ECLI:NL:RBMNE:2024:6934

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 december 2024
Publicatiedatum
19 december 2024
Zaaknummer
11245801 \ UC EXPL 24-5223
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betaling van factuur na transportopdracht met geschil over DAP-levering

In deze zaak heeft de eisende partij, [eiseres] B.V., een order vervoerd naar een klant van de gedaagde partij, [gedaagde] B.V., in Zwitserland. Voor deze transportopdracht zijn kosten gemaakt die aan de gedaagde partij zijn gefactureerd. De gedaagde partij heeft echter geweigerd deze kosten te betalen, met de stelling dat er geen DAP-levering was overeengekomen. De kantonrechter heeft op 18 december 2024 geoordeeld dat de gedaagde partij de factuur van € 2.865,51 moet betalen, omdat er geen DAP-levering was overeengekomen tussen de partijen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde partij aansprakelijk is voor de kosten van invoerrechten en belastingen, en dat de eisende partij niet verantwoordelijk is voor het innen van deze kosten bij de uiteindelijke ontvanger van de goederen. De kantonrechter heeft ook de wettelijke handelsrente toegewezen en de buitengerechtelijke incassokosten gematigd. De gedaagde partij is in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten betalen, die zijn begroot op € 1.204,54. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 11245801 \ UC EXPL 24-5223
Vonnis van 18 december 2024
in de zaak van
[eiseres] B.V.,
te [vestigingsplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: de heer mr. [A] ,
tegen
[gedaagde] B.V.,
te [vestigingsplaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: de heer [B] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 29 juli 2024 met producties 1 tot en met 3;
  • de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 4;
  • de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de brief van 25 oktober 2024 met productie 4 van [eiseres] ;
  • de mondelinge behandeling van 14 november 2024, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt.
1.2.
Tijdens de mondelinge behandeling van 14 november 2024 was de heer [A] aanwezig namens [eiseres] en de heer [B] namens [gedaagde] . Zij hebben hun standpunten toegelicht en hebben op elkaar kunnen reageren. Ook hebben zij vragen van de kantonrechter beantwoord. Daarna is bepaald dat er een vonnis zal worden gewezen.

2.De kern van de zaak

[eiseres] heeft in opdracht van [gedaagde] een order vervoerd naar een klant van [gedaagde] in Zwitserland. Daarvoor zijn - naast de directe kosten van het transport - kosten gemaakt die aan [gedaagde] zijn gefactureerd. De factuur is onbetaald gebleven, zodat hiervan betaling wordt gevorderd. [gedaagde] meent dat de kosten niet door haar betaald hoeven te worden. De kantonrechter komt tot de conclusie dat de factuur door [gedaagde] betaald moet worden. De vorderingen van [eiseres] worden daarom toegewezen.

3.De achtergrond van het geschil

3.1.
[gedaagde] heeft op 6 april 2023 een order ontvangen van [onderneming] (hierna: [onderneming] ) in Zwitserland. Voor het vervoeren van deze order heeft [gedaagde] [eiseres] als vervoerder ingeschakeld. Bij de boekingsgegevens (in het online systeem van [eiseres] ) heeft [gedaagde] vermeld dat de leveringsvoorwaarden “
DAP – Delivered at Place” (hierna: DAP-levering) zijn. [eiseres] heeft de order vervolgens vervoerd en op 26 april 2023 aan [onderneming] geleverd.
3.2.
[eiseres] heeft kosten gemaakt om de order in Zwitserland te mogen invoeren, namelijk kosten voor “
import aangifte buitenland”, “
invoerrechten & accijns”, “
voorgeschoten B.T.W.” en “
aanpassen incoterms”. Een factuur van € 2.865,51 voor deze kosten is op 19 mei 2023 aan [onderneming] verzonden met het verzoek om deze te betalen. Nadat [onderneming] niet tot betaling is overgegaan, is de factuur op 25 augustus 2023 aan [gedaagde] verzonden met het verzoek om te betalen. Ook [gedaagde] heeft deze factuur niet betaald.

4.De beoordeling

Tussen [eiseres] en [gedaagde] is geen DAP-levering overeengekomen
4.1.
Uit de Incoterms 2020 (kort weergegeven: de door de Internationale Kamer van Koophandel opgestelde inkoopvoorwaarden), die [gedaagde] als productie 2 heeft overgelegd, volgt dat bij een DAP-levering de verkoper de transportkosten tot de plek van bestemming voor haar rekening neemt en dat de koper de kosten van de invoerrechten en belastingen in het land van bestemming (Zwitserland) moet betalen. De factuur van
€ 2.865,51 ziet op de kosten van de invoerrechten en de belastingen in Zwitserland en partijen zijn in geschil over wie die factuur moet betalen. [eiseres] meent dat [gedaagde] hiervoor aansprakelijk is, terwijl [gedaagde] meent dat [eiseres] de betaling van [onderneming] moet ontvangen.
4.2.
[eiseres] krijgt gelijk. Er is namelijk tussen [eiseres] en [gedaagde] geen DAP-levering overeengekomen. Weliswaar staat er DAP-levering vermeld op de samenvatting van de boeking (productie 1 bij conclusie van antwoord) en op de oorspronkelijke factuur van 22 mei 2023 (productie 3 bij conclusie van antwoord), maar deze documenten kwalificeren niet als een overeenkomst waarin [eiseres] de verplichting op zich heeft genomen om de kosten van de invoerrechten en belastingen in Zwitserland te betalen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiseres] toegelicht dat het vermelden van de leveringsvoorwaarden DAP bij het inboeken van de opdracht niet betekent dat DAP-levering ook met [eiseres] is overeengekomen. Daarmee is enkel vermeld welke levering er tussen de verkoper ( [gedaagde] ) en koper ( [onderneming] ) is afgesproken. Dat heeft [gedaagde] niet gemotiveerd betwist. Bovendien heeft [eiseres] naar het oordeel van de kantonrechter terecht aangevoerd dat het niet mogelijk is om een DAP-levering overeen te komen met een vervoerder (zoals [eiseres] ), omdat een DAP-levering conform de overgelegde Incoterms ziet op de rechten en verplichtingen van een verkoper en een koper. [eiseres] is niet de koper geweest van de goederen bij [gedaagde] , dat was [onderneming] . [gedaagde] stelt ook dat volgens de Incoterms ‘
de ontvanger’ verantwoordelijk is voor de belastingen en heffing die uit de zending (order) voortvloeien. [eiseres] is enkel de vervoerder geweest, die door [gedaagde] is ingeschakeld en zij was niet de ontvanger van de order. Op basis van deze feiten en omstandigheden is de conclusie dat [gedaagde] niet kan worden gevolgd in haar stelling dat zij met [eiseres] een DAP-levering is overeengekomen. Daarmee verwerpt de kantonrechter ook de stelling van [gedaagde] dat het geschil over de invoerrechten en belastingen een kwestie is tussen de ontvanger ( [onderneming] ) en [eiseres] . Dat is niet het geval, omdat [eiseres] niet de wederpartij was van [onderneming] .
[gedaagde] moet de factuur van [eiseres] betalen
4.3.
Aangezien [gedaagde] geen DAP-levering met [eiseres] is overeengekomen en de Incoterms niet zien op de verhouding tussen [eiseres] en [gedaagde] , gelden hier niet de Incoterms maar de algemene voorwaarden van [eiseres] . Dat deze van toepassing zijn, heeft [gedaagde] niet weersproken. En daarin is bepaald dat de opdrachtgever van het transport aansprakelijk blijft voor alle overheidsheffingen die in het land van invoer moeten worden afgedragen, waaronder ook de btw, invoerrechten en variabele rechten. De factuur van 25 augustus 2023 ziet op deze overheidsheffingen en dat betekent dat [gedaagde] in haar relatie tot [eiseres] een betalingsverplichting heeft voor deze kosten. [eiseres] had niet de verplichting om de kosten te verhalen op [onderneming] in Zwitserland. Dat zij, naar zij stelt uit coulance, heeft geprobeerd eerst deze kosten rechtstreeks te innen, betekent nog niet dat zij daarvoor verantwoordelijk blijft als er problemen ontstaan. Zij mag zich dan tot [gedaagde] wenden. Het is aan [gedaagde] om deze kosten vervolgens op [onderneming] te verhalen, op basis van haar stelling dat er met [onderneming] een DAP-levering is afgesproken leidend tot een betalingsverplichting voor [onderneming] . Zij is dus niet ontslagen van haar betalingsverplichting tegenover [eiseres] . De hoofdsom van € 2.865,51 zal daarom worden toegewezen.
De gevorderde wettelijke handelsrente is toewijsbaar
4.4.
Niet ter discussie staat dat de overeenkomst tussen [eiseres] en [gedaagde] kwalificeert als een handelsovereenkomst zoals bedoeld in artikel 6:119a BW. Tegen de gevorderde wettelijke handelsrente zoals bedoeld in artikel 6:119a BW heeft [gedaagde] ook geen afzonderlijk verweer gevoerd. Daarom is de door [eiseres] gevorderde wettelijke handelsrente, die tot en met 11 juli 2024 is berekend op een bedrag van € 281,17, tot de dag van algehele voldoening toewijsbaar.
De buitengerechtelijke incassokosten worden gematigd tot een bedrag van € 411,55
4.5.
[eiseres] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten van € 429,83 inclusief btw. Aan de wettelijke eisen voor een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is voldaan. De hoogte van de vordering zal worden getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). [eiseres] heeft het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten vermeerderd met btw. De gevorderde btw is niet toewijsbaar, omdat [eiseres] niet heeft gesteld geen ondernemer te zijn in de zin van artikel 7 van de Wet op de omzetbelasting 1968 of als ondernemer een vrijgestelde prestatie verricht te hebben. De vordering van € 429,83 als vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is daarom hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief van € 411,55 bij € 2.865,51 in hoofdsom. De kantonrechter wijst daarom € 411,55 toe.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
4.6.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten
(inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiseres] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
113,54
- griffierecht
496,00
- salaris gemachtigde
476,00
(2 punten × € 238,00)
- nakosten
119,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.204,54

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 3.558,23, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over een bedrag van € 2.865,51, met ingang van 12 juli 2024, tot de dag van volledige betaling;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.204,54, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.R. Creutzberg en in het openbaar uitgesproken op 18 december 2024.