In deze zaak heeft eiseres, die ernstig ziek werd op de dag dat zij een arbeidsovereenkomst voor 32 uur per week zou aangaan, beroep ingesteld tegen een besluit van het Uwv over haar WIA-uitkering. Eiseres was van mening dat de referteperiode voor het vaststellen van haar dagloon niet correct was, omdat deze was gebaseerd op haar inkomen uit de periode voorafgaand aan haar ziekte. Eiseres stelde dat haar dagloon veel hoger zou zijn als het inkomen uit de periode na haar ziekte werd meegenomen. De rechtbank heeft op 11 december 2024 geoordeeld dat de referteperiode van 1 augustus 2020 tot en met 31 juli 2021, zoals door het Uwv vastgesteld, correct was. De rechtbank oordeelde dat de omstandigheden die eiseres aanvoerde, al door de wetgever waren verdisconteerd bij het opstellen van de Wet WIA. De rechtbank kon daarom niet afwijken van de geldende regels over de referteperiode, omdat er geen bijzondere omstandigheden waren die niet door de wetgever waren voorzien. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, wat betekent dat de hoogte van haar WIA-uitkering gelijk bleef en zij geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontving.