Beoordeling door de rechtbank
Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
2. Stamina heeft geen zienswijze ingediend tegen het ontwerpbesluit dat door gedeputeerde staten in het kader van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure ter inzage is gelegd. In afwijking van artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) werpt de rechtbank haar dat echter niet tegen, omdat Stamina belanghebbende is bij de ontheffing. Dat is in overeenstemming met de ‘Varkens in Nood’-rechtspraak over de toepassing van het Verdrag van Aarhus in omgevingsrechtelijke zaken.De rechtbank heeft vastgesteld dat het algemene belang dat Stamina blijkens haar statuten en haar feitelijke werkzaamheden behartigt rechtstreeks bij de omgevingsvergunning is betrokken.
3. Het beroep is ingediend meer dan 6 weken na de datum waarop de ontheffing is verleend. De dag waarop de beroepstermijn aanvangt, wordt echter bepaald door het moment waarop de ontheffing ter inzage is gelegd.Gedeputeerde staten hebben aangegeven dat het onduidelijk is of de terinzagelegging juist is gegaan. Er is dus onduidelijkheid over het moment waarop de beroepstermijn is aangevangen. Het moment waarop het beroep is ingesteld, leidt daarom niet tot het niet ontvankelijk verklaren daarvan.
4. Het beroep is ontvankelijk en kan inhoudelijk worden beoordeeld.
Inhoudelijke beoordeling van het beroep
5. Op 1 januari 2024 is de Wet natuurbescherming (Wnb) ingetrokken en is de Omgevingswet in werking getreden. Omdat voor die datum de aanvraag om de ontheffing is ingediend en het ontwerpbesluit ter inzage is gelegd, is in deze zaak de Wnb met de onderliggende regelingen nog van toepassing.
6. Stamina voert aan dat met het afschot van de edelherten in de Oostvaarderplassen tot een doelstand van 500 dieren afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding. In een afgesloten gebied, waar geen uitwisseling met andere hertenpopulaties kan plaatsvinden, is een groep van 4000 edelherten nodig om een genetisch gezonde en levensvatbare populatie in stand te houden. Daarom is een populatie van 500 edelherten volgens Stamina te klein om de edelherten in de Oostvaardersplassen in een gunstige staat van instandhouding te laten voortbestaan. De in de ontheffing genoemde mogelijkheden van spontane uitwisseling en het eventueel bijplaatsen zijn volgens Stamina geen reële toekomstige scenario’s.
7. Gedeputeerde staten verwijzen voor de motivering van de doelstand van 500 dieren naar de “Notitie: Gunstige Staat van Instandhouding edelherten Oostvaardersplassen” van mei 2023 van Staatsbosbeheer (de notitie). Op de zitting hebben zij hieraan, in reactie op de beroepsgrond van Stamina, toegevoegd dat de ontheffing geldt tot 2029 en dat tot die tijd de gunstige staat van instandhouding van de edelherten in de Oostvaarderplassen bij een doelstand van 500 dieren sowieso niet in het geding is. Dit speelt volgens gedeputeerde staten eventueel pas op veel langere termijn.
8. Gedeputeerde staten kunnen een Wnb-ontheffing alleen verlenen als er geen afbreuk wordt gedaan aan het streven de populaties van het edelhert in hun natuurlijke verspreidingsgebied in een gunstige staat van instandhouding te laten voortbestaan.De gunstige staat van instandhouding van een soort is de staat van instandhouding van een soort waarvoor onder andere geldt dat uit populatiedynamische gegevens blijkt dat de betrokken soort nog steeds een levensvatbare component is van de natuurlijke habitat waarin hij voorkomt, en dat vermoedelijk op lange termijn zal blijven.
Hoeft voor de gunstige staat van instandhouding alleen te worden gekeken naar de periode waarvoor de ontheffing geldt?
9. De rechtbank volgt niet het standpunt van gedeputeerde staten dat voor de beoordeling van de gunstige staat van instandhouding alleen hoeft te worden gekeken naar de periode waarvoor de ontheffing geldt, in dit geval tot 2029.
10. De voorwaarde waaronder de ontheffing uitsluitend verleend mag worden en de definitiebepaling van de gunstige staat van instandhouding uit de Wnb zijn de implementatie van de artikelen 16, eerste lid, en 1, aanhef en onder i), van de Habitatrichtlijn. Uit de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie volgt dat een ontheffing in het licht van deze bepaling moet worden gebaseerd op criteria die zodanig zijn geformuleerd dat het behoud op lange termijn van de dynamiek en de sociale stabiliteit van de beoogde soort wordt gewaarborgd. Gedeputeerde staten moeten daarvoor eerst en vooral vaststellen wat de staat van instandhouding van de populaties van de betrokken soorten is en, vervolgens, wat de geografische en demografische impact is die de ontheffing daarop kan hebben.Daarbij past niet dat slechts het behoud van de gunstige staat van instandhouding gedurende de korte looptijd van de ontheffing wordt beoordeeld.
Is voldoende gemotiveerd dat de gunstige staat van instandhouding van de edelherten op de lange termijn niet wordt aangetast?
11. In de notitie baseert Staatsbosbeheer haar conclusie dat met een populatie van 500 edelherten de levensvatbaarheid van de edelherten in de Oostvaardersplassen niet in het geding is en ook niet hoeft te komen, allereerst op de quickscan ‘Uitplaatsing van grote grazers uit de Oostvaardersplassen’ van Wageningen University & Research uit augustus 2018 van Van der Grift en andere (de quickscan). Hieruit leidt Staatsbosbeheer impliciet af dat vanwege de isolatie van de edelherten in de Oostvaardersplassen, 4000 individuen wenslijk is voor een levensvatbare populatie op de lange termijn als er sprake zou zijn van een, voor altijd, continu gesloten populatie en er ook niet actief individuen uit andere deelpopulaties in Nederland of Europa regelmatig geïntroduceerd zouden (kunnen) worden om de genetische diversiteit op peil te houden.
12. De rechtbank concludeert dat partijen het dus met elkaar eens zijn dat op de langere termijn bij een geïsoleerde populatie edelherten een populatie van 4000 dieren nodig is om de levensvatbaarheid van deze populatie op peil te houden.
13. Staatsbosbeheer vervolgt in de notitie dat spontane uitwisseling wel een toekomstig scenario kan zijn. Er hebben zich al edelherten van de Veluwe en de Randmeren gevestigd in de Randmeerbossen op circa 20 kilometer afstand van de populatie edelherten in de Oostvaardersplassen. Deze edelherten kunnen nu al via zogenaamde ‘inspring’-poorten in de Oostvaardersplassen komen. En dus zou spontane genetische uitwisseling met andere deelpopulaties in de toekomst tot de mogelijkheden kunnen behoren. Mocht deze spontane migratie niet tot stand komen, dan kan volgens Staatsbosbeheer als alternatief kunstmatig voor uitwisseling tussen de verschillende deelpopulaties worden gezorgd. Hierdoor ontstaat in feite een kunstmatige open populatie. Dit kan door middel van het bijplaatsen van herten die bijdragen aan de voortplanting. Het bijplaatsen van een hert per generatie zou volgens de omrekeningsfactor uit de quickscan voldoende zijn om eenzelfde levensvatbaarheid te houden in een geïsoleerde populatie in vergelijking met een open populatie. Volgens Staatsbosbeheer is de genetische variatie van de edelherten in de Oostvaardersplassen nu nog zo groot dat bijplaatsen van herten op dit moment niet nodig is. De edelherten in de Oostvaarderplassen leven nog niet zo lang geïsoleerd en bovendien was de startpopulatie zeer divers.
14. De rechtbank kan de motivering over de gunstige staat van instandhouding in de ontheffing met de verwijzing naar de notitie en de onderliggende quickscan volgen. Gedeputeerde staten hebben daarmee voldoende aannemelijk gemaakt dat er in de nabije toekomst een natuurlijke en een kunstmatige mogelijkheid bestaat voor uitwisseling met andere deelpopulaties edelherten om een genetisch gezonde en levensvatbare populatie van edelherten in de Oostvaardersplassen te kunnen borgen. Wat Stamina aanvoert maakt niet dat de rechtbank twijfelt aan de toelichting van Staatsbosbeheer op de zitting dat de edelherten ook gebruik maken van andere mogelijkheden dan faunaverbindingen om door mensen aangelegde infrastructuur te kruisen en zo het gebied te bereiken. Via zogenaamde ‘inspring’-poorten kunnen de edelherten vervolgens in de Oostvaardersplassen komen. Maar zelfs als dit in de praktijk niet zal gebeuren, dan is het bijplaatsen van edelherten sowieso een reële mogelijkheid.
15. Staatsbosbeer benoemt in de notitie ook nog een andere benadering voor de grootte van een levensvatbare populatie. Bij die benadering wordt een vergelijking gemaakt met de levensvatbare populatie bij damherten van 150 dieren. De rechtbank kan deze vergelijking niet volgen. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de literatuur waar hierbij naar wordt verwezen niet is opgenomen op de literatuurlijst in de notitie.
16. Maar dit doet niets af aan het oordeel van de rechtbank zoals dat hiervoor is opgenomen onder 13 en 14. Daarmee is voldoende gemotiveerd dat met de doelstand van 500 edelherten op de lange termijn geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de edelherten in de Oostvaardersplassen.