In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 24 december 2024 uitspraak gedaan in een beroep van verzoeker tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilversum. Verzoeker had op 5 maart 2024 een verzoek ingediend om handhavend op te treden, maar verweerder had hier niet tijdig op beslist. Pas op 20 augustus 2024 heeft verweerder alsnog een besluit genomen. Verzoeker verzoekt de rechtbank om verweerder te veroordelen in de proceskosten. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig is.
De rechtbank overweegt dat als een bestuursorgaan niet op tijd beslist, de betrokkene in beroep kan gaan. Verweerder heeft inmiddels beslist, waardoor het beroep van verzoeker kennelijk niet-ontvankelijk is. De rechtbank hoeft geen uitspraak te doen over de vraag of verzoeker gelijk had, omdat het beroep zijn doel heeft verloren. Verzoeker heeft geen procesbelang meer bij zijn oorspronkelijke beroep.
Wat betreft de proceskosten heeft de rechtbank verweerder in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek van verzoeker. Verweerder heeft aangegeven akkoord te zijn met een bedrag van € 437,50 voor de proceskosten, dat overgemaakt zal worden naar het opgegeven bankrekeningnummer. Daarnaast moet verweerder ook het griffierecht van € 187,- aan verzoeker betalen. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 437,50 en het griffierecht moet eveneens vergoed worden. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en legt de kostenveroordeling op aan verweerder.