17. Er zijn situaties waarin het probleem niet is gelegen in iets wat wél is geregeld in het algemeen verbindende voorschrift, maar in de vaststelling dat daarin juist iets niet is geregeld. De rechtbank begrijpt eiseres zo dat sprake is van dit laatste. In het Dagloonbesluit is geen voorziening die regelt dat als iemand in de referteperiode steeds maar een paar dagen in de maand heeft gewerkt, de niet-gewerkte dagen niet meetellen bij het berekenen van het dagloon. Hiermee vraagt eiseres de rechtbank in feite om het Dagloonbesluit exceptief te toetsen aan het evenredigheidsbeginsel. Het CBB heeft in de uitspraak van 26 maart 2024 echter overwogen dat de bestuursrechter er ook voor kan kiezen om niet eerst het algemeen verbindende voorschrift exceptief aan het evenredigheidsbeginsel te toetsen, maar het bestreden besluit meteen rechtstreeks daaraan te toetsen. De rechtbank maakt gebruik van deze mogelijkheid en komt tot de conclusie dat het bestreden besluit 1 niet in strijd met het evenredigheidsbeginsel is genomen, omdat het in de gegeven omstandigheden niet onredelijk bezwarend is voor eiseres. Dat ligt zij hierna toe.
17. De rechtbank kan zich goed voorstellen dat het voor eiseres oneerlijk voelt dat haar WIA-uitkering (veel) lager is dan het loon dat zij verdiende toen zij ziek werd. Het staat vast dat haar dagloon hoger zou zijn als zij niet had gewerkt tijdens haar studie en onder de startersregeling uit artikel 18 van het Dagloonbesluit zou vallen. Eiseres is nog jong en volledig arbeidsongeschikt. Daar heeft zij uiteraard niet zelf voor gekozen. Eiseres heeft op de zitting toegelicht dat het voor haar moeilijk is om rond te komen in deze dure tijd, dat zij voor grotere uitgaven afhankelijk is van haar ouders en dat zij zich grote zorgen maakt over de toekomst. Dat is heel goed voorstelbaar.
17. Tegelijkertijd is het zo dat het dagloon nou eenmaal wordt vastgesteld op basis van al het verdiende loon in het refertejaar, en daar hoort bij dat periodes waarin minder loon is genoten zorgen voor een lager dagloon. Het is duidelijk dat de gevolgen voor eiseres nadelig zijn: zij moet rondkomen van een veel lager bedrag dan toen zij nog werkte als beleidsmedewerker. Maar dit is onvoldoende voor het oordeel dat het bestreden besluit onevenredig is. Dat kan alleen in heel bijzondere gevallen, en daar is hier geen sprake van. Eiseres kan nog in haar levensbehoeften voorzien en voor grote uitgaven kan zij terugvallen op een lening van haar ouders.
17. Het bestreden besluit 1 is dus niet in strijd met het evenredigheidsbeginsel genomen en het beroep tegen dit besluit is ongegrond. Het dagloon van eiseres blijft € 58,08.
Het bestreden besluit 2 (UTR 24/1086)
17. Eiseres heeft ook beroep ingesteld tegen het bestreden besluit 2, waarmee het Uwv heeft beslist dat de hoogte van de aan eiseres toegekende toeslag op grond van de TW ongewijzigd blijft.
17. Eiseres heeft aangevoerd dat als de beroepsprocedure tegen de hoogte van de WIA-uitkering slaagt, de toegekende toeslag ook niet juist is.
17. De rechtbank heeft onder punt 20 geoordeeld dat het dagloon van eiseres € 58,08 blijft. Eiseres heeft verder geen inhoudelijke gronden aangevoerd tegen de (hoogte van de) toegekende toeslag, zodat er geen reden is om te oordelen dat de toeslag – uitgaande van een dagloon van € 58,08 – onjuist is vastgesteld. Het beroep tegen het bestreden besluit 2 is ook ongegrond en de toeslag blijft hetzelfde.
Conclusie en gevolgen
17. De beroepen zijn ongegrond. Om die reden krijgt eiseres het door haar betaalde griffierecht niet terug. Er is ook geen aanleiding om aan eiseres een proceskostenvergoeding toe te kennen.