ECLI:NL:RBMNE:2024:7031

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 december 2024
Publicatiedatum
20 december 2024
Zaaknummer
UTR 24/4310
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op bezwaar door UWV

Op 19 december 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). De zaak betreft een beroep van de eiser omdat het UWV niet tijdig heeft beslist op zijn bezwaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser op 31 augustus 2023 een bezwaarschrift heeft ingediend en dat het UWV de beslistermijn heeft verlengd, maar op de uiterste datum van 6 februari 2024 nog steeds geen besluit had genomen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de eiser het UWV in gebreke heeft gesteld en dat er sindsdien twee weken zijn verstreken zonder dat er een nieuw besluit is genomen. De rechtbank heeft het UWV opgedragen om binnen twee weken na verzending van de uitspraak alsnog een besluit te nemen en heeft een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en het niet tijdig nemen van een besluit vernietigd. Tevens is bepaald dat het UWV het griffierecht aan de eiser moet vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van griffier L. El Kabch.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/4310

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 december 2024 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op zijn bezwaar.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Wel moet de betrokkene dan eerst een ‘ingebrekestelling’ aan het bestuursorgaan sturen. Dat wil zeggen dat de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar. Dit staat (onder andere) in de artikelen 6:2, 6:12 en 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3. Eiser heeft zijn bezwaarschrift ingediend op 31 augustus 2023. Verweerder moet binnen zes weken beslissen, gerekend vanaf het moment waarop de bezwaartermijn is verstreken
.Dat staat in artikel 7:10 en 7:13 van de Awb. Verweerder heeft de termijn verlengd met zes weken en had uiterlijk op 6 februari 2024 moeten beslissen. De rechtbank stelt vast dat verweerder op die datum nog steeds niet had beslist. De rechtbank stelt verder vast dat eiser verweerder op 6 februari 2024 in gebreke heeft gesteld en dat sindsdien twee weken zijn verstreken
3. Omdat verweerder nog geen (nieuw) besluit heeft genomen bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen.
4. Verweerder heeft bij brief van 8 juli 2024 laten weten dat het UWV in overleg is met het hoofdkantoor om inzicht te krijgen in de verwerking van persoonsgegevens. Daarbij is meegedeeld dat het bezwaarschrift met voorrang zal worden behandeld. Gelet op de datum van deze brief, geeft de rechtbank verweerder een termijn van twee weken voor het alsnog nemen van een besluit. Deze termijn is een wettelijke termijn die ingaat twee weken na het verzenden van deze uitspraak (artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb).
4. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
5. Het beroep is kennelijk gegrond (artikel 8:54 van de Awb).
6. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht aan eiser betalen. Er zijn door eiser geen proceskosten gemaakt die vergoed moeten worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht dat eiser heeft betaald moet betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van L. El Kabch, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 december 2024.
(De griffier is verhinderd de uitspraak
mede te ondertekenen).
de griffier de rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.