ECLI:NL:RBMNE:2024:6933

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 november 2024
Publicatiedatum
18 december 2024
Zaaknummer
UTR 23/2656 T3
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake verlenging termijn voor herstel van gebreken in bestuursrechtelijke procedure

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 8 november 2024, wordt een verzoek om verlenging van de termijn voor het herstellen van gebreken in een bestuursrechtelijke procedure behandeld. Eiser, vertegenwoordigd door mr. J.T.A.M. van Mierlo, heeft ingestemd met een verlenging van de termijn, die oorspronkelijk was vastgesteld in eerdere tussenuitspaken. De rechtbank heeft in eerdere uitspraken de gemeente Stichtse Vecht, vertegenwoordigd door mr. C. Brons, de gelegenheid gegeven om binnen bepaalde termijnen gebreken te herstellen. De rechtbank benadrukt dat een in een tussenuitspraak gegeven termijn bindend is, maar in dit geval is er aanleiding om een tweede verlenging toe te staan. Dit is vooral omdat het college van burgemeester en wethouders nog wacht op een definitief advies van een externe adviseur, wat noodzakelijk is voor het herstel van de geconstateerde gebreken. De rechtbank stelt het college in de gelegenheid om uiterlijk op 2 december 2024 het gebrek te herstellen. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/2656 T2

tussenuitspraak van de meervoudige kamer van 8 november 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. J.T.A.M. van Mierlo),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Stichtse Vecht, verweerder
(gemachtigde: mr. C. Brons).

Procesverloop

In de tussenuitspraak van 18 juni 2024 (de eerste tussenuitspraak) heeft de rechtbank eiser in de gelegenheid gesteld om de gegevens over de ritten naar de landbouwpercelen binnen vier weken na verzending van deze tussenuitspraak uit te werken én het college in de gelegenheid gesteld om daarna binnen acht weken het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak. Voor het verdere procesverloop verwijst de rechtbank naar die tussenuitspraak.
Met de tussenuitspraak van 3 september 2024 (de tweede tussenuitspraak) heeft de rechtbank de in de tussenuitspraak gestelde termijn voor het college om het gebrek te herstellen, verlengd tot en met 22 oktober 2024.
Bij brief van 21 oktober 2024 heeft het college de rechtbank verzocht deze termijn nogmaals te verlengen. Eiser heeft schriftelijk gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. Zoals eveneens in de tweede tussenuitspraak voorop is gesteld, stemt de rechtbank alleen in bijzondere gevallen in met een verzoek om verlenging van de in de tussenuitspraak gestelde termijn. Het verzoek moet daarom zijn gemotiveerd. Ook moet het verzoek binnen de bij de tussenuitspraak bepaalde termijn worden ingediend.
2. Het college verzoekt om de in de tweede tussenuitspraak gestelde termijn met zes weken te verlengen. De rechtbank stelt vast dat dit verzoek is gedaan binnen de termijn uit de tweede tussenuitspraak. De reden van het verzoek is dat [A] nog geen definitief advies heeft uitgebracht. Het college heeft toegelicht dat op 4 oktober 2024 een gesprek met eiser heeft plaatsgevonden en dat op 10, 11 en 17 oktober 2024 aanvullende stukken van eiser zijn ontvangen die [A] nodig heeft voor het opstellen van het conceptadvies. Partijen krijgen na het conceptadvies één week de tijd om daarop te reageren, waarna [A] een definitief advies zal uitbrengen. Bij (telefonische) navraag op 5 november 2024 door de griffier heeft het college laten weten dat het conceptadvies er inmiddels is.
3. Eiser heeft schriftelijk laten weten akkoord te gaan met een laatste uitstel van zes weken.
4. Omdat dit om een tweede verzoek om verlenging van de termijn gaat, hecht de rechtbank eraan te benadrukken dat een in een tussenuitspraak gegeven termijn een bindende termijn is. Slechts in bijzondere gevallen wordt uitstel van die termijn verleend. De rechtbank ziet in het belang van een definitieve geschilbeslechting in dit geval toch aanleiding om een verdere verlenging van de termijn rechtvaardig te achten. Zonder het college in de gelegenheid te stellen om het definitieve advies van [A] bij de herstelpoging te betrekken, zal het in de eerste tussenuitspraak geconstateerde gebrek waarschijnlijk niet kunnen worden hersteld. Daarbij betrekt de rechtbank eveneens dat eiser met verlenging heeft ingestemd en hij er niet bij is gebaat als de rechtbank geen verlenging toestaat en op dit moment een einduitspraak doet. De rechtbank geeft het college mee dat zij ervan uitgaat dat met deze tweede verlenging van de termijn kan worden volstaan en zij prioriteit geeft aan een spoedige afronding van de herstelpoging.
5. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep.

Beslissing

De rechtbank:
- stelt het college in de gelegenheid om uiterlijk op 2 december 2024 het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in de eerste tussenuitspraak;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. Spee, voorzitter, en mr. K. de Meulder en mr. L.P. Hertsig, leden, in aanwezigheid van mr. S.C.J. van der Hoorn, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 8 november 2024.
(de voorzitter is verhinderd de
uitspraak te ondertekenen)
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.