ECLI:NL:RBMNE:2024:7021

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 november 2024
Publicatiedatum
20 december 2024
Zaaknummer
16-157924-24 en 16-157297-24 (gev. ttz)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot doodslag, mishandeling en bedreiging met ontslag van rechtsvervolging en oplegging van tbs-maatregel

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 29 november 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag, mishandeling en bedreiging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, geboren in 1991, op 11 mei 2024 in Utrecht een poging tot doodslag heeft gepleegd op zijn broer, [slachtoffer 1], door deze in een wurggreep te nemen. De verdachte was volledig ontoerekeningsvatbaar, wat leidde tot ontslag van alle rechtsvervolging. De rechtbank heeft een dadelijk uitvoerbare tbs-maatregel met voorwaarden opgelegd, evenals een gedragsbeïnvloedende maatregel op basis van artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht. De benadeelde partij, [slachtoffer 1], heeft een vordering ingediend voor schadevergoeding, waarvan een deel is toegewezen. De rechtbank heeft ook de in beslag genomen voorwerpen teruggegeven aan de rechthebbende. De zaak is behandeld op basis van de verklaringen van getuigen, de aangifte van het slachtoffer en de rapportages van deskundigen die de geestelijke toestand van de verdachte hebben beoordeeld. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte lijdt aan schizofrenie en andere stoornissen, wat zijn gedrag ten tijde van de feiten heeft beïnvloed. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om tbs op te leggen gevolgd, gezien het hoge recidiverisico en de noodzaak voor langdurige behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16-157924-24 en 16-157297-24 (gev. ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 29 november 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum 1] 1991 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [postcode] te [woonplaats] ,
gedetineerd in [locatie] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 21 augustus 2024 (16-157924-24) en 15 november 2024 (beide parketnummers).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A.E. Lohuis en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. K. Moussaoui, advocaat te Amsterdam, alsmede de benadeelde partij [slachtoffer 1] en haar advocaat mr. J.J.G.M. Buijs, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging ten aanzien van parketnummer 16-157924-24 is op de zitting gewijzigd. De (gewijzigde) tenlasteleggingen zijn als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
16-157924-24
primair: op 11 mei 2024 in Utrecht een poging tot doodslag op [slachtoffer 1] heeft verricht;
subsidiair: het primaire tenlastegelegd als een poging tot zware mishandeling;
16-157297-24
Feit 1:op 9 mei 2024 in Utrecht [slachtoffer 2] heeft mishandeld;
Feit 2:op 9 mei 2024 in Utrecht [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 16-157924-24 primair en 16-157297-24 feit 1 en feit 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder 16-157924-24 ten laste gelegde. De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank van het onder 16-157297-24 ten laste gelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
16-157924-24
Bewijsmiddelen [1]
De aangifte van [slachtoffer 1]
Ik fietste op zaterdag 11 mei 2024 omstreeks 11.30 uur vanaf het centrum van Utrecht via de [straat 1] in de richting van de [straat 2] te Utrecht . Ik zag dat er vlak voor het viaduct waar ik onderdoor moest, een man stond. Ik zag dat de man een ontbloot bovenlijf had, maar nog wel een broek aanhad. Ik kan deze man als volgt omschrijven:
Huidskleur: licht getint
Lengte: 185 cm
Postuur: gespierd
Haar: donker haar
Leeftijd : 25 jaar - 35 jaar.
Ik zal deze man vanaf nu man 1 noemen in de aangifte. Op het moment dat ik man l passeerde zag ik dat man l op mij afstapte en zijn hand opstak. Ik stopte hierop met fietsen en deed mijn koptelefoon af. Ik zag en voelde dat man 1 mijn bovenlichaam op verschillende plekken betastte met zijn beide handen. Ik zei in de Engelse taal no tegen man 1 en probeerde man 1 van mij af te duwen.
Op het moment dat ik weg wilde fietsen zag en voelde ik hoe man 1 een arm om mijn keel klemde. Ik voelde hoe man l zijn arm strak om mijn keel hield. Ik voelde dat ik hierdoor weinig tot geen adem kon halen. Ik voelde dus de arm van man l om mijn keel. Ik voelde dat man 1 met veel kracht aan mijn keel en nek trok richting de grond. Door de kracht van man l werd ik van mijn fiets getrokken en viel ik met mijn beide knieën op de grond en vervolgens kwam ik met een harde klap op de linkerkant van mijn hoofd terecht. Ik voelde dat de arm van man 1 nog steeds om mijn keel geklemd zat. Ik voelde dat man 1 zijn arm met dezelfde kracht tegen mijn keel aanzat zodat ik weinig tot moeilijk adem kon halen. Ik voelde dat man l half op mij lag. Ik lag half op mijn linkerkant, half op mijn rug.
Heel soms vond ik ruimte tijdens het klemmen om mijn keel om te kunnen krijsen, maar de meeste tijd kon dit niet. Ik voelde dat man 1 mij niet los wilde laten. Omdat man 1 mijn armen en benen gedeeltelijk blokkeerden met zijn lichaam kon ik weinig weerstand bieden. Ik had mijn armen naar beneden langs mijn lichaam. Ik probeerde met mijn handen man l van mij weg te duwen, maar ik had daar te weinig kracht voor.
Ik voelde vervolgens dat er aan man 1 werd getrokken die mij nog steeds aan het verwurgen was. Ik voelde dat wij heen en weer gingen. Ik voelde dat de klem om mijn keel nog steeds net zo strak werd gehouden door de man als daarvoor. Hierna voelde ik dat er meer gewicht op mijn lichaam kwam. Ik probeerde ondertussen om uit de verwurging van man l te komen door mijn hoofd onder zijn arm vandaan te bewegen. Ik voelde dat dit niet lukte. Ik voelde dat man 1 zijn arm constant om mijn keel geklemd hield. Ik kreeg hierdoor ook nog steeds geen lucht. Doordat de persoon met man 1 bleef worstelen om hem van mij los te krijgen, is het mij uiteindelijk met veel moeite gelukt om uit de verwurging van man 1 te komen.
Ik had echt ademnood gehad gedurende de hele verwurging door man 1 en merkte dat mijn lichaam geen lucht meer in zich had.
Op dit moment voelt mijn nek en rug enorm pijnlijk en stijf aan. Ik zie ook dat mijn kaak aan de linkerkant blauw begint te kleuren. Ik heb ook op mijn beide knieën schaafwonden en mijn knieën voelen pijnlijk aan. Ik voel mij nu in shock en heel angstig. [2]
De letselrapportage
Naam: [slachtoffer 1]
Geboortedatum: [geboortedatum 2] 1999
datum letselonderzoek 11-05-2024
schatting duur verdere genezing zichtbare letsels 2 weken
samenvatting letsel
  • puntbloedingen in gelaat
  • onderhuidse bloeding met zwelling op behaarde hoofdhuid
  • oppervlakkige huidbeschadiging kaakrand links
  • oppervlakkig letsel linker thorax
  • oppervlakkige huidbeschadiging knieën
lichaamsdeel hoofd
  • gegroepeerd rond beide ogen kleine rode puntvormige huidverkleuringen. In mindere mate ook rode puntvormige huidverkleuringen op beide wangen. Puntbloedingen zijn kleine oppervlakkige bloeduitstortingen en kunnen ontstaan door grote druk in de bloedvaten in het weefsel of kunnen ontstaan door een medische aandoening
  • Midden op behaarde hoofdhuid, links van het midden een rode verkleuring van de huid en een zwelling van enkele cm in doorsnede soort gemelde toedracht bij het letsel Verdachte is gevallen
  • Binnenzijde onderooglid links en rechts een rood en gezwollen slijmvlies met rode puntvormige verkleuringen
  • op linker onderkaakrand in een lijn onder het linker oor een halvemaan streepvormige huidverkleuring van ongeveer 2 cm past gemelde toedracht bij letsel mogelijk
lichaamsdeel romp
- Op linker voorzijde romp net onder linker schouder enkele grillig gevormde oppervlakkige huidbeschadigingen van enkele mm en een streepvormige oppervlakkige huidbeschadiging van ong 1 cm (krasletsel) past gemelde toedracht bij letsel mogelijk
lichaamsdeel rechterbeen
- Op rechterknie meerdere oppervlakkige grillig gevormde huidbeschadigingen met losse huidschilfers
lichaamsdeel linkerbeen
- beschrijving Op linkerknie een oppervlakkige huidbeschadiging van ongeveer 1 cm in lengte en 2 mm in breedte [3]
De verklaring van getuige [getuige]
Op zaterdag 11 mei 2024 omstreeks 11.30 uur bevond ik mij op de [straat 3] te Utrecht . Ik zag dat er een voor mij onbekende man, vanaf nu te noemen 'verdachte' een voor mij onbekende vrouw aanviel. Ik kan deze persoon als volgt omschrijven:
- Man;
- ongeveer 30-32 jaar oud;
- getinte huiskleur;
- zwart/donker gekruld haar;
- lichtkleurige broek;
- zonder T-shirt. Deze hing om zijn schouder.
Ik zag dat de verdachte met zijn rechterarm het hoofd van de vrouw vasthield, tussen zijn romp en zijn boven- en onderarm. Ik zag heel duidelijk dat de verdachte met zeer veel kracht deed. Ik zag dat de verdachte dit voor de duur van ongeveer 15-20 seconden deed. Ik zag dat de keel van de vrouw werd dichtgeknepen en dat de vrouw, ten gevolge hiervan, in doodsnood was. Ik heb daarop direct ingegrepen door naar de man toe te rennen en de man te ontzetten van de vrouw. Dit deed ik omdat ik duidelijk dat de vrouw in nood was. Ook zag ik dat de vrouw als het ware aan het spartelen was om zich los te rukken van de verdachte. Ik rende hierop naar de verdachte en heb in alle macht de vrouw van de verdachte getracht te ontzetten door hem van achteren vast te pakken en hem aan zijn nek te pakken en naar achteren te bewegen. Ik voelde en zag dat dit moeilijk was omdat ik voelde dat de verdachte zijn spieren flink aanspande. Ik voelde en zag dat de verdachte uiteindelijk de vrouw losliet, ten gevolge van mijn handelen. Ik zag dat de verdachte hierop achter mij aan rende en schreeuwde in de Nederlandse taal: "Allemaal weg!" en "Oprotten!" [4]
De aanhouding van verdachte
Op zaterdag 11 mei 2024 omstreeks 11:35 uur, kregen wij, de opdracht om te gaan naar het [straat 4] . Ik hoorde dat daar een man zou zijn die vrouwen aanviel. Ik hoorde dat het zou gaan om een man met het volgende signalement:
- Bruin krullend haar;
- ontbloot bovenlijf;
- grijze joggingsbroek.
Diezelfde dag omstreeks 11:40 uur, reden wij op de [straat 3] . Ik zag dat er een man met bruin krullend haar op de grond midden op straat lag. Ik zag dat de man volledig naakt was. Ik zag dat de man zichzelf aan het masturberen was. Ik vroeg wat de man aan het doen was. Ik zag dat de man opstond en allebei zijn vuisten balden. Ik zag dat de man zijn ogen dichtkneep terwijl hij meerdere vuistslagen richting mij bleef maken. Ik zag dat de man niet reageerde op aanspreken. Ik zag dat de man plat op zijn buik ging liggen met zijn handen op zijn rug. Hierop hadden wij de man aangehouden. Ik hoorde geen reactie van de man op aanspreken. Ik zag dat de man zijn ogen dicht bleef knijpen. Ik hoorde dat hij zacht in zichzelf aan het fluisteren was. Ik kon hier niks van maken. Ik voelde dat de man op sommige momenten ineens bewegingen begon te maken. Ik voelde dat dit ook weer snel stopte.
Ik kon de man als volgt omschrijven:
-Licht getint;
-rond de 30 jaar oud;
-rond de 1,70m lang;
-slank/dun postuur.
-bruin krullend haar;
-stoppelbaard.
Ik zag dat op de grond wat kleding stukken lagen. Ik zag dat de kleding op de grond lag naast waar wij hem aantroffen. Ik zag dat het ging om een grijze joggingsbroek, zwarte onderbroek, zwarte sokken en groen/witte schoenen.
De man werd mij later op bureau bekend als: [verdachte] , geboren op [geboortedatum 1] 1991 te [geboorteplaats] . [5]
Bewijsoverweging
Voor een bewezenverklaring van een poging tot doodslag moet sprake zijn van (voorwaardelijk) opzet, gericht op de dood van het slachtoffer. Voorwaardelijk opzet op dat gevolg is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat de dood zou kunnen intreden. Het zal moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Verdachte moet die kans ook bewust hebben aanvaard.
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank de primair ten laste gelegde poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft slachtoffer [slachtoffer 1] aangesproken, vastgepakt en in een wurggreep genomen. Verdachte heeft zijn arm om haar keel geslagen en met kracht haar keel dichtgedrukt. Het slachtoffer verkeerde in hevige ademsnood. Dit blijkt niet alleen uit de verklaring van het slachtoffer en de getuige, maar ook uit het letsel, in het bijzonder de rode puntvormige huidverkleuringen in haar ogen en gezicht. Uit het met kracht de keel van het slachtoffer dichtdrukken door verdachte blijkt naar de uiterlijke verscijningsvorm dat hij, verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer als gevolg van zijn handelen zou komen te overlijden.
16-157297-24
Bewijsmiddelen [6]
De verklaring van verdachte ter terechtzitting
Op 9 mei 2024 was ik samen met mijn broer [slachtoffer 2] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 2] ) bij mijn moeder thuis in Utrecht . Ik zag op de televisie de opdracht staan dat ik mijn broer moest aanvallen.
Het proces-verbaal ter plaatse
Op donderdag 9 mei 2024 omstreeks 21.50 uur. Wij kregen een melding te gaan naar de [adres 2] te [plaats] .
Enkele minuten later kwamen wij ter plaatse. Wij zagen dat een man een broodmes vast had. Later bleek dit te zijn slachtoffer [slachtoffer 2] . [slachtoffer 2] verklaarde het genoemde mes zojuist te hebben afgepakt van zijn broer [verdachte] . Wij zagen dat de ons later bekende [verdachte] op een muurtje zat naast de bovengenoemde woning.
Ik, [verbalisant] , zag wat bloed op de hand van [slachtoffer 2] . Ook zag ik lichte bulten op het hoofd van [slachtoffer 2] .
[slachtoffer 2] verklaarde dat hij op de bank lag te slapen. Dat hij vervolgens wakker werd omdat [verdachte] hem meerdere vuistslagen gaf op het hoofd en op het lichaam en dit met kracht deed. Toen [slachtoffer 2] weg wilde komen pakte [verdachte] een mes uit de keukenla en trachtte [slachtoffer 2] te steken. [slachtoffer 2] verklaarde ons dat [verdachte] meerdere steekbewegingen te hebben gemaakt, maar dit kon afweren. [slachtoffer 2] wilde vluchten via de voordeur, maar die was op slot. [slachtoffer 2] verklaarde dat [verdachte] dit gedaan moet hebben. Vervolgens kon hij het mes afpakken. Hoe dit precies is gegaan wist hij niet te verklaren. [slachtoffer 2] verklaarde dat hij toch naar buiten kon vluchten en de politie snel ter plaatse was. [7]
Het gesprek met het slachtoffer
Ik hoorde [slachtoffer 2] het volgende aan mij verklaren:
"Wat ik kan vertellen, wat er gisteren gebeurt is. Nadat we wat gegeten hadden ging ik liggen op de bank. Ik hoorde wat gerommel en voelde meteen dat ik klappen kreeg. Ik weet niet hoeveel klappen ik had gehad, voor mijn gevoel waren dat best veel. Klappen kwamen best hard aan. Ik heb nu last van mijn hoofd en mijn onderrug. Ik loop ook best moeilijk nu. Nadat ik [verdachte] mij had geslagen wilde ik weglopen, alleen de voordeur was op slot. Op dat moment zag ik dat hij naar de keuken liep. Kort daarop zag ik dat hij met een mes naar voren gericht op mij afkwam lopen. Ik had meteen zijn hand beet gepakt, waar hij het mes mee vast hield. Ik voelde dat hij best veel kracht had. Uiteindelijk was het mij toch gelukt om het mes van hem af te pakken. Hierdoor liep ik ook een snee op aan mijn vinger. Ik weet niet wat er gebeurt zou zijn als ik het mes niet van hem had afgepakt. Vervolgens vluchtte ik via de achterdeur (tuindeur) naar buiten en had meteen de politie gebeld." [8]

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
16-157924-24 primair
op 11 mei 2024 te Utrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer 1] :
- bij de nek/keel heeft gegrepen en/of gepakt, en
- vervolgens met zijn arm met kracht via een houdgreep de keel van die [slachtoffer 1] heeft dichtgeknepen en/of dichtgedrukt heeft gehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
16-157297-24
Feit 1
op 9 mei 2024 te Utrecht [slachtoffer 2] heeft mishandeld door deze [slachtoffer 2] meerdere malen met kracht op het hoofd en/of het lichaam te slaan/stompen;
Feit 2
op 9 mei 2024 te Utrecht [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door met een broodmes te zwaaien en met dat broodmes te steken richting deze [slachtoffer 2] .
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
16-157924-24 primair:poging tot doodslag;
16-157297-24
Feit 1:mishandeling;
Feit 2:bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is een dubbel persoonlijkheidsonderzoek gedaan naar de persoon van verdachte. Uit het rapport van [A] (psychiater) van 17 oktober 2024 en het rapport van [B] (GZ-psycholoog) en [C] (GZ-psycholoog/psychotherapeut) van 20 oktober 2024 blijkt het volgende.
Verdachte heeft meerdere stoornissen, namelijk schizofrenie, depressie met psychotische symptomen, een stoornis in cannabis gebruik en een stoornis in gebruik van een stimulantium (xtc). Deze stoornissen waren ook aanwezig ten tijde van de ten laste gelegde feiten en hebben verdachte in ernstige mate dan wel in zijn geheel beïnvloed. Verdachte zat in een chronisch paranoïde psychose die in tijd en ernst van de psychotische symptomen fluctueerde. Verdachte had paranoïde wanen en angsten en probeerde dit te reguleren met middelengebruik en seksuele coping. Verdachte had kritiek- en oordeelstoornissen en kon zijn gedrag niet meer sturen. Beide deskundigen adviseren daarom om de ten laste gelegde feiten in zijn geheel niet aan verdachte toe te rekenen.
Ter terechtzitting hebben de deskundigen [A] en [C] hun adviezen toegelicht en onderschreven.
De rechtbank is van oordeel dat de conclusies van de gedragsdeskundigen op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen en worden gedragen door een deugdelijke en inzichtelijk gemotiveerde onderbouwing.
De rechtbank neemt de conclusies over en zal de bewezen verklaarde feiten in het geheel niet aan verdachte toerekenen. Dat betekent dat verdachte niet strafbaar is en moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

8.OPLEGGING VAN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte een ongemaximeerde maatregel tot terbeschikkingstelling met voorwaarden (hierna: tbs-maatregel of tbs met voorwaarden) op te leggen. De officier van justitie heeft dadelijke uitvoerbaarheid van de maatregel met voorwaarden gevorderd. Ook heeft de officier gevorderd dat aanvullend de gedragsbeïnvloedende maatregel als bedoeld in artikel 38z Sr wordt opgelegd.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen met bijzondere voorwaarden.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte wordt ontslagen van alle rechtsvervolging waardoor hem geen straf kan worden opgelegd. De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of aan verdachte de tbs-maatregel moet worden opgelegd. Zij overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank leest in de onder 7 genoemde rapportages dat de deskundigen de kans op recidive inschatten als hoog. Uit het reclasseringsrapport van 1 november 2024 blijkt dat ook de reclassering het recidiverisico als hoog inschat.
De psychiater en psychologen hebben de rechtbank in hun rapporten ter overweging gegeven dat verdachte geholpen kan zijn met een zorgmachtiging of een tbs-maatregel. De reclassering is van mening dat een tbs-maatregel haalbaar en noodzakelijk is en heeft hiervoor voorwaarden opgesteld. Ter terechtzitting hebben de deskundigen gezegd dat zij enkel een tbs-maatregel toereikend achten. De tbs-maatregel biedt meer veiligheidsgaranties dan een zorgmachtiging. Daarnaast is de psyche van verdachte nog niet helemaal in kaart gebracht en kan op dit moment niet worden aangegeven hoe lang de behandeling nodig zal zijn. Wel is duidelijk dat een langdurige klinische behandeling nodig is. Een zorgmachtiging kan, met verlenging, maximaal 12 maanden duren. Dat achten deskundigen niet toereikend. . Tot slot is de tbs-maatregel ook gericht op resocialisatie. Dat is in het belang van verdachte en de maatschappij, omdat schizofrenie een levenslange aandoening is waar verdachte mee moet leren omgaan in zijn dagelijks leven.
De rechtbank is van oordeel dat aan de wettelijke vereisten voor het opleggen van een tbs-maatregel als benoemd in artikel 37a, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht is voldaan. Er is sprake van misdrijven (poging tot doodslag en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht) als benoemd in artikel 37a, eerste lid, onder 2, van het Wetboek van Strafrecht. Uit de rapportages is gebleken dat verdachte ten tijde van het begaan van de misdrijven leed aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens, te weten schizofrenie. Bovendien eist de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen dat verdachte ter beschikking wordt gesteld. Uit de hiervoor aangehaalde rapportages blijkt immers dat er bij verdachte sprake is van een hoog recidiverisico, dat een langdurige klinische behandeling noodzakelijk is om dat risico te verlagen en dat die behandeling het beste in het kader van een tbs-maatregel kan plaatsvinden.
Voor de oplegging van een tbs-maatregel met voorwaarden is het noodzakelijk dat een verdachte de intrinsieke motivatie heeft om zich langdurig aan eventuele voorwaarden te willen en kunnen houden. Uit de rapporten en de verklaring van verdachte ter terechtzitting blijkt dat hij goed meewerkt aan de behandeling in de PPC en inname van medicatie. Verdachte wil hulp en is gemotiveerd om mee te blijven werken.
De rechtbank concludeert dat verdachte en de maatschappij, het meest gebaat zijn bij oplegging van een tbs-maatregel. De rechtbank legt deze op en verbindt hier voorwaarden aan zoals opgesteld door de reclassering, te weten:
Geen strafbaar feit plegen
Meewerken aan reclasseringstoezicht
Opname in een zorginstelling
Meewerken aan een time-out
Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
Meewerken aan ambulante behandeling
Middelenverbod en meewerken aan middelencontrole
Dagbesteding
Meewerken aan schuldhulpverlening/beschermingsbewind
Niet naar het buitenland (reisverbod).
Duur van de maatregel bij omzetting niet gemaximeerd
De maatregel wordt opgelegd wegens een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer anderen, zodat de maatregel, ingeval van omzetting in terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege, niet gemaximeerd zal zijn.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De deskundigen hebben in hun rapporten en ter zitting duidelijk gemaakt dat het gevaar groot is dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, indien het beschermende kader dat met de voorwaarden zoals geadviseerd wegvalt. Gelet op de noodzaak van behandeling en het herhalingsgevaar zal de rechtbank bevelen dat de TBS met voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.
Gedragsbeïnvloedende maatregel
De reclassering heeft aanvullend geadviseerd om de gedragsbeïnvloedende maatregel (GVM) van artikel 38z Sr op te leggen. Het aanvullende kader van GVM biedt samen met de voorwaardelijke tbs-maatregel een ruimer forensisch vangnet richting resocialisatie. Het vermindert daarmee de kans op het vastlopen van een langdurig begeleidingstraject, doordat het bewandelen van een alternatieve route mogelijk wordt gemaakt. Dit zou betekenen dat de begeleiding, indien deze ook na een tbs-traject nodig blijkt, niet afhankelijk is van civielrechtelijke monitoringsopties. Daarbij kan de maatregel ook een alternatief bieden als blijkt dat voor het benodigde begeleidingsniveau niet langer een tbs-kader noodzakelijk is. Voor verdachte zou dit kunnen betekenen dat het toezicht in een minder ingrijpend kader zou kunnen worden voortgezet, indien daar aanleiding toe zou bestaan. De maatregel wordt geadviseerd omdat het de werkbaarheid en de doelmatigheid van forensische behandeling en begeleiding ten goede kan komen. De rechtbank volgt dit advies en weegt daarbij aanvullend mee dat de duur van de behandeling die nodig is nog niet duidelijk is in combinatie met het grote gevaar op herhaling zolang de behandeling niet is afgerond. De rechtbank zal daarom de gedragsbeïnvloedende maatregel opleggen.
Voorlopige hechtenis
De voorlopige hechtenis wordt bij uitspraak van vrijdag 29 november 2024 opgeheven. Ter terechtzitting heeft de reclassering aangegeven dat verdachte per 2 december 2024 kan worden opgenomen in een kliniek. Ter overbrugging zal hij op vrijwillige basis en met toestemming van de directeur in de PI verblijven totdat hij op maandagochtend 2 december 2024 vanuit de PI naar de kliniek wordt vervoerd. Deze afspraken zijn in overeenstemming met de bedoeling van de rechtbank dat verdachte aansluitend aan zijn detentie wordt opgenomen in een kliniek.

9.BESLAG

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de in beslag genomen voorwerpen worden teruggegeven aan de rechthebbende.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht dat de in beslag genomen voorwerpen worden teruggegeven aan verdachte.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal teruggave gelasten van de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
  • 1 STK Zonnebril (G3342435)
  • 1 STK Vest (G3342437)
aan degene(n) die redelijkerwijs als rechthebbende van deze voorwerpen kan worden aangemerkt.

10.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 7.023,52. Dit bedrag bestaat uit € 523,52 materiele schade en € 6.500,- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 16-157924-24 ten laste gelegde feit.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht dat de vordering van de benadeelde partij geheel wordt toegewezen met toepassing van de wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair verzocht om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering gelet op de bepleitte vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht om matiging van de immateriële schadepost en afwijzing van de schadeposten ‘verlies aan verdienvermogen’ en ‘verlies van zelfwerkzaamheid’ door het ontbreken van een causaal verband.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Materiele schade
De materiele schade ten aanzien van de schadeposten ‘medische kosten’, ‘reiskosten’ en ‘huishoudelijke hulp’ ter hoogte van in totaal € 523,52 komt voor vergoeding in aanmerking.
Immateriële schade
De rechtbank zal de hoogte van de immateriële schade matigen tot een bedrag van € 2.500,-. De rechtbank heeft hierbij gelet op soortgelijke zaken en merkt op dat de door benadeelde partij aangehaalde zaken op basis waarvan zij de gevorderde immateriële schade baseert, feitelijk anders zijn dan onderhavige zaak.
Conclusie
De rechtbank zal daarom de vordering tot het bedrag van € 3.023,52 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 11 mei 2024 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De behandeling van de vordering levert voor dat deel een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 3.023,52, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 11 mei 2024 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 40 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 37a, 38, 38a, 38z, 45, 57, 285, 287 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het onder 16-157924-24 primair en 16-157297-24 feit 1 en feit 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
  • verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
  • verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
  • verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde niet strafbaar en
Oplegging maatregel
- gelast dat
verdachte ter beschikking wordt gesteld en stelt daarbij de volgende voorwaardenbetreffende het gedrag van de ter beschikking gestelde:

1.Geen strafbaar feit plegen

Verdachte maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit.

2.Meewerken aan reclasseringstoezicht

o Verdachte meldt zich op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is.
o Verdachte laat één of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien. Dit is nodig om de identiteit van Verdachte vast te stellen.
o Verdachte houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om Verdachte te helpen bij het naleven van de voorwaarden.
o Verdachte helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid.
o Verdachte zorgt ervoor dat hij te allen tijde bereikbaar is voor zijn begeleiders en behandelaren.
o Verdachte werkt mee aan huisbezoeken.
o Verdachte geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners.
o Verdachte vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering.
o Verdachte werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met Verdachte, als dat van belang is voor het toezicht.
o Verdachte verschaft de reclassering zicht op de voortgang van zijn resocialisatie en begeleiding en verleent de reclassering toestemming om relevante referenten te raadplegen en contact te onderhouden met personen en instanties die deel uitmaken van zijn netwerk.
o Verdachte zal geen omgang hebben met personen die zijn resocialisatie in gevaar (kunnen) brengen en stelt zich open op, inzake het aangaan van nieuwe relaties of bestaande relaties en heeft geen bezwaar dat deze op ‘gepaste en discrete’ wijze door de reclassering worden gescreend.

3.Opname in een zorginstelling

Verdachte laat zich opnemen en zal verblijven in een nader te bepalen forensische klinische instelling, zulks te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing.
o De opname start op 2 december 2024. De opname duurt zolang de reclassering en het behandelteam dat nodig vinden.
o Verdachte houdt zich aan de daar geldende huisregels, afspraken en aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.
o Als de reclassering en het behandelteam een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vinden, werkt Verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing.

4.Meewerken aan een time-out

Als de reclassering dat nodig vindt en de terbeschikkinggestelde daarmee instemt, kan de terbeschikkinggestelde voor een time-out worden opgenomen in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) of andere instelling. Deze time-out duurt totdat de reclassering of de terbeschikkinggestelde deze beëindigt, maar maximaal zeven weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal zeven weken, tot maximaal veertien weken per jaar.

5.Begeleid wonen of maatschappelijke opvang

Aansluitend aan zijn klinische opname zal Verdachte verblijven in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. Het verblijf duurt zolang de reclassering en zorginstelling dat nodig vinden.
o Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.

6.Ambulante behandeling

Aansluitend aan zijn klinische behandeling laat Verdachte zich behandelen door een forensisch ambulante behandelinstelling of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering en/of de zorginstelling dat nodig vindt.
o Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.

7.Middelenverbod en meewerken aan middelencontrole

Verdachte gebruikt geen drugs en alcohol en werkt mee aan controle op dit verbod. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak Verdachte wordt gecontroleerd. Mogelijke controlemiddelen zijn ademonderzoek (blaastest) en urineonderzoek.

8.Dagbesteding

Verdachte zet zich in voor het realiseren en behouden van een passende en door de reclassering goedgekeurde dagbesteding en houdt zich aan de voorwaarden c.q. regels die hem gesteld worden.

9.Meewerken aan schuldhulpverlening/beschermingsbewind

Verdachte geeft inzage in zijn financiën en werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van betalingsregelingen. Desgewenst werkt hij mee aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen en/of beschermingsbewind.

10.Niet naar het buitenland (reisverbod)

Verdachte zal zich niet buiten de Europese landsgrenzen van Nederland begeven.
- geeft opdracht aan Fivoor de terbeschikkinggestelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
Dadelijke uitvoerbaarheid
- beveelt dat de op grond van artikel 38 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 38 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
Gedragsbeinvloedende maatregel
- legt aan verdachte op grond van artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht op de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of beperking van de vrijheid;
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis;
Beslag
- gelast de teruggave aan de rechthebbende van de volgende voorwerpen:
1 STK Zonnebril (G3342435)
1 STK Vest (G3342437)
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 3.023,52;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 mei 2024 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [slachtoffer 1] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 3.023,52 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 mei 2024 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 40 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M.G. de Weerd, voorzitter, mrs. O. Böhmer en J.E.S. Dolmans, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.J.A. Barends, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 november 2024.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage: de (gewijzigde) tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
16-157924-24
hij op of omstreeks 11 mei 2024 te Utrecht
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf
om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer 1] :
- bij de nek/keel heeft gegrepen en/of gepakt, en/of
- ( vervolgens) met zijn arm (met kracht) (via een houdgreep) de keel van die [slachtoffer 1] heeft dichtgeknepen en/of dicht gedrukt en/of dicht geknepen en/of dicht gedrukt heeft gehouden;
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 mei 2024 te Utrecht
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf
om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer 1] :
- bij de nek/keel heeft gegrepen en/of gepakt, en/of
- ( vervolgens) met zijn arm (met kracht) (via een houdgreep) de keel van die [slachtoffer 1] heeft dichtgeknepen en/of dicht gedrukt en/of dicht geknepen en/of dicht gedrukt heeft gehouden;
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
16-157297-24
Feit 1
hij op of omstreeks 9 mei 2024 te Utrecht
[slachtoffer 2] heeft mishandeld door deze Iourizen meerdere malen, althans eenmaal, met kracht, op het hoofd en/of het lichaam te slaan/stompen;
Feit 2
hij op of omstreeks 9 mei 2024 te Utrecht
[slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door met een broodmes te zwaaien en/of met dat broodmes te steken richting deze Iourizen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 13 mei 2024 (PV VGL) en 17 mei 2024 (PV RDK), genummerd PL0900-2024148062, opgemaakt door politie Midden-Nederland, niet doorgenummerd. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte van 11 mei 2024, p. 6-8 (PV VGL).
3.Een geschrift: Letselrapportage Forensische Geneeskunde GGD van 11 mei 2024, p. 5-13 (PV RDK).
4.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] van 11 mei 2024, p. 20-21 (PV VGL).
5.Proces-verbaal van bevindingen van 11 mei 2024, p. 28-29 (PV VGL).
6.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 14 mei 2024, genummerd PL0900-2024146815, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 39. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
7.Proces-verbaal van bevindingen van 9 mei 2024, p. 12 met fotoblad letsel, p. 5-7.
8.Proces-verbaal van bevindingen van 10 mei 2024, p. 19 met fotoblad letsel, p. 22-25.