ECLI:NL:RBMNE:2024:6986

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 december 2024
Publicatiedatum
19 december 2024
Zaaknummer
24/255
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen beslissing Uwv over arbeidsongeschiktheid en WIA-uitkering

In deze zaak heeft eiseres, werkzaam als Leerling Kraamverzorgende, zich op 12 oktober 2020 ziek gemeld en een WIA-uitkering aangevraagd bij het Uwv na het verstrijken van de wachttijd van 104 weken. Het Uwv heeft op 21 februari 2023 besloten dat eiseres per 10 oktober 2022 0% arbeidsongeschikt is, wat betekent dat zij niet in aanmerking komt voor een WIA-uitkering. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het Uwv heeft dit bezwaar op 4 december 2023 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft op 2 december 2024 de zaak behandeld en geconcludeerd dat het Uwv terecht heeft beslist. De rechtbank heeft de medische rapporten van de verzekeringsartsen als zorgvuldig en voldoende begrijpelijk beoordeeld. Eiseres heeft aangevoerd dat zij verdergaande beperkingen heeft dan door het Uwv is aangenomen, maar de rechtbank heeft geen aanleiding gezien om aan de medische beoordeling te twijfelen. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat eiseres geen recht heeft op een WIA-uitkering en dat er geen aanleiding is voor vergoeding van griffierecht of proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/255

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 december 2024 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. F. Folkers),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(het Uwv), verweerder
(gemachtigde: M.A. Oldenburg)
Als derde-belanghebbende heeft aan het geding deelgenomen: Dunya Kraamzorg, te [plaats], gemeente [gemeente].

Inleiding

1. Eiseres heeft gewerkt als Leerling Kraamverzorgende voor ongeveer 23,30 uur per week. Zij heeft zich op 12 oktober 2020 ziek gemeld. Eiseres heeft bij het Uwv een uitkering aangevraagd op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) bij het bereiken van de wachttijd van 104 weken die geldt voor een WIA-uitkering.
2. Het Uwv heeft de aanvraag van eiseres beoordeeld. Een primaire verzekeringsarts heeft onderzoek verricht. Deze verzekeringsarts heeft beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiseres zijn en heeft deze beperkingen opgenomen in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). Vervolgens heeft een arbeidskundige drie voorbeeldfuncties geduid die eiseres, ondanks haar beperkingen, nog zou kunnen doen. De arbeidsdeskundige heeft ook twee reservefuncties geduid. De arbeidsdeskundige heeft berekend wat de verdiencapaciteit is en aan de hand daarvan heeft hij berekend dat eiseres 0% arbeidsongeschikt is. Met het besluit van 21 februari 2023 (
het primaire besluit) heeft het Uwv beslist dat eiseres per 10 oktober 2022 geen WIA-uitkering krijgt, omdat zij op deze datum meer dan 65% kon verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd.
3. Eiseres heeft daartegen bezwaar ingediend. Naar aanleiding van de bezwaren hebben een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep een nieuw onderzoek gedaan. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft geconcludeerd dat er geen aanleiding bestaat om af te wijken van het oordeel van de primaire verzekeringsarts. Ook de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep zag geen aanleiding om van het standpunt van de arbeidsdeskundige af te wijken. De geduide (reserve)functies waren ook volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep nog passend.
4. Met het besluit van 4 december 2023 (
het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar ongegrond verklaard.
5. De rechtbank heeft het beroep op 8 november 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, bijgestaan door haar gemachtigde, en de gemachtigde van het Uwv. Ook was op zitting aanwezig [B], verbonden aan het Uwv.

Het geschil

6. Tussen partijen is in geschil of het Uwv terecht heeft beslist dat eiseres op de beoordelingsdatum 10 oktober 2022 meer dan 65% kon verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd. De rechtbank beoordeelt dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres. De rechtbank geeft eiseres geen gelijk en zal dit hierna uitleggen.

Beoordelingskader

7. Het Uwv mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Die rapporten moeten dan wel aan de volgende drie voorwaarden voldoen. De rapporten:
 zijn op een zorgvuldige manier tot stand gekomen;
 bevatten geen tegenstrijdigheden;
 zijn voldoende begrijpelijk.
8. De rapporten en de besluiten die daarop gebaseerd zijn, zijn in beroep wel aanvechtbaar. Het is echter aan de eisende partij om aan te voeren (en zo nodig aannemelijk te maken) dat de rapporten niet aan de drie genoemde voorwaarden voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is. Niet-medisch geschoolden kunnen aannemelijk maken dat niet aan de drie genoemde voorwaarden is voldaan. Voor het aannemelijk maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in principe een rapport van een arts of medisch behandelaar noodzakelijk.
9. De rechtbank benadrukt verder dat bij deze beoordeling van belang is dat het gaat om de medische situatie van eiseres op de zogenaamde datum in geding, dat is de beoordelingsdatum. In deze zaak is die datum 10 oktober 2022.

Beoordeling door de rechtbank

Geheimhouding medische gegevens
10. Derde-belanghebbende heeft laten weten als procespartij aan de procedure te willen deelnemen. Eiseres heeft geen toestemming gegeven om haar medische gegevens bekend te maken. Om te voorkomen dat medische gegevens via deze uitspraak alsnog bekend worden, zal de rechtbank de motivering van haar oordeel voor zover nodig en mogelijk beperken.
De medische beoordeling
Zorgvuldigheid van het medisch onderzoek
11. Eiseres is in het kader van haar sollicitatieplicht vanuit de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen (Wsnp) beoordeeld door verzekeringsarts [verzekeringsarts]. Uit het rapport van deze verzekeringsarts van 12 april 2023 is gebleken dat eiseres niet aan haar sollicitatieplicht in het kader van de Wsnp kan voldoen, omdat zij niet in staat is om te werken en dat naar verwachting duurt tot 1 januari 2024. Eiseres heeft aan het Uwv verzocht dit rapport mee te nemen in de beoordeling. Volgens eiseres is dat ten onrechte niet gedaan, waardoor het medisch onderzoek onzorgvuldig is verricht. Ook heeft eiseres op de zitting aangevoerd dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is, omdat het fysiek spreekuur van de verzekeringsarts bezwaar en beroep kort heeft geduurd.
11. Eiseres heeft op de zitting te kennen gegeven dat haar beroepsgrond met betrekking tot het rapport van [verzekeringsarts] een beroepsgrond is die gaat over de inhoudelijke medische beoordeling. De rechtbank zal deze beroepsgrond verder bespreken onder de inhoudelijke medische beoordeling.
11. De rechtbank ziet in de stelling van eiseres over het korte spreekuur van de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen aanleiding om het medisch onderzoek onzorgvuldig te oordelen. De primaire verzekeringsarts heeft het dossier en de ontvangen informatie bestudeerd en er heeft een spreekuurcontact plaatsgevonden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het dossier bestudeerd, heeft deelgenomen aan de hoorzitting, heeft eiseres aanvullend (psychisch en lichamelijk) onderzocht op het spreekuur van 29 november 2023 en heeft het rapport van [verzekeringsarts] kenbaar betrokken bij de medische boordeling. Dat het spreekuur van de verzekeringsarts bezwaar en beroep naar de mening van eiseres kort heeft geduurd, is onvoldoende om het medisch onderzoek om die reden als onzorgvuldig aan te merken. De beroepsgrond slaagt niet.
Inhoudelijke medische beoordeling
14. Volgens eiseres heeft zij verdergaande beperkingen dan is aangenomen door de verzekeringsarts bezwaar en beroep van het Uwv. Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij verdergaand beperkt is als gevolg van haar psychische klachten en lichamelijke klacht. In het kader hiervan is eiseres van mening dat zij (verdergaand) beperkt is ten aanzien van onder andere de concentratieproblemen, mentale gesteldheid, vermoeidheid, laag energieniveau, overprikkeling, problemen aan de schouder. Ook hebben de verzekeringsartsen ten onrechte geen beperking aangenomen voor het item concentreren, haar aandacht kunnen verdelen en informatie kunnen inwinnen. Daarnaast heeft eiseres (bij tijd en wijle) beperkt inzicht in haar eigen kunnen daar zij zichzelf, zeker terugkijkend op het verleden, vaak overschat heeft ten aanzien van de eigen mogelijkheden. Dat eiseres bij het gesprek met de verzekeringsartsen al haar energie heeft gebruikt om zo goed mogelijk uit haar woorden te komen, haar situatie zo goed mogelijk naar voren te brengen en door middel van een vooraf opgesteld stuk haar standpunt kenbaar te maken, lijkt haar tegengeworpen te worden. Eiseres moet na zo’n gesprek, waar zij al haar energie voor heeft ingezet, eerst enige tijd rusten/zitten om weer enigszins op adem te komen (geestelijk en lichamelijk). Ook stelt eiseres zich op het standpunt dat ten onrechte geen beperking is aangenomen voor het onderdeel werktijden. Eiseres kan gezien haar beperkingen niet voldoen aan de in de FML opgenomen uren per dag en per week. Eiseres heeft ter onderbouwing van haar klachten twee stukken ingebracht, namelijk nogmaals het rapport van [verzekeringsarts] van 12 april 2024 en een behandelplan van Mentaal Beter van 7 juni 2023. Uit deze stukken blijkt volgens eiseres dat zij de eerdergenoemde (verdergaande) beperkingen heeft.
15. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 30 november 2023 geconcludeerd dat gezien de ingezette behandelingen op datum in geding geen sprake was van een psychiatrische decompensatie. Dit is in lijn met de bevindingen van de primaire verzekeringsarts op de datum in geding. De zeer ruime psychische beperkingen in de FML zijn volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep in overeenstemming met de bevindingen van de primaire verzekeringsarts op de datum in geding en met de bevindingen van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Ook met betrekking tot de fysieke klacht heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep geconcludeerd dat hiervoor voldoende beperkingen zijn aangenomen. Over het rapport van [verzekeringsarts] van 12 april 2024 in het kader van de sollicitatieplicht Wsnp heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep geconcludeerd dit een rapport van ruim na datum in geding betreft en dat voor de beoordeling van het recht op WIA-uitkering andere wetgeving en richtlijnen gelden. Het rapport van [verzekeringsarts] van 12 april 2024 wordt wel meegewogen, maar wordt anders beoordeeld vanwege de wetgeving en richtlijnen van de WIA. Tot slot heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep toegelicht dat er geen aanleiding bestaat om een urenbeperking aan te nemen. De privé en sociale omstandigheden van eiseres blijven in het kader van de WIA buiten beschouwing.
16. De rechtbank ziet geen aanknopingspunten om te twijfelen aan het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Ten aanzien van het rapport van de heer [verzekeringsarts] merkt de rechtbank net als de verzekeringsarts bezwaar en beroep op dat de wet- en regelgeving van de Wsnp afwijkt van die van de WIA. Dat eiseres in het kader van de Wsnp vrijgesteld is van haar sollicitatieplicht, betekent niet per definitie dat zij ook in het kader van de WIA geen arbeidsmogelijkheid heeft. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de medische gesteldheid zoals omschreven in het rapport van de Wsnp wel heeft meegewogen in de beoordeling en dat het rapport ziet op een beoordelingsdatum na de datum in geding. Tot slot overweegt de rechtbank dat ook de behandelplan van Mentaal Beter geen aanleiding geeft om te twijfelen aan de beoordeling van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De rechtbank is gehouden om de medische situatie van eiseres op datum in geding te beoordelen. De behandeling is gestart op 7 juni 2023, wat ruim na datum in geding is. Uit deze brief is niet te herleiden dat deze medische situatie ook op de datum in geding van toepassing zou zijn. Eiseres heeft verder geen medische informatie overgelegd waaruit blijkt dat zij verdergaande medisch objectiveerbare beperkingen heeft dan door de verzekeringsarts bezwaar en beroep aangenomen. Dat eiseres het niet eens is met de vastgestelde beperkingen, kan op zichzelf niet leiden tot het oordeel dat de medische beoordeling onjuist is. Het is juist de specifieke deskundigheid van de verzekeringsarts bezwaar en beroep om op basis van medisch objectiveerbare klachten beperkingen vast te stellen. De beroepsgrond slaagt niet.
De arbeidsdeskundige beoordeling
17. Eiseres heeft aangevoerd dat zij de geduide functies niet kan verrichten, omdat zij vindt dat de FML niet juist is. Op de zitting heeft eiseres aangegeven dat zij niet betwist dat deze functies in overeenstemming zijn met de FML. Zoals de rechtbank hiervoor heeft geoordeeld, is er geen reden om te twijfelen aan de medische beoordeling. Dit betekent dat de arbeidsdeskundige (bezwaar en beroep) bij het selecteren van de functies de FML als uitgangspunt heeft mogen nemen. De rechtbank ziet geen aanleiding om te oordelen dat de arbeidsdeskundige beoordeling onjuist is. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

18. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat het Uwv terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 10 oktober 2022 heeft bepaald op 0% en dat eiseres niet in aanmerking komt voor een WIA-uitkering. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van mr. C. Deve, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 2 december 2024.
De rechter is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.