Uitspraak
RECHTBANK Midden-Nederland
1.De procedure
- de conclusie van antwoord van 19 juni 2024 met producties,
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak vorderde eiser, vertegenwoordigd door mr. A.B. Noordhof, een schadevergoeding van € 26.834,71 van zijn voormalige advocaat, gedaagde, vertegenwoordigd door mr. L.E. Szuhai. Eiser stelde dat gedaagde verschillende beroepsfouten had gemaakt die tot schade hadden geleid. De rechtbank Midden-Nederland, zitting houdende in Utrecht, heeft op 27 november 2024 uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelde dat het causaal verband tussen de gestelde beroepsfouten en de schade niet was aangetoond. Eiser had gedaagde bijgestaan in een echtscheidingsprocedure, waarbij gedaagde de datum van de mondelinge behandeling had gemist. Eiser was vervolgens veroordeeld tot betaling aan zijn ex-partner en had hoger beroep ingesteld met een andere advocaat. De rechtbank concludeerde dat er geen bewijs was dat eiser geen hoger beroep zou hebben ingesteld als gedaagde geen fouten had gemaakt. Ook de vordering tot vergoeding van beslagkosten en administratiekosten werd afgewezen, omdat eiser niet had aangetoond dat deze kosten het gevolg waren van het handelen van gedaagde. Eiser werd in het ongelijk gesteld en moest de proceskosten van gedaagde vergoeden, die op € 3.075,00 werden begroot. De rechtbank verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.