ECLI:NL:RBMNE:2024:6984
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van een verkoopmedewerker in het kader van de Wet WIA
In deze zaak heeft eiseres, een voormalige verkoopmedewerker, beroep ingesteld tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een WIA-uitkering door het Uwv. Eiseres had zich op 20 mei 2021 ziek gemeld en het Uwv heeft op 27 juni 2023 besloten dat zij per 18 mei 2023 minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Dit besluit leidde tot de beëindiging van haar voorschot en de verplichting om een bedrag van € 1.166,94 terug te betalen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het Uwv heeft dit ongegrond verklaard. Tijdens de zitting op 30 oktober 2024 heeft de rechtbank de zaak behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals een vertegenwoordiger van het Uwv.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het geschil zich richt op de afwijzing van de WIA-uitkering en of het Uwv terecht heeft geconcludeerd dat eiseres per 18 mei 2023 voor 14,94% arbeidsongeschikt was. De rechtbank heeft de rapporten van de verzekeringsartsen beoordeeld en geconcludeerd dat deze aan de vereisten voldoen. Eiseres heeft niet voldoende medische onderbouwing gepresenteerd om aan te tonen dat de beoordeling van het Uwv onjuist was. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat eiseres niet tijdig heeft aangegeven dat zij niet kon fietsen, wat haar geschiktheid voor een bepaalde functie zou beïnvloeden. Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep ongegrond is en dat eiseres niet in aanmerking komt voor een WIA-uitkering, met de beslissing dat er geen aanleiding is voor vergoeding van griffierecht of proceskosten.