In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 24 december 2024 een tussenvonnis gewezen in een civiele procedure tussen [eiseres] en [gedaagde], waarbij [eiseres] schadevergoeding vorderde van haar advocaat, [gedaagde]. De rechtbank oordeelde dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de opdrachtovereenkomst, wat heeft geleid tot schade voor [eiseres]. De rechtbank heeft vastgesteld dat [gedaagde] niet heeft gehandeld zoals van een redelijk handelend en bekwaam advocaat mag worden verwacht, en dat dit heeft geleid tot een schadevergoeding voor [eiseres]. De rechtbank heeft de schade begroot op € 35.000,00, vermeerderd met rente, en een bedrag van € 1.548,80 voor kosten die [eiseres] heeft gemaakt in verband met de overname. Daarnaast is [gedaagde] veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn begroot op € 7.410,63. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen sprake is van eigen schuld van [eiseres], omdat zij niet de kans heeft gekregen om een weloverwogen beslissing te nemen over de overname.