ECLI:NL:RBMNE:2024:6987

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 november 2024
Publicatiedatum
19 december 2024
Zaaknummer
24/4386
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen beslissing UWV over arbeidsongeschiktheid en WIA-uitkering

In deze zaak heeft eiseres, die als gastvrouw werkte, zich op 11 oktober 2021 ziek gemeld en een WIA-uitkering aangevraagd bij het UWV. Het UWV heeft op 26 september 2023 besloten dat eiseres per 9 oktober 2023 niet in aanmerking komt voor een WIA-uitkering, omdat zij meer dan 65% van haar loon kan verdienen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt, maar het UWV heeft dit bezwaar ongegrond verklaard in een besluit van 15 mei 2024. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat het UWV terecht heeft vastgesteld dat eiseres op de beoordelingsdatum, 9 oktober 2023, 0% arbeidsongeschikt was. De rechtbank heeft de rapporten van de verzekeringsartsen van het UWV als voldoende zorgvuldig en begrijpelijk beoordeeld. Eiseres heeft aangevoerd dat haar beperkingen zijn onderschat, maar de rechtbank heeft geen medische informatie gevonden die deze claim ondersteunt. De rechtbank heeft ook de argumenten van eiseres over de diagnose fibromyalgie en de impact daarvan op haar functioneren overwogen, maar heeft geconcludeerd dat de verzekeringsartsen adequaat hebben gehandeld.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat het UWV's beslissing om eiseres geen WIA-uitkering toe te kennen, wordt bevestigd. De uitspraak is gedaan door mr. J. Wolbrink op 29 november 2024, en er is geen aanleiding voor vergoeding van griffierecht of proceskosten. Eiseres kan in hoger beroep gaan bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/4386

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 november 2024 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. H.A. Rispens),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(het Uwv), verweerder
(R. van den Brink).

Inleiding

1. Eiseres heeft gewerkt als gastvrouw voor ongeveer 23,45 uur per week. Zij heeft zich op 11 oktober 2021 ziek gemeld. Eiseres heeft bij het Uwv een uitkering aangevraagd op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) bij het bereiken van de wachttijd van 104 weken die geldt voor een WIA-uitkering.
2. Het Uwv heeft de aanvraag van eiseres beoordeeld. Een primaire verzekeringsarts heeft onderzoek verricht. Deze verzekeringsarts heeft beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiseres zijn en heeft deze beperkingen opgenomen in een functionelemogelijkhedenlijst (FML). Vervolgens heeft een arbeidskundige drie voorbeeldfuncties geduid die eiseres, ondanks haar beperkingen, nog zou kunnen doen. De arbeidsdeskundige heeft ook twee reservefuncties geduid. De arbeidsdeskundige heeft berekend wat de verdiencapaciteit is en aan de hand daarvan dat eiseres 0% arbeidsongeschikt is. Met het besluit van 26 september 2023 (het primaire besluit) heeft het Uwv beslist dat eiseres per 9 oktober 2023 geen WIA-uitkering krijgt, omdat zij op deze datum meer dan 65% kon verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd.
3. Eiseres heeft daartegen bezwaar ingediend. Naar aanleiding van de bezwaren hebben een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep een nieuw onderzoek gedaan. De verzekeringsarts bezwaar en beroep geconcludeerd dat er aanleiding bestaat om af te wijken van het oordeel van de primaire verzekeringsarts. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft naar aanleiding hiervan een nieuwe FML opgesteld. Aan de hand van de gewijzigde FML heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep bepaald dat de geduide functies niet geschikt zijn. Wel kon de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep drie nieuwe functies duiden. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft opnieuw berekend wat de verdiencapaciteit van eiseres en vastgesteld dat eiseres met de nieuwe functies nog steeds 0% arbeidsongeschikt is.
4. Met het besluit van 15 mei 2024 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar ongegrond verklaard.
5. Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld en heeft op 29 oktober en 5 november 2024 aanvullende gronden ingediend.

Het geschil

6. Tussen partijen is in geschil of het Uwv terecht heeft beslist dat eiseres op 9 oktober 2023 meer dan 65% kon verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd. De rechtbank beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden van eiseres of het Uwv dit besluit terecht heeft genomen. Volgens de rechtbank is dit het geval. De rechtbank zal dit hierna uitleggen.

Beoordelingskader

7. Het Uwv mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Die rapporten moeten dan wel aan de volgende drie voorwaarden voldoen. De rapporten:
 zijn op een zorgvuldige manier tot stand gekomen;
 bevatten geen tegenstrijdigheden;
 zijn voldoende begrijpelijk.
8. De rapporten en de besluiten die daarop gebaseerd zijn, zijn in beroep wel aanvechtbaar. Het is echter aan de eisende partij om aan te voeren (en zo nodig aannemelijk te maken) dat de rapporten niet aan de drie genoemde voorwaarden voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is. Niet-medisch geschoolden kunnen aannemelijk maken dat niet aan de drie genoemde voorwaarden is voldaan. Voor het aannemelijk maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in principe een rapport van een arts of medisch behandelaar noodzakelijk.
9. De rechtbank benadrukt verder dat bij deze beoordeling van belang is dat het gaat om de medische situatie van eiseres op de zogenaamde datum in geding, dat is de beoordelingsdatum. In deze zaak is die datum 9 oktober 2023.

Beoordeling door de rechtbank

Bezwaargronden
10. De enkele opmerking van eiseres in haar beroepschrift dat wat zij in bezwaar heeft aangevoerd ‘als herhaald en ingelast dient te worden beschouwd’ is onvoldoende concreet om de bezwaargronden te laten dienen als beroepsgronden in de zin van artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank zal hierna dan ook alleen ingaan op de beroepsgronden die eiseres als zodanig heeft ingediend.
Is de medische beoordeling juist?
11. Volgens eiseres heeft het Uwv haar beperkingen onderschat en haar functionele mogelijkheden in de FML overschat. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft onvoldoende acht geslagen op de ziektes en klachten die eiseres heeft. Eisers heeft met de aanvullende gronden van 29 oktober 2024 medische stukken ingediend van onder andere de reumatoloog. Uit de diagnose van de reumatoloog blijkt dat eiseres een chronische tendinomyalgie passend bij fibromyalgie heeft. Op de zitting heeft eiseres toegelicht dat de brief van de reumatoloog zo gelezen moet worden, dat er sprake is van een verergering van de fibromyalgie klachten. Alle tenderpoints zijn nu positief. Daarnaast heeft eiseres met haar aanvullende gronden van 5 november 2024 een huisartsenjournaal overlegd, waaruit blijkt dat eiseres wenst te starten met een revalidatietraject voor de fibromyalgie.
11. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport geconcludeerd dat er aanleiding bestaat om op enkele punten meer beperkingen, maar ook op enkele punten minder beperkingen aan te nemen dan door de primaire verzekeringsarts is aangenomen. Ten aanzien van de fibromyalgie heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep overwogen dat fibromyalgie inhoudt dat een onderliggende medische oorzaak voor pijn ontbreekt. De eigen bevindingen van de verzekeringsarts bezwaar en beroep sluiten hierbij aan, nu de gewrichten normaal waren en er ook een normale spieropbouw aanwezig was. Hierdoor is er geen medische contra-indicatie voor een normale belasting van het houdings- en bewegingsapparaat. Bewegen wordt juist aangeraden, zolang geen sprake is van excessieve belasting. In het kader hiervan heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep geconcludeerd dat sommige beoordelingspunten te sterk beperkt zijn geacht door de primaire verzekeringsarts. Om excessieve belasting te vermijden zijn namelijk alleen lichte beperkingen geïndiceerd en niet dermate sterke beperkingen zoals die eerder zijn aangenomen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep ziet aanleiding om ten aanzien van frequent reiken, frequent buigen en tillen/dragen lichtere beperkingen aan ten nemen.
13. De rechtbank oordeelt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep in zijn rapport begrijpelijk en concreet heeft gemotiveerd hoe hij tot de beoordeling is gekomen. De rechtbank ziet geen aanknopingspunten om te twijfelen aan het rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Hoewel invoelbaar is dat de belemmering in het dagelijkse functioneren van eiseres ingrijpende gevolgen voor haar heeft, beschikt de rechtbank niet over medische informatie waaruit blijkt dat zij meer medisch objectiveerbare beperkingen heeft dan door de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn aangenomen. Dat eiseres het niet eens is met de vastgestelde beperkingen, kan op zichzelf niet leiden tot het oordeel dat de medische beoordeling onjuist is. Het is juist de specifieke deskundigheid van de verzekeringsarts bezwaar en beroep om op basis van medisch objectiveerbare klachten beperkingen vast te stellen. Hoe eiseres zelf haar klachten en belastbaarheid ervaart, is bij de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid niet doorslaggevend. Ten aanzien van de diagnose chronische tendinomyalgie passend bij fibromyalgie en de verergering daarvan die de reumatoloog op 8 juli 2024 heeft vastgesteld overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank merkt op dat zowel de primaire verzekeringsarts als de verzekeringsarts bezwaar en beroep beperkingen hebben aangenomen voor de fibromyalgie klachten. Zij hebben dus rekening gehouden met de fibromyalgie. Voor zover eiseres wijst op de verergering van haar klachten die zou blijken uit de brief van de reumatoloog, merkt de rechtbank op dat die informatie van ruim na datum in geding is en daarom niet meegenomen kan worden in de beoordeling. De beroepsgrond slaagt niet.
14. Op de zitting heeft eiseres aangevoerd dat een urenbeperking op grond van energetische redenen aangenomen moet worden.
15. De rechtbank volgt eiseres niet in haar standpunt. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is met de in de FML aangenomen fysieke beperkingen de energetische beperkingen verdisconteerd. Pas als deze beperkingen vanuit medisch oogpunt niet voldoen, kan aanvullend een beperking in de duurbelastbaarheid worden aangenomen, mits eiseres zou voldoen aan de voorwaarden zoals opgenomen in de Standaard Duurbelastbaarheid in Arbeid. Eiseres voldoet echter niet aan deze criteria. Eiseres heeft geen medische informatie ingediend die de rechtbank laat twijfelen aan het standpunt van de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
16. De rechtbank ziet in wat eiseres aanvoert dus geen reden voor het oordeel dat er te weinig beperkingen zijn aangenomen. Hiermee wil de rechtbank echter niet zeggen dat er niks met eiseres aan de hand is. Integendeel, het is de rechtbank duidelijk dat eiseres forsere klachten ervaart dan door de verzekeringsarts bezwaar en beroep is aangenomen. Daarbij heeft eiseres op de zitting goed duidelijk kunnen maken welke impact de klachten op haar hebben gehad en nog steeds hebben. De rechtbank neemt haar daar ook serieus in, maar het hebben van klachten betekent nog niet dat er ook (ernstigere of meer) beperkingen voor arbeid moeten worden aangenomen in de FML. Voor de vaststelling van arbeidsongeschiktheid is een diagnose of de beleving van klachten niet beslissend bij de beantwoording van de vraag welke beperkingen bij eiseres zijn vast te stellen. Alleen de medisch te objectiveren klachten en de beperkingen die daaruit voortvloeien zijn daarbij van belang. Uit de beschikbare medische informatie kan niet worden vastgesteld dat het Uwv de weging van haar medische situatie op de datum in geding niet op de juiste manier heeft gedaan.
16. Tot slot heeft eiseres gevraagd om een deskundige te benoemen. Op de zitting heeft zij verwezen naar een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) [1] waarin een deskundige is benoemd wegens de fibromyalgie klachten. Volgens eiseres blijkt hieruit dat beperkingen ten aanzien van fibromyalgie lastig is vast te stellen, waardoor een deskundige aangewezen dient te worden.
18. De rechtbank wijst het verzoek af, omdat de noodzakelijke twijfel aan de juistheid van de medische beoordeling van het Uwv per de datum in geding gelet op de beoordeling hiervoor ontbreekt. Zoals de rechtbank hiervoor al heeft overwogen heeft het Uwv zijn conclusies overtuigend gemotiveerd. Verder ziet de rechtbank geen reden om aan te nemen dat eiseres belemmeringen heeft ondervonden bij de onderbouwing van haar standpunt, waardoor sprake zou zijn van een oneerlijk proces. Eiseres heeft zich in beroep laten bijstaan door een professionele gemachtigde en heeft haar beroep onderbouwd met medische stukken. In de uitspraak waar eiseres op wijst hebben rechtbank en CRvB meerdere deskundigen benoemd om verschillende redenen. Hoe dit ook zij, dat in die procedure een deskundige is benoemd, betekent nog niet dat in andere zaken waarin fibromyalgie speelt óók een deskundige benoemd moet worden.

Is de arbeidskundige beoordeling juist?

19. Eiseres heeft geen arbeidskundige gronden aangevoerd. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 10 mei 2024 drie functies voor eiseres geduid die eiseres, ondanks de beperkingen die voor haar in de FML zijn opgenomen, nog kan verrichten. Op basis van wat eiseres in deze functies zou kunnen verdienen, moet zij voor 0% arbeidsongeschikt worden beschouwd.
20. Uit wat de rechtbank hiervoor heeft overwogen volgt dat ervan moet worden uitgegaan dat de beperkingen van eiseres zoals opgenomen in de FML juist zijn. Zolang de functies die voor eiseres zijn geduid hiermee in overeenstemming zijn, ziet de rechtbank dan ook geen reden om te twijfelen aan de geschiktheid van de functies. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in zijn rapport gemotiveerd waarom de werkzaamheden die horen bij de geduide functies, de belastbaarheid van eiseres in de FML niet overschrijden. De rechtbank ziet geen aanleiding om hieraan te twijfelen.

Conclusie en gevolgen

21. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat het Uwv terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 9 oktober 2023 heeft bepaald op 0% en dat eiseres niet in aanmerking komt voor een WIA-uitkering. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Wolbrink, rechter, in aanwezigheid van mr. C. Deve, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 29 november 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Centrale Raad van Beroep, 18 september 2024, ECLI:CRVB:2024:1811.