijkheden kunnen behoren. Mocht deze spontane migratie niet tot stand komen, dan kan volgens Staatsbosbeheer als alternatief kunstmatig voor uitwisseling tussen de verschillende deelpopulaties worden gezorgd. Hierdoor ontstaat in feite een kunstmatige open populatie. Dit kan door middel van het bijplaatsen van herten die bijdragen aan de voortplanting. Het bijplaatsen van een hert per generatie zou volgens de omrekeningsfactor uit de quickscan voldoende zijn om eenzelfde levensvatbaarheid te houden in een geïsoleerde populatie in vergelijking met een open populatie. Volgens Staatsbosbeheer is de genetische variatie van de edelherten in de Oostvaardersplassen nu nog zo groot dat bijplaatsen van herten op dit moment niet nodig is. De edelherten in de Oostvaarderplassen leven nog niet zo lang geïsoleerd en bovendien was de startpopulatie zeer divers.
14. De rechtbank kan de motivering over de gunstige staat van instandhouding in de ontheffing met de verwijzing naar de notitie en de onderliggende quickscan volgen. Gedeputeerde staten hebben daarmee voldoende aannemelijk gemaakt dat er in de nabije toekomst een natuurlijke en een kunstmatige mogelijkheid bestaat voor uitwisseling met andere deelpopulaties edelherten om een genetisch gezonde en levensvatbare populatie van edelherten in de Oostvaardersplassen te kunnen borgen. Wat Stamina aanvoert maakt niet dat de rechtbank twijfelt aan de toelichting van Staatsbosbeheer op de zitting dat de edelherten ook gebruik maken van andere mogelijkheden dan faunaverbindingen om door mensen aangelegde infrastructuur te kruisen en zo het gebied te bereiken. Via zogenaamde ‘inspring’-poorten kunnen de edelherten vervolgens in de Oostvaardersplassen komen. Maar zelfs als dit in de praktijk niet zal gebeuren, dan is het bijplaatsen van edelherten sowieso een reële mogelijkheid.
15. Staatsbosbeer benoemt in de notitie ook nog een andere benadering voor de grootte van een levensvatbare populatie. Bij die benadering wordt een vergelijking gemaakt met de levensvatbare populatie bij damherten van 150 dieren. De rechtbank kan deze vergelijking niet volgen. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de literatuur waar hierbij naar wordt verwezen niet is opgenomen op de literatuurlijst in de notitie.
16. Maar dit doet niets af aan het oordeel van de rechtbank zoals dat hiervoor is opgenomen onder 13 en 14. Daarmee is voldoende gemotiveerd dat met de doelstand van 500 edelherten op de lange termijn geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de edelherten in de Oostvaardersplassen.

Conclusie en gevolgen

17. De conclusie van het voorgaande is dat gedeputeerde staten met een verwijzing naar de notitie en de onderliggende quickscan voldoende aannemelijk hebben gemaakt dat met de ontheffing geen afbreuk wordt gedaan aan het streven de populaties van de edelherten in hun natuurlijke verspreidingsgebied in een gunstige staat van instandhouding te laten voortbestaan. Het beroep is ongegrond. De ontheffing blijft gelden.
18. Omdat het beroep ongegrond is, krijgt Stamina het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. de Meulder, rechter, in aanwezigheid van
mr.I.C. de Zeeuw-'t Lam, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
23 december 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 14 april 2021, ECLI:NL:RVS:2021:786.
2.Artikel 6:8, vierde lid, in combinatie met artikel 3:44, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Awb.
3.Dat volgt uit het overgangsrecht van artikel 2.9 van de Aanvullingswet natuur Omgevingswet.
4.Artikel 3.8, vijfde lid, sub c, van de Wnb.
5.Artikel 1.1, aanhef en onder a, van de Wnb.
6.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 10 oktober 2019, ECLI:EU:C:2019:851, overwegingen 57 en 58.