Op 16 december 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres en de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Eiseres, die in het studiejaar 2022/2023 ingeschreven was aan de Hogeschool Utrecht, dacht dat zij ook voor het studiejaar 2023/2024 ingeschreven stond. Door een misverstand met haar ouders bleek dit niet het geval te zijn. Eiseres ontdekte op 5 oktober 2023 dat zij niet ingeschreven was en heeft zich vervolgens per 1 november 2023 opnieuw ingeschreven.
De minister had eerder bepaald dat eiseres een vergoeding van € 488,44 moest betalen omdat zij in september en oktober 2023 het studentenreisproduct had gebruikt zonder recht op gebruik. Eiseres ging in bezwaar tegen dit besluit, maar de minister handhaafde zijn eerdere besluit. De rechtbank oordeelde dat er alleen recht op gebruik van het studentenreisproduct bestaat als de student ingeschreven is bij een in de wet aangewezen onderwijsinstelling. Aangezien eiseres in de maanden september en oktober 2023 niet ingeschreven was, had zij geen recht op het gebruik van het studentenreisproduct.
De rechtbank concludeerde dat eiseres de vergoeding van € 488,44 aan de minister moest betalen, omdat zij het reisproduct had gebruikt zonder recht. De rechtbank wees erop dat het de verantwoordelijkheid van eiseres was om ervoor te zorgen dat zij ingeschreven was op het moment van gebruik van het studentenreisproduct. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en zij kreeg het betaalde griffierecht niet terug. De uitspraak werd in het openbaar gedaan, en partijen werden gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.