ECLI:NL:RBMNE:2024:7029

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 december 2024
Publicatiedatum
20 december 2024
Zaaknummer
16-072260-96
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van terbeschikkingstelling met dwangverpleging voor een periode van twee jaar

Op 16 december 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak van de verlenging van de terbeschikkingstelling van een betrokkene, geboren in 1970, die eerder ter beschikking was gesteld na veroordeling voor ernstige misdrijven, waaronder moord en verkrachting. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om de terbeschikkingstelling met dwangverpleging met twee jaar te verlengen, toegewezen. De rechtbank baseerde haar beslissing op verschillende rapportages en adviezen van deskundigen, die allen concludeerden dat er nog steeds sprake is van een stoornis bij de betrokkene, te weten een autismespectrumstoornis, en dat het recidiverisico hoog is bij beëindiging van de maatregel. De rechtbank heeft de argumenten van de verdediging, die pleitte voor een kortere verlenging van één jaar, verworpen. De rechtbank oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een kortere verlenging rechtvaardigden. De beslissing om de terbeschikkingstelling met twee jaar te verlengen, werd genomen in het belang van de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene nog steeds intensief en forensisch toezicht nodig heeft en dat de prognose voor verdere ontwikkeling somber is. De rechtbank heeft de maatregel met twee jaar verlengd, waarbij de veiligheid van de samenleving voorop staat.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-072260-96 (vordering verlenging tbs)
Beslissing op grond van artikel 6:6:10 van het Wetboek van Strafvordering van de meervoudige kamer voor strafzaken van 16 december 2024
in de zaak van de officier van justitie tegen de ter beschikking gestelde:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] 1970 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] [woonplaats] ,
hierna te noemen: betrokkene.

1.De stukken

De rechtbank heeft acht geslagen op de zich in het dossier bevindende stukken waaronder:
  • het extract van het arrest van het gerechtshof Amsterdam van 22 december 1997 waarbij betrokkene ter beschikking is gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege, omdat hij zich schuldig heeft gemaakt aan moord, verkrachting en mishandeling;
  • stukken waaruit blijkt dat de terbeschikkingstelling is ingegaan op 11 december 2000;
  • de beslissing van deze rechtbank van 12 december 2022 waarbij de termijn van terbeschikkingstelling voor het laatst is verlengd met twee jaar;
  • de beslissing van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 20 april 2023 waarin de beslissing van deze rechtbank van 12 december 2022 is bevestigd;
  • de vordering van de officier van justitie van 23 oktober 2024 die strekt tot verlenging van de terbeschikkingstelling met verpleging met twee jaar;
  • het verlengingsadvies van [instelling] van 7 oktober 2024, opgemaakt door [A] (hoofdbehandelaar) en prof. dr. [B] (psychiater en cultureel antropoloog), inhoudend het advies om de terbeschikkingstelling met verpleging te verlengen met twee jaar;
  • het Pro Justitia-rapport van 4 april 2024 opgemaakt door prof. dr. mr. E.D.M. Masthoff (psychiater);
  • het Pro Justitia-rapport van 15 mei 2024 opgemaakt door drs. B. Koudstaal (klinisch psycholoog);
  • de wettelijke aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van de betrokkene, over de periode 21 november 2022 tot en met 25 maart 2024.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De behandeling van de zaak heeft op 2 december 2024 ter terechtzitting plaatsgevonden. Daarbij zijn gehoord:
  • de officier van justitie, mr. L.H. van der Veldt;
  • de betrokkene, bijgestaan door zijn raadsman mr. N.M. van Wersch, advocaat te Utrecht;
  • de aan de kliniek verbonden deskundige [A] (digitaal).

3.Het standpunt van de inrichting

Het standpunt van de inrichting blijkt uit het onder 1 genoemde rapport. De deskundige voornoemd heeft ter zitting het advies van de inrichting toegelicht.
Het standpunt luidt – zakelijk weergegeven – dat er bij de betrokkene nog steeds sprake is van een stoornis. Ook is het recidiverisico nog aanwezig. Dit risico wordt bij beëindiging van de maatregel ingeschat als hoog.
Het advies luidt de terbeschikkingstelling met dwangverpleging te verlengen voor de duur van twee jaar.

4.Het standpunt van de niet aan de inrichting verbonden deskundigen

De deskundigen concluderen dat er bij betrokkene nog steeds sprake is van een stoornis. Volgens deskundige Masthoff is het risico binnen de huidige context laag, maar loopt deze bij het wegvallen daarvan op de lange termijn op tot hoog. Deskundige Koudstaal wijst erop dat het recidiverisico onverminderd aanwezig is. Het risico wordt gematigd door controle en toezicht. Bij het wegvallen van beschermde factoren of als betrokkene op zichzelf zou zijn aangewezen, is het risico zeker op middellange- en lange termijn onverminderd hoog.
Beide deskundigen adviseren de terbeschikkingstelling met dwangverpleging te verlengen voor de duur van twee jaar.

5.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft naar aanleiding van het verhandelde ter zitting haar vordering strekkende tot verlenging van de terbeschikkingstelling met dwangverpleging met twee jaar gehandhaafd.

6.Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft gepleit voor een verlenging van de maatregel voor de duur van één jaar. Daartoe is aangevoerd dat betrokkene een LFPZ-status is toegewezen, terwijl er eerder een andere lijn werd ingezet. Deze lijn is doorkruist, omdat betrokkene de voorwaarden van zijn verlof zou hebben overtreden en contact had met een vrouw in Amerika. Echter zou betrokkene ook in een kliniek of afdeling geplaatst kunnen worden met beveiligingsniveau 2. De raadsman acht het van belang dat de rechtbank een vinger aan de pols houdt en verzoekt de rechtbank te beslissen dat er binnen het verlengingsjaar een zorgconferentie wordt georganiseerd waarbij er wordt gekeken naar andere mogelijkheden dan een LFPZ-status.

7.Het oordeel van de rechtbank

Maximering
Betrokkene is bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 22 december 1997 veroordeeld voor moord, verkrachting en mishandeling.
De terbeschikkingstelling is niet gemaximeerd, nu – hoewel niet uitdrukkelijk overwogen in het veroordelend arrest – uit dit arrest duidelijk blijkt dat sprake was van misdrijven die zijn gericht tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van geestvermogens
Uit het verlengingsadvies en de Pro Justitia-rapportages blijkt dat er nog steeds sprake is van een stoornis bij betrokkene, te weten een autismespectrumstoornis.
Recidivegevaar
Het recidivegevaar wordt bij beëindiging van de maatregel op middellange – lange termijn ingeschat als hoog.
De rechtbank heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van het advies en de rapportages van de deskundigen te twijfelen en neemt deze over.
Verlenging
Gelet op het advies van de inrichting en de niet aan de inrichting verbonden deskundigen en hetgeen overigens ter zitting naar voren is gekomen, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen verlenging van de terbeschikkingstelling eist. Zij is van oordeel dat wordt voldaan aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit.
Uit de Pro Justitia-rapportages blijkt dat er bij betrokkene sprake is van een autismespectrumstoornis. Het recidiverisico wordt, zonder zorgkader, ingeschat als hoog. Betrokkene is nog altijd afhankelijk van intensief en forensisch scherp toezicht, en de prognose voor verdere ontwikkeling is somber. Zowel de psychiater als de psycholoog zijn van oordeel dat plaatsing op een long care afdeling passender is dan een LFPZ-status.
Uit het verlengingsadvies komt naar voren dat betrokkene vanaf 2004 in [instelling] verblijft. Betrokkene verbleef vanaf januari 2021 in de porto-cabins in afwachting van plaatsing op de long care afdeling. In februari 2023 werd duidelijk dat betrokkene contact had met een vrouw in Amerika en op zijn telefoon foto’s had van vrouwen tussen de 20-25 jaar. Dit is aangeduid als pre-delictgedrag waardoor betrokkene in augustus 2023 is overgeplaatst naar de klinische behandelafdeling [afdeling] met beveiligingsniveau 4. In februari/maart 2024 bleek dat betrokkene wederom contact had met de vrouw uit Amerika. De casus is daarom voorgezet aan de commissie Seksueel Grensoverschrijdend Gedrag, maar zij kon niet tot een conclusie komen vanwege de beperkte openheid van betrokkene. Betrokkene denkt momenteel na over het innemen van nieuwe medicatie die als bijwerking libidoremmend is.
Ter zitting is gebleken dat de LFPZ-status inmiddels is toegewezen. De wachtlijst voor plaatsing op basis van die titel is volgens deskundige [A] vijf tot zes jaar. De komende periode zal worden gekeken hoe de wachttijd wordt ingevuld en de kwaliteit van leven voor betrokkene kan worden vergroot in de huidige setting.
De rechtbank gaat voorbij aan het verzoek van betrokkene om de termijn van terbeschikkingstelling met één jaar te verlengen. Het uitgangspunt van de rechtbank is dat, wanneer aannemelijk is geworden dat de behandeling meer tijd in beslag zal nemen dan één jaar, de terbeschikkingstelling - behoudens bijzondere omstandigheden - verlengd dient te worden met een termijn van twee jaar.
De rechtbank stelt op basis van het verlengingsadvies, de door de deskundige ter zitting gegeven toelichting en de rapportages vast dat niet te verwachten is dat binnen één jaar gronden aanwezig kunnen zijn die een (voorwaardelijke) beëindiging van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege rechtvaardigen en een verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van één jaar zou bij betrokkene de verwachting kunnen wekken dat dit wel het geval zou zijn. De rechtbank let hierbij in het bijzonder op de toegewezen LFPZ-status en de lange wachttijden die hiermee gepaard gaan.
Er is geen sprake van een bijzondere omstandigheid die een verlenging met één jaar vereist. Het motiveren van betrokkene is niet een dergelijke uitzondering en de rechtbank ziet geen aanleiding een vinger aan de pols te houden. Daarnaast ziet zij geen aanleiding om zich uit te laten over een zorgconferentie, mede gelet op het feit dat ter zitting duidelijk is geworden dat in het kader van de beslissing om de LFPZ-status toe te kennen is gesproken met betrokkene, alsmede dat in die beslissing ook de adviezen van de betrokken PJ-rapporteurs zijn meegenomen.
De rechtbank zal daarom de maatregel met twee jaar verlengen.

8.De beslissing

De rechtbank verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege van [betrokkene] met twee (2) jaar.
Deze beslissing is genomen door mr. G.A. Bos, voorzitter, mrs. L.R.H. Koekoek en E. Post, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.J.A. Barends als griffier en in het openbaar uitgesproken op 16 december 2024.