4.3Het oordeel van de rechtbank
Een
proces-verbaal van aangifte, houdende de verklaring van [slachtoffer 1] , inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op woensdagochtend 3 juli 2024 bevond ik mij in mijn woning in [woonplaats] .
Ik en mijn zoon [slachtoffer 4] waren nog boven in de slaapkamer, [verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte) was al beneden met zijn dochter [slachtoffer 3] . Ik liep toen naar beneden en ik zei tegen hem dat ik geen zin had in gedoe. Ik zag het niet aankomen maar ik voelde een harde vuistslag op de linkerkant van mijn gezicht. Ik voelde pijn ter hoogte van mijn oogkas. Ik viel gelijk neer en daarbij viel mijn telefoon uit mijn hand en mijn bril van mijn gezicht. Terwijl ik op de grond lag voelde en zag ik dat [verdachte] mij meerdere malen mijn zijn rechtervuist in mijn gezicht sloeg. Tegelijkertijd sloeg hij mij ook met zijn rechtervuist in mijn buik. Dat was het moment dat ik snakte naar adem en dat ik toen heel hard door mijn neus ging ademen. Ik voelde dat er wat warms uit mijn neus liep. Ik zag toen dat dit bloed was. Op dat moment kwam [slachtoffer 4] naar beneden en ik riep naar hem dat hij moest rennen als hij de kans zag. Ik vreesde voor mijn leven en ik dacht dat ik dood zou gaan. Ik hoorde [verdachte] op dat moment tegen mij zeggen: "Vandaag ga je dood!" Hij keek mij daarbij aan en ik zag de ernst in zijn ogen. Ik riep tegen [slachtoffer 4] dat hij zijn broertje boven moest pakken want hij stond nog alleen boven. Toen pas stopte [verdachte] met slaan. Al die tijd had hij met zijn rechtervuist op mij ingeslagen en daarbij trok hij mij aan mijn haren waardoor mijn extensions los kwamen. Dit was het moment dat ik ruimte zag om weg te komen van [verdachte] en ik stond op maar ik werd direct weer door [verdachte] bij mijn haren gegrepen en hij trok mij zo hard en hij duwde mij naar de eettafel toe, waar ik moest zitten van hem. Hij trok mij weer bij mijn extensions terug. Ik schreeuwde steeds naar hem "Stop!" dit heb ik vaker herhaald maar ik hoorde hem zeggen, terwijl hij bleef slaan: "Nu wil je dat ik stop? Ik begin nu pas en vandaag ga je dood!".
Een
proces-verbaal van bevindingen, houdende het studioverhoor van [slachtoffer 4] , inhoudende, zakelijk weergegeven:
A: Mijn moeder en stiefvader gingen in de woonkamer ruzie maken. Ik bleef met mijn broertje boven. We hoorden hard gebonk en dat er ruzie was. Ik hoorde mijn moeder mij roepen. Ik ging toen naar beneden en zag mijn moeder stiefvader ruzie maken. Ik zag dat mijn stiefvader met allebei zijn handen bij haar schouders vastpakte en mijn moeder toen vloerde. Mijn moeder viel bijna met haar hoofd tegen de kachel aan.
V: En verder?
A: Toen ik zag dat mijn moeder op de grond lag, moest ik huilen en pakte ik mijn
Nerf-gun en richtte ik op mijn stiefvader. Ze waren heel erg aan het bewegen.
V: En waarom rende naar je boven?
A: Ik hoorde mijn moeder roepen dat ik de politie moest bellen en mijn telefoon lag
boven. Ik zei tegen mijn broertje dat hij vast in de badkamer moest wachten en dat ik mijn telefoon ging pakken. Toen ik mijn telefoon had gepakt van mijn slaapkamer ging ik ook naar de badkamer en deed toen de deur op slot. Dit deed ik omdat mijn stiefvader ook naar boven kwam. Ik raakte in paniek en moest huilen. Ik heb toen de politie gebeld. Ik liep de trap af om de deur voor de politie open te maken. Ik zag toen ik op trap stond dat mijn moeder op de grond lag en dat mijn stiefvader mijn moeder schopte en sloeg. Ik zag dat mijn stiefvader mijn moeder met zijn vuist op haar gezicht sloeg. Mijn moeder moest ook naar het ziekenhuis.
Een proces-verbaal van bevindingen, houdende de beschrijving van de situatie ter plaatse, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik liep richting de woning. Ik zag een kind aan de gordijnen trekken en ik hoorde dat hij schreeuwde: "hij zit hierbinnen." Ik zag dat de vrouw verwondingen in haar gezicht had, ik zag dat haar oog opgezwollen was en dat zij bloed over haar shirt had zitten. Ik liep samen met twee kinderen de trap op naar boven en zijn op de kamer van moeder gaan zitten. Ik hoorde dat de namen van de kinderen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] waren. Ik zag dat beide kinderen erg geschrokken waren en ik hoorde dat [slachtoffer 4] zei dat hij gebeld had met zijn zusjes telefoon. Ik hoorde dat [slachtoffer 4] zei dat die man die beneden zat zijn moeder aan de haren had getrokken en had gezegd dat die iedereen ging doodmaken.
Een proces-verbaal van bevindingen, houdende de beschrijving van de situatie ter plaatse, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2] , inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik zag de raamdecoratie wel heen en weer bewegen. Ik zag dat het kiepgedeelte van het raam werd geopend door een jong kind. Dit kind bleek later degene te zijn die de politie had gebeld. Ik zag dat [slachtoffer 4] angstig uit zijn ogen keek.
De
verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 6 december 2024, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 3 juli 2024 is het uit de hand gelopen. Ik was boos. Ik heb aangeefster geduwd en in haar gezicht geslagen. Om haar op de stoel te krijgen heb ik haar wel wat hard aangepakt, maar het is een volwassen vrouw en geen kind. Verder kan het ook zijn dat ik haar een kopstoot heb gegeven, tijdens het trekken kan mijn hoofd tegen haar mond of oog zijn gekomen.
Deze bewijsmiddelen worden, ook in hun onderdelen, slechts gebruikt ter bewijs van het feit of de feiten, waarop ze gezien hun inhoud betrekking hebben.
Bewijsoverweging feit 2
De rechtbank stelt voorop dat er sprake kan zijn van psychische kindermishandeling op het moment dat een ouder wordt mishandeld en de kinderen hiervan getuige zijn. Bij de vraag of hiervan sprake is, komt het aan op de omstandigheden van het geval, waaronder de aard van de gedragingen(en) van verdachte en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht. Stelselmatigheid is een relevante factor, maar geen vereiste. De rechtbank stelt op grond van de voornoemde bewijsmiddelen vast dat de 11-jarige [slachtoffer 4] getuige is geweest van een heftige mishandeling van zijn moeder. Zo heeft hij gezien dat zijn moeder door verdachte op de grond werd geduwd en dat verdachte zijn moeder met een vuist in haar gezicht sloeg. Verder heeft [slachtoffer 4] gebonk gehoord en gezien dat verdachte zo hard aan zijn moeders haren trok, dat de extensions loslieten. Het geweld was dusdanig dat [slachtoffer 4] meende te moeten ingrijpen door met een nerf gun op zijn stiefvader te schieten. Verder raakte [slachtoffer 4] in paniek, moest hij huilen, verstopte hij zich met zijn jongere broertje [slachtoffer 2] in de badkamer en belde hij 112. Toen de politie ter plaatse kwam, is hij naar beneden gegaan om de deur open te doen en op dat moment was hij wederom getuige van het geweld dat verdachte uitoefende op zijn moeder. Onder deze omstandigheden moet worden geoordeeld dat door het geweld van verdachte tegenover aangeefster bij [slachtoffer 4] een hevige onlust veroorzakende geestelijke gewaarwording is veroorzaakt en dat [slachtoffer 4] in zijn gezondheid is benadeeld. De rechtbank kan echter niet vaststellen in hoeverre de 2-jarige [slachtoffer 2] getuige is geweest van de mishandeling van zijn moeder. Uit zowel de verklaring van aangeefster als die van [slachtoffer 4] lijkt te volgen dat hij tijdens de mishandeling nog boven was. Verder kan niet worden vastgesteld wat de impact van de situatie op [slachtoffer 2] is geweest. [slachtoffer 2] zelf heeft daar niets over verklaard en het enige dat op basis van het dossier kan worden vastgesteld is dat een verbalisant ziet dat beide kinderen geschrokken zijn. De rechtbank zal verdachte dan ook partieel vrijspreken van de mishandeling van [slachtoffer 2] . Ook ten aanzien van [slachtoffer 3] is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs van mishandeling, zodat verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsoverweging feit 3
De rechtbank is van oordeel dat de bedreiging van aangeefster [slachtoffer 1] wettig en overtuigend kan worden bewezen. De verklaring van aangeefster wordt ondersteund door de verklaring van [slachtoffer 4] . Dat de bewoordingen die zij beschrijven niet identiek zijn, maakt niet dat de verklaring van [slachtoffer 4] geen steun kan bieden aan de verklaring van aangeefster. Beiden verklaren immers dat is gedreigd met de dood. De rechtbank is van oordeel dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten biedt om de bedreiging van de kinderen wettig en overtuigend te bewijzen. [slachtoffer 4] is weliswaar getuige geweest van de bedreiging, maar hij heeft niet verklaard over een bedreiging in zijn richting en de andere kinderen zijn niet gehoord. Van de bedreiging van de (stief)kinderen zal verdachte daarom partieel worden vrijgesproken.