ECLI:NL:RBMNE:2024:7011

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 december 2024
Publicatiedatum
20 december 2024
Zaaknummer
UTR 24/5983
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op verzoek om informatie op grond van de Wet open overheid

In deze zaak heeft Stichting Taubah, gevestigd te Veenendaal, op 18 september 2024 beroep ingesteld tegen de burgemeester van de gemeente Veenendaal. De eiseres betoogt dat de burgemeester niet tijdig heeft beslist op haar verzoek van 18 juli 2024 om informatie op basis van de Wet open overheid (Woo). Het verzoek betreft de openbaarmaking van een rapport van Nuance uit 2018, dat een krachtenveldanalyse van de lokale islamitische infrastructuur bevat, en een PowerPointpresentatie van 8 februari 2019. De burgemeester heeft op 2 oktober 2024 een verweerschrift ingediend waarin hij stelt dat de ingebrekestelling van eiseres prematuur is, omdat de wettelijke termijn voor het nemen van een besluit nog niet was overschreden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de burgemeester de beslistermijn op 15 augustus 2024 heeft verdaagd zonder een specifieke termijn te geven, en dat eiseres op 3 september 2024 in gebreke heeft gesteld. De rechtbank oordeelt dat de burgemeester alsnog binnen twee weken na de uitspraak een besluit moet nemen en dat hij een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat hij deze termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Tevens is het beroep gegrond verklaard, en moet de burgemeester de proceskosten van eiseres vergoeden, alsook het griffierecht. De uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn op 19 december 2024.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/5983

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 december 2024 in de zaak tussen

Stichting Taubah, te Veenendaal, eiseres

(gemachtigde: mr. E.B. van de Loo),
en

de burgemeester van de gemeente Veenendaal, de burgemeester .

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingediend op 18 september 2024 omdat de burgemeester volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar verzoek van 18 juli 2024 om informatie op grond van de Wet open overheid (Woo). Het gaat eiseres om openbaarmaking van het rapport van Nuance door Training en Advies uit 2018, dat een krachtenveldanalyse bevat van de lokale islamitische infrastructuur (NTA-rapport) en om een PowerPointpresentatie van 8 februari 2019.
Op 2 oktober 2024 heeft de burgemeester een verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Wel moet de betrokkene dan eerst een ‘ingebrekestelling’ aan het bestuursorgaan sturen. Dat wil zeggen dat de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog beslist moet worden op haar aanvraag of bezwaar. Dit staat (onder andere) in de artikelen 6:2, 6:12 en 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3. Eiseres heeft haar Woo-verzoek ingediend op 18 juli 2024. De burgemeester moet binnen vier weken beslissen op het verzoek. Dat staat in artikel 4.4, eerste lid, van de Woo. Op 15 augustus 2024 heeft de burgemeester de beslistermijn verdaagd, zonder daarbij een termijn te specificeren. Aangegeven is dat het vanwege de zomervakantie en -reces niet lukt om tijdig een besluit te nemen. Verder speelt een rol dat ook de gemeenteraad een besluit dient te nemen op het verzoek tot opheffing van de geheimhouding. Eiseres is diezelfde dag onder verwijzing naar artikel 4.4, tweede lid, van de Woo akkoord gegaan met een nadere beslistermijn van twee weken. De burgemeester had uiterlijk op 29 augustus 2024 moeten beslissen.
4. De rechtbank stelt vast dat eiseres de burgemeester op 3 september 2024 in gebreke heeft gesteld en dat sindsdien twee weken zijn verstreken. Eiseres heeft bij brief van 18 september 2024 beroep ingesteld wegens het niet tijdig nemen van een besluit op haar verzoek.
5. De burgemeester stelt in zijn verweerschrift van 2 oktober 2024 dat de ingebrekestelling prematuur is, omdat de wettelijke termijn voor het nemen van een besluit op het Woo-verzoek nog niet is overschreden. De burgemeester voert aan dat de gemeenteraad eerder al heeft besloten de geheimhouding op het NTA-rapport gedeeltelijk op te heffen, en dat geheimhouding van delen daarvan gehandhaafd blijft. Het Woo-verzoek van eiseres ziet daarom op delen van het NTA-rapport waarvan de gemeenteraad besloten heeft de geheimhouding te handhaven omdat de versie van het NTA-rapport die de burgemeester onder zicht heeft informatie bevat waarover de gemeenteraad geheimhouding heeft bepaald. De burgemeester heeft, voordat hij kan beslissen op het Woo-verzoek van eiseres, de besluitvorming van de gemeenteraad over de eventuele opheffing van het NTA-rapport af te wachten en heeft hiertoe het verzoek aan de raad doorgezonden. De burgemeester stelt, onder verwijzing naar vaste rechtspraak, dat de beslistermijn van het verzoek hierdoor van rechtswege is opgeschort en dat een termijn van twaalf weken ten aanzien van de besluitvorming over het opheffen van geheimhouding door de raad redelijk is. [1] Het verzoek is geagendeerd voor de raadsvergadering van 17 oktober 2024, waarmee de beslistermijn tot in ieder geval dat moment is opgeschort. Daarmee is de ingebrekestelling van 3 september 2024 prematuur.
6. De rechtbank stelt voorop dat een verzoek om openbaarmaking van documenten waarvan geheimhouding is opgelegd met betrekking tot daarin vervatte informatie, altijd tevens moet worden opgevat als verzoek om opheffing van die geheimhouding. De indiener van het verzoek is dan zowel belanghebbende bij het besluit op het verzoek om openbaarmaking als bij het besluit op het verzoek om opheffing van de geheimhouding. Voor zover het verzoek om opheffing van de geheimhouding bij een ander bestuursorgaan moet worden ingediend, rust op de ontvanger van het verzoek een doorzendplicht, zo volgt uit vaste rechtspraak waaronder de door de burgemeester aangehaalde uitspraak. Uit de stukken is de rechtbank gebleken dat de burgemeester aan deze doorzendplicht heeft voldaan, nu een raadsvoorstel omtrent het verzoek van eiseres dat ziet op het NTA-rapport aan de gemeenteraad is doorgestuurd.
10. In afwachting van het besluit van het andere bestuursorgaan (hier: de gemeenteraad) wordt de beslistermijn op het verzoek om openbaarmaking opgeschort. Dit volgt ook uit de eerdere genoemde uitspraak. In het onderhavige geval heeft dat echter géén consequenties voor de beslistermijn. Uit de Woo [2] en de door eiseres overgelegde stukken maakt de rechtbank op dat het doorsturen na het verstrijken van de beslistermijn op 29 augustus 2024 heeft plaatsgevonden. Het raadsvoorstel waarmee de burgemeester het verzoek heeft doorgestuurd dateert namelijk van 3 september 2024. Van een opschorting van een reeds verstreken beslistermijn kan geen sprake zijn. Wat betreft de verzochte PowerPointpresentatie geldt tot slot dat de beslistermijn ook is overschreden.
11. Omdat de burgemeester nog geen (nieuw) besluit heeft genomen bepaalt de rechtbank dat de burgemeester dit alsnog moet doen. De standaardtermijn waarbinnen de burgemeester alsnog op het verzoek moet beslissen bedraagt in beginsel twee weken na deze uitspraak (artikel 8:55d, eerste lid, Awb).
12. De rechtbank bepaalt dat de burgemeester een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door de burgemeester . Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
13. Het beroep is kennelijk gegrond (artikel 8:54 van de Awb).
14
.Dat betekent ook dat eiseres een vergoeding krijgt voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. De burgemeester moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag omdat eiseres een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor haar een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden wordt een lager bedrag toegekend (1 punt voor het indienen van een beroepschrift door de gemachtigde van eiseres, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 0,5). Toegekend wordt € 437,50.
15. Omdat het beroep gegrond is moet de burgemeester het griffierecht aan eiseres betalen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt de burgemeester op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat de burgemeester aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- bepaalt dat de burgemeester het griffierecht van € 371,- aan eiseres moet vergoeden.
- veroordeelt de burgemeester tot betaling van € 437,50 aan proceskosten. De burgemeester moet dit bedrag betalen aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, rechter, in aanwezigheid van L. El Kabch, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 december 2024.
De griffier is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.

Voetnoten

2.Artikel 4.4, eerste en tweede lid.