ECLI:NL:RBMNE:2024:6926

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 december 2024
Publicatiedatum
18 december 2024
Zaaknummer
582681
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige zorgregeling en aanhouding definitieve zorgregeling in familierechtelijke kwestie

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 20 december 2024 een beschikking gegeven in een familierechtelijke kwestie tussen een moeder en een vader met betrekking tot de zorgregeling voor hun drie kinderen. De moeder verzocht om de bestaande zorgregeling op te schorten in afwachting van een onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming, terwijl de vader een zelfstandig verzoek indiende om de zorgregeling te handhaven. De rechtbank heeft de verzoeken van de moeder en vader besproken tijdens een mondelinge behandeling op 5 december 2024, waarbij ook de kinderen hun mening hebben gegeven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de kinderen momenteel bij de moeder wonen en dat er sinds eind 2022 geen contact meer is tussen de oudste dochter en de vader, terwijl de jongste kinderen ook nauwelijks contact hebben. De rechtbank heeft besloten om de huidige zorgregeling te schorsen en een voorlopige zorgregeling vast te stellen voor de jongste twee kinderen, waarbij zij om de twee weken contact met de vader zullen hebben. Voor de oudste dochter is geen voorlopige regeling vastgesteld, omdat zij op 16-jarige leeftijd zelf kan bepalen of en wanneer zij contact met haar vader wil. De rechtbank heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het verzoek van de vader om een dwangsom afgewezen. De rechtbank heeft ook verzocht om een uitbreiding van het onderzoek door de Raad, met als doel te bepalen welke zorgregeling in het belang van de kinderen is. De verdere behandeling van de zaak is aangehouden tot 1 april 2025, in afwachting van het raadsrapport.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer: C/16/582681 / FO RK 24-1265
Gezag en omgang
Beschikking van 20 december 2024
in de zaak van:
[de moeder],
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. R. Vermeer,
tegen
[de vader],
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. M. Rikken.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft de volgende stukken ontvangen:
  • het verzoekschrift van de moeder (met bijlagen), binnengekomen op 17 oktober 2024;
  • het verweerschrift van de vader (met bijlagen) met daarin een aantal zelfstandige verzoeken, ontvangen op 19 november 2024.
1.2.
De verzoeken zijn besproken tijdens de mondelinge behandeling (zitting) van
5 december 2024. Daarbij waren aanwezig:
- partijen en hun advocaten;
- [A] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).
1.3.
De rechtbank heeft aan de kinderen van de ouders gevraagd wat zij van de verzoeken vinden. [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] hebben op 4 december 2024 met de rechter gesproken en hun mening kenbaar gemaakt.

2.Waar de procedure over gaat

2.1.
De ouders zijn met elkaar getrouwd geweest.
2.2.
Zij hebben samen drie kinderen:
  • [minderjarige 1] , geboren op [2008] te [geboorteplaats] ;
  • [minderjarige 2] , geboren op [2012] te [geboorteplaats] ;
  • [minderjarige 3] , geboren op [2015] te [geboorteplaats] .
De kinderen hebben hun hoofdverblijf bij de moeder.
2.3.
De ouders hebben samen het gezag over de kinderen. Dat betekent dat zij samen de belangrijke beslissingen over de kinderen nemen.
2.4.
In het ouderschapsplan zijn partijen overeengekomen dat de kinderen afwisselend van zondagmiddag tot maandagavond en daarna van zaterdag tot maandagavond bij de vader verblijven, alsmede de helft van de schoolvakanties en feestdagen. Na de verhuizing van de moeder in de zomer van 2021 naar [woonplaats] hebben partijen de zorgregeling veranderd naar een weekendregeling waarbij de kinderen twee weekenden in de maand bij de vader verblijven.
2.5.
[minderjarige 1] heeft sinds eind 2022 geen contact meer met de vader. Sinds april van dit jaar is er ook (bijna) geen contact meer tussen de jongste kinderen en de vader.
2.6.
De Raad gaat een beschermingsonderzoek doen. Het gezin staat op de wachtlijst.
2.7.
De moeder verzoekt de rechtbank om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
I. de vastgestelde zorgregeling tussen de vader en alle drie de kinderen op te schorten (al dan niet in afwachting van de uitkomst van het Raadsonderzoek);
II. te bepalen dat de Raad voor de Kinderbescherming onderzoek doet naar welke zorgregeling het meest in het belang is van de kinderen;
III. te bepalen dat de vader de paspoorten van de kinderen afgeeft binnen twee dagen na datum van de in deze te wijzen beschikking op straffe van een dwangsom van € 250,- per dag dat hij weigert dat te voldoen;
subsidiair:
IV. zorgregeling tussen de vader en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] op te schorten en tussen de vader en [minderjarige 3] begeleide omgang te laten plaatsvinden op een neutrale plek met tussenkomt van een neutrale derde.
2.8.
De vader is het niet eens met de verzoeken van de moeder. Hij verzoekt de rechtbank om de verzoeken van de moeder af te wijzen en bij wijze van zelfstandig verzoek:
I de door de vader verzochte zorg- en contactregeling vast te stellen en de moeder te veroordelen om aan de vader een dwangsom van 250,- euro te betalen voor iedere dag of dagdeel dat de moeder deze niet nakomt, met een maximum van 25.000,- euro, danwel
II een zodanige zorgregeling als de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren, met eenzelfde dwangsom;
III te bepalen dat de moeder tussen partijen gemaakte afspraak met betrekking tot het uitruilen van de paspoorten tegen de ID-kaarten dient na te komen dan wel te bepalen dat wanneer de moeder de paspoorten ontvangt, zij tegelijkertijd de ID-kaarten aan de vader dient te overhandigen en vice versa;
IV te bepalen dat de moeder de vader eenmaal per maand informeert over belangrijke aangelegenheden met betrekking tot de kinderen alsmede de vader consulteert over belangrijke zaken zoals medische behandelingen, schoolkeuzes en eventueel verblijf in het buitenland.

3.De beoordeling

De beslissing
3.1.
De rechtbank zal:
  • beslissen dat de moeder de vader eenmaal per maand informeert over belangrijke aangelegenheden ten aanzien van de kinderen;
  • de huidige zorgregeling schorsen voor alle drie de kinderen en een voorlopige zorgregeling vaststellen tussen [minderjarige 2] en [minderjarige 3] en hun vader;
  • de definitieve beslissing ten aanzien van de zorgregeling aanhouden in afwachting van het raadsrapport.
De rechtbank legt hierna uit waarom zij deze beslissing neemt.
Ingetrokken verzoek
3.2.
De rechtbank hoeft geen beslissing meer te nemen over het verzoek ten aanzien van de afgifte van de paspoorten omdat partijen tijdens de mondelinge behandeling hebben afgesproken dat de ene ouder de paspoorten van [minderjarige 2] en [minderjarige 3] onder zich heeft en de andere ouder de ID-kaarten. De vader zal de paspoorten afgeven aan de moeder en de moeder zal de ID-kaarten aan de vader geven. [minderjarige 1] is zestien jaar en daarom houdt zij haar identiteitsbewijs zelf bij zich. Wanneer de vader naar het buitenland op vakantie gaat en de paspoorten nodig heeft, zullen de ouders de identiteitsbewijzen hiervoor opnieuw uitruilen. Gelet op deze afspraak, hebben de ouders hun verzoeken ten aanzien van de paspoorten ingetrokken.
Informatieplicht
3.3.
De rechtbank zal het verzoek van de vader ten aanzien van de informatieplicht toewijzen. Dit betekent dat de moeder de vader eenmaal per maand (per e-mail) informeert over belangrijke aangelegenheden met betrekking tot de kinderen en dat zij de vader consulteert over belangrijke zaken zoals medische behandelingen, schoolkeuzes en eventueel verblijf in het buitenland. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat er op grond van de wet een verplichting bestaat tot informatie en raadpleging van een ouder jegens de andere ouder. Nu er sprake is van gezamenlijk gezag, vindt de rechtbank het belangrijk dat de vader met een frequentie van één keer per maand wordt geïnformeerd over de ontwikkeling en het welzijn van de kinderen, zodat hij betrokken blijft bij de levens van de kinderen, juist nu hij zijn kinderen niet tot weinig ziet en spreekt.
Voorlopige zorgregeling
3.4.
De rechtbank zal de huidige zorgregeling schorsen ten aanzien van alle drie de kinderen en een voorlopige zorgregeling bepalen voor [minderjarige 2] en [minderjarige 3] . De rechtbank vindt het van belang dat er op korte termijn weer contact is tussen de vader en de twee jongste kinderen. Ten aanzien van [minderjarige 1] zal de rechtbank gen voorlopige zorgregeling vaststellen.
3.5.
Volgens meest recente afspraak tussen partijen geldt er een weekendregeling die inhoudt dat de kinderen twee weekenden in de maand bij de vader verblijven. Deze regeling wordt in de praktijk niet nagekomen.
[minderjarige 1] heeft sinds eind 2022 geen contact meer met de vader en sinds april 2024 is er ook maar weinig contact tussen de jongste kinderen en de vader.
3.6.
De moeder wil dat de huidige zorgregeling wordt opgeschort en dat de Raad onderzoek doet naar de vraag welke zorgregeling het meest in het belang is van de kinderen.
De vader heeft op zijn beurt aangegeven dat hij de kinderen mist. Hij houdt veel van de kinderen zegt altijd een goede band met alle drie te hebben gehad. Hij ziet in dat hij de kinderen pijn heeft gedaan en heeft spijt van bepaalde gebeurtenissen. De vader wil hier graag over in gesprek met de kinderen, maar krijgt daar de kans niet toe. Doordat de tijd verstrijkt en er geen contact is tussen de kinderen en de vader, wordt de boosheid van de kinderen alleen maar versterkt. Daarom wenst de vader dat er wordt ingegrepen en dat er een voorlopige zorgregeling wordt vastgesteld.
[minderjarige 1]
3.7.
is een meisje van 16. Gezien haar leeftijd zal de rechtbank geen voorlopige zorgregeling voor [minderjarige 1] met de vader vaststellen. [minderjarige 1] heeft een leeftijd bereikt waarop zij goed een inschatting kan maken van hoe zij haar leven en haar contact met haar ouders wil inrichten. Op dit moment lukt het niet om normaal contact met de vader te hebben, er komt steeds ruzie wanneer er contact is en [minderjarige 1] wil dat niet meer, het maakt haar verdrietig. Daarbij heeft [minderjarige 1] nu een belangrijk en zwaar schooljaar, waarop zij zich wil kunnen focussen. Zij heeft bij de rechtbank duidelijk aangegeven dat zij op haar eigen tempo wil kunnen bepalen of en wanneer zij contact heeft met haar vader. De rechtbank begrijpt dit en zal daarom bepalen dat [minderjarige 1] zelf kan bepalen wanneer er weer ruimte is voor contact met de vader. De rechtbank acht het wel in het belang van [minderjarige 1] dat de vader zijn betrokkenheid bij haar kan en zal blijven tonen. De vader heeft in zijn verweerschrift voorgesteld om regelmatig Whatsapp-berichtjes te blijven sturen bij belangrijke aangelegenheden of om een cadeautje op te sturen. De rechtbank vindt dit positief en hoopt dat de vader dit blijft doen, ook wanneer [minderjarige 1] niet (meteen) reageert of nog niet openstaat voor verder contact. De rechtbank verwacht namelijk dat [minderjarige 1] in de toekomst makkelijker contact met de vader zal opnemen wanneer zij hier ruimte voor voelt en het zal haar helpen wanneer de vader tot die tijd zijn betrokkenheid blijft tonen.
[minderjarige 3] en [minderjarige 2]
3.8.
Ten aanzien van de jongens zal de rechtbank een voorlopige zorgregeling vaststellen tussen hen en de vader. [minderjarige 3] en [minderjarige 2] zijn nog jong en de rechtbank kreeg tijdens de gesprekken met hen de indruk dat zij hun vader wel degelijk missen. [minderjarige 3] en [minderjarige 2] zitten echter nog met gebeurtenissen uit het verleden, waardoor zij op dit moment geen contact met hun vader hebben. Het is daarbij goed mogelijk dat zij loyaal zijn naar hun zus en moeder en de ruimte niet voelen om contact met de vader te hebben.
De rechtbank is van oordeel dat de huidige situatie waarin er helemaal geen contact is doorbroken moet worden. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat het nog een tijd duurt voordat het beschermingsonderzoek van de Raad zal starten en dat dit onderzoek ook nog wel geruime tijd in beslag zal nemen. De rechtbank acht het niet in het belang van de kinderen om de afronding van dit onderzoek af te wachten. Hoe langer het duurt, hoe moeilijker het namelijk wordt voor de kinderen om tot contactherstel te komen.
De rechtbank vindt het positief dat de moeder heeft aangegeven dat zij wil meewerken aan het contactherstel met de vader. Ook is al hulpverlening betrokken.
In afwachting van het raadsonderzoek, vindt de rechtbank dat er eens per twee weken contact moet zijn tussen de vader en de jongens. De rechtbank ziet geen aanleiding om dit contact begeleid te laten plaatsvinden. Het contactmoment zal bestaan uit een dagdeel van maximaal vier uur in het weekend. De vader kan de jongens bijvoorbeeld ophalen en meenemen naar hun sport, waarna hij ze terug naar de moeder brengt. De vader zal de hulpverlener (Cava) hierover inlichten en de rechtbank gaat er van uit dat de vader de draagkracht van [minderjarige 3] en [minderjarige 2] hierbij in acht neemt. Verder adviseert de rechtbank de vader om, eventueel met ingeschakelde hulp, met de kinderen te praten over de gebeurtenissen in het verleden zodat zij dit een plek kunnen geven en de vader en de jongens onbelemmerd contact kunnen hebben.
3.9.
Het staat de ouders vrij om deze voorlopige zorgregeling uit te breiden naar eigen inzicht en, indien de zorgregeling goed blijkt te lopen, eventueel over te gaan naar de vroegere regeling, waarbij de kinderen één weekend per veertien dagen naar de vader gaan.
Brief aan [minderjarige 1]
3.10.
De rechtbank heeft met [minderjarige 1] afgesproken dat zij een mail krijgt waarin wordt uitgelegd welke beslissingen er zijn genomen. In de mail is het onder andere het volgende opgenomen:
“ (…)
De beslissing die ik heb genomen is dat jij in jouw eigen tempo mag bepalen wanneer je contact wil opnemen met je vader. Je bent oud genoeg om zelf een goede inschatting te maken van hoe jij je leven en je contact met je ouders wilt inrichten denk ik. Wel vind ik het belangrijk dat je vader je af en toe een berichtje mag sturen op Whatsapp of een kaartje of iets dergelijks stuurt bij bepaalde gelegenheden. Voor je broertjes geldt wat anders. Zij zijn nog jong en ik vind het in hun belang dat zij wel weer contact zullen hebben met je vader.
Je moeder heeft aangegeven hieraan mee te zullen werken en er is ook hulpverlening bij betrokken. [minderjarige 3] en [minderjarige 2] zullen je vader eens per twee weken zien, in het weekend. Het gaat dan om een paar uurtjes, maar als ze het leuk vinden en het allemaal goed gaat, kunnen je ouders beslissen dat ze wat langer of vaker gaan. (…)”.
Dwangsom
3.11.
De rechtbank zal de door de vader verzochte dwangsom afwijzen, nu niet is gebleken dat de moeder niet zal gaan meewerken.
Uitbreiding onderzoek Raad
3.12.
De rechtbank zal nog geen definitieve beslissing over de zorgregeling nemen, maar de beslissing aanhouden tot 1 april 2025. Door de Raad is reeds een beschermingsonderzoek gestart en de rechtbank verzoekt de Raad dit onderzoek uit te breiden met onderzoek naar de vraag welke zorgregeling in het belang van de kinderen is. Vóór 1 april 2025 wil de rechtbank graag het advies van de Raad ontvangen. Na ontvangst van het Raadsrapport zal de rechtbank de advocaten van partijen in de gelegenheid stellen om schriftelijk te reageren op de inhoud van dat rapport.
De uitvoerbaarheid bij voorraad
3.13.
De rechtbank zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van de ouders hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de rechtbank geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.
De kosten van deze procedure
3.14.
De rechtbank zal beslissen dat iedere ouder de eigen proceskosten betaalt, omdat zij ex partners zijn en geen reden ziet om één van de ouders in de proceskosten te veroordelen.
Hierna volgt de beslissing. De rechtbank gebruikt hier de begrippen uit de wet.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
schorst de huidige zorgregeling;
4.2.
bepaalt dat er tussen de vader en [minderjarige 3] en [minderjarige 2] een voorlopige zorgregeling geldt, waarbij:
  • [minderjarige 3] en [minderjarige 2] ééns in de twee weken een dagdeel in het weekend contact hebben met hun vader, gedurende maximaal vier uur;
  • waarbij het de ouders vrij staat om deze zorgregeling uit te breiden, in overleg met de hulpverlening en met inachtneming van de draagkracht van [minderjarige 3] en [minderjarige 2] ;
4.3.
verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.4.
verzoekt de Raad om het reeds gestarte beschermingsonderzoek uit te breiden en onderzoek te doen naar de vraag:
- welke zorgregeling in het belang van de kinderen is;
4.5.
houdt de verdere behandeling van de zaak aan tot
1 april 2025 pro forma, in afwachting van de uitkomst van het Raadsonderzoek en de reactie van de (advocaten van ) partijen daarop;
4.6.
bepaalt dat de ouders hun eigen proceskosten betalen;
4.7.
wijst de verzoeken van de ouders voor het overige af.
Dit is de beslissing van de rechtbank, genomen door mr. A.M.J. van der Weide, (kinder)rechter, in samenwerking met mr. C. A. Lammertink, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 december 2024.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.