ECLI:NL:RBMNE:2024:6904

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 december 2024
Publicatiedatum
18 december 2024
Zaaknummer
C/16/582484 / KG ZA 24-513
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over zorgregeling en toestemming voor vakantie naar Brazilië

In deze zaak, die op 10 december 2024 door de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, gaat het om een kort geding tussen twee ouders over de zorgregeling voor hun minderjarige dochter en de toestemming voor een vakantie naar Brazilië. De eiseres, vertegenwoordigd door mr. D.G. Nagel, vordert vervangende toestemming voor een vakantie met haar dochter van 22 december 2024 tot en met 9 januari 2025. De gedaagde, vertegenwoordigd door mr. M.T. Wernsen, verzet zich tegen deze vakantie en vordert op zijn beurt toestemming voor tekentherapie voor de dochter en een reisverbod voor de dochter naar het buitenland.

De voorzieningenrechter oordeelt dat er een spoedeisend belang is voor de eiseres, maar dat de vorderingen van de eiseres niet kunnen worden toegewezen. De rechter stelt vast dat de gedaagde voldoende feiten heeft aangedragen die de vrees onderbouwen dat de eiseres mogelijk niet zal terugkeren uit Brazilië. Dit is niet in het belang van de minderjarige. De rechter wijst de vorderingen van de eiseres af en staat haar wel toe om op vakantie te gaan, maar zonder haar dochter. De vorderingen van de gedaagde worden eveneens afgewezen, omdat er onvoldoende bewijs is voor de noodzaak van de gevraagde tekentherapie en het reisverbod te onbepaald is. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/582484 / KG ZA 24-513
Vonnis in kort geding van 10 december 2024
in de zaak van
[eiseres],
wonend in [woonplaats 1] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat: mr. D.G. Nagel,
tegen
[gedaagde],
wonend in [woonplaats 2] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat: mr. M.T. Wernsen.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties;
  • de conclusie van antwoord en eis in reconventie met producties 1 t/m 25;
  • de mondelinge behandeling op 26 november 2024, waarbij zijn verschenen partijen met hun advocaten en M. Dos Santos Diaz als tolk (tolkenpasnummer 470) voor [eiseres] .
1.2.
Daarna is vonnis bepaald.

2.Korte voorgeschiedenis

2.1.
Partijen hebben een relatie gehad. Uit deze relatie is [minderjarige] ( [leeftijd] ) geboren. Zij woont bij [eiseres] . Partijen hebben samen het gezag over haar.
2.2.
Partijen zijn in oktober 2022 een ouderschapsplan overeengekomen, waarin zij onder meer een zorgregeling hebben afgesproken, die inhoudt dat [minderjarige] vier dagen per week bij [eiseres] is en drie dagen per week bij [gedaagde] .

3.Het geschil in conventie en in reconventie

3.1.
[eiseres] vordert, kort gezegd, dat de voorzieningenrechter bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis:
I. haar vervangende toestemming verleent voor een vakantie naar Brazilië met [minderjarige] van 22 december 2024 tot en met 9 januari 2025, dan wel
II. [gedaagde] gebiedt toestemmingsformulieren voor voornoemde vakantie ondertekent, zulks onder verbeurte van een dwangsom van € 500 per dag tot een maximum van € 5.000 is bereikt.
Verder wil ze dat [gedaagde] in de proceskosten wordt veroordeeld.
3.2.
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen. Hij vordert op zijn beurt dat de voorzieningenrechter:
I. hem vervangende toestemming geeft om [minderjarige] aan te melden voor tekentherapie,
II. bepaalt dat [minderjarige] met ingang van de datum van het vonnis voor een periode van 12 maanden Nederland niet mag verlaten,
III. aan [eiseres] een dwangsom van € 500 per dag(deel) op te leggen dat zij zich niet aan de omgangsregeling houdt.
3.3.
[eiseres] voert verweer. Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover van belang, nader worden ingegaan.

4.De beoordeling

In conventie

Spoedeisend belang
4.1.
In een kortgedingprocedure moet er een spoedeisend belang zijn. Dat betekent dat de eisende partij, in dit geval [eiseres] , op korte termijn een beslissing van de voorzieningenrechter nodig heeft en een beslissing in een bodemprocedure niet kan afwachten. Vanwege de korte termijn waarop de geplande vakantie plaatsvindt, is aan dit vereiste voldaan.
Vakantie
4.2.
Tijdens de zitting heeft [eiseres] uitgelegd dat ze haar familie in de staat [staat] samen met [minderjarige] wil bezoeken. Zij is van plan bij haar familie te overnachten. Zij zegt toestemming van school gekregen te hebben om [minderjarige] pas na afloop van de kerstvakantie weer naar school te laten gaan. Daar is ook toestemming van de leerplichtambtenaar voor nodig. Die toestemming is er (nog) niet.
4.3.
Hoewel het op [eiseres] ’ weg had gelegen dit haar dagvaarding duidelijk te maken, heeft [gedaagde] op zitting toegelicht dat hij [minderjarige] op vrijdagmiddag van school haalt en haar op maandagochtend weer daar naartoe brengt. De overige dagen is ze bij haar moeder. Voor de vakanties hebben partijen geen bepaalde regeling afgesproken. Zij verdelen deze periodes ad hoc en in overleg, aldus [gedaagde] . [eiseres] heeft het bestaan van deze regeling bevestigd, zodat deze in rechte vaststaat.
4.4.
[gedaagde] heeft toegelicht dat hij voor deze vakantie geen toestemming wil geven, omdat hij bang is dat [eiseres] niet met [minderjarige] uit Brazilië zal terugkeren. Daar komt bij dat [eiseres] haar in 2023 in Brazilië heeft laten onderzoeken op ADHD. [minderjarige] heeft toen zonder zijn instemming zware geneesmiddelen (Risperidon en Neuleptil) voorgeschreven en toegediend gekregen, die in Nederland niet gegeven worden bij ADHD.
4.5.
In het algemeen is het in het belang van een kind met zijn/haar ouder(s) op vakantie te gaan. Het uitgangspunt bij gezamenlijk gezag is dat de ene ouder de andere toestemming geeft om met dat kind op vakantie naar het buitenland te gaan. Als die ouder evenwel toestemming weigert, dan moet die stellen en – bij betwisting – aannemelijk maken dat die toestemming niet op onredelijke gronden wordt onthouden, bijvoorbeeld als zo’n vakantie niet in het belang van het kind is.
4.6.
De voorzieningenrechter begrijpt [gedaagde] standpunt aldus, dat hij stelt zijn toestemming voor de voorgenomen vakantie niet op onredelijke gronden te onthouden, omdat die vakantie niet in het belang van zijn dochter is. De voorzieningenrechter is van oordeel dat [gedaagde] – mede gelet op dat wat [eiseres] heeft aangevoerd – aannemelijk heeft gemaakt dat de voorgenomen vakantie niet in het belang van [minderjarige] is. Hij overweegt daartoe als volgt.
4.7.
Dat [gedaagde] bang is dat [eiseres] niet meer met [minderjarige] zal terugkeren, is op zich niet voldoende. Die vrees moet ook gegrond zijn, dat wil zeggen door feiten en omstandigheden gesteund worden. Dat is het geval.
In haar Whatsappbericht van 9 mei 2024 aan [gedaagde] (zijn productie 6) schrijft [eiseres] dat zij in augustus 2025 met [minderjarige] in Brazilië wil gaan wonen. Weliswaar is december geen augustus, maar uit dit bericht blijkt wel [eiseres] ’ wens of zelfs voornemen Nederland samen met haar dochter te verlaten.
Verder staat in het overdrachtsdocument van Veilig Thuis van 18 juli 2024 (productie 11 van [gedaagde] ) dat [minderjarige] aan een medewerker van die organisatie heeft gezegd dat zij “een nieuwe papa” heeft, die in Brazilië op haar wacht. Hoe het meisje aan deze wijsheid komt, weet de voorzieningenrechter niet, maar het kan bijna niet anders dan dat [eiseres] daar een rol in speelt.
In hetzelfde rapport staat dat ook de schoolmaatschappelijk werkster [A] heeft meegedeeld dat [eiseres] terug naar Brazilië wil.
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter zijn dit allemaal objectiveerbare factoren die erop wijzen dat [eiseres] met haar dochter wenst te remigreren.
4.8.
Weliswaar heeft [eiseres] gezegd dat zij vorig jaar ook van vakantie teruggekeerd is, dat zij en [minderjarige] in Nederland hun leven hebben en dat haar oudste dochter bezig is met een procedure over een verblijfsvergunning, maar deze argumenten leggen naar het oordeel van de voorzieningenrechter te weinig gewicht in de schaal.
Het is juist dat [eiseres] vorig jaar uit Brazilië teruggekomen is, maar haar wens definitief terug te keren, lijkt tamelijk consistent.
Dat [eiseres] ’ oudste dochter volgens haar procedeert om in Nederland te mogen blijven en zij daarom ook hier wil blijven, is niet feitelijk onderbouwd. Het had op [eiseres] ’ weg gelegen op zijn minst een oproep voor die procedure in het geding te brengen, die kennelijk ergens in januari 2025 plaatsvindt.
Uit haar gedrag blijkt in elk geval dat zij zich weinig aantrekt van [gedaagde] belangen. Niet alleen heeft zij toegestaan dat [minderjarige] zonder zijn toestemming antipsychotica heeft gekregen tegen ADHD, mogelijk nog zorgwekkender is dat zij [gedaagde] de laatste tijd zonder enige feitelijke onderbouwing beschuldigt van mishandeling en seksueel misbruik van hun dochter. Het heeft er alle schijn van dat [eiseres] er niet voor terugdeinst vergaande beschuldigingen te uiten om de band tussen [gedaagde] en zijn dochter te verbreken. In dit verband is het tekenend dat de wijkagent – die ook al is ingeschakeld – blijkens [gedaagde] productie 16 naar aanleiding van een melding op 10 oktober 2024 schrijft:
“ [eiseres] (
sic) zou met haar dochtertje naar de huisarts zijn geweest. Dochtertje zou onder de blauwe plekken zitten (…). Volgens [eiseres] had vader dit hun dochtertje aangedaan. (…) Op de rug van het meisje wees moeder twee rode plekken aan, ongeveer ter grote (
sic) van een duim. (…) Ik vroeg haar ( [minderjarige] ; toevoeging voorzieningenrechter) vervolgens naar de plekjes op haar rug. (…) Ik zag dat ze vervolgens naar de tv wees en hoorde dat ze zei dat ze bij haar vader thuis op de tv kast wilde klimmen. Ze maakte met gebaren duidelijk dat ze van het kastje gleed en vervolgens met haar rug tegen de hok van het kastje aan kwam.”
Nadat de wijkagent het appartement uit was gelopen, zag hij:
“(…) dat moeder met dochtertje in de deuropening stond. (…) nu hoorde ik dat dochtertje zei dat pappa haar op haar rug had geknepen. Ik zag dat moeder een knijpende beweging tussen twee vingers maakte. Ik kon mij niet aan de indruk onttrekken dat moeder dochtertje dit had geïnstrueerd te zeggen. Ik heb hierop kort met dochtertje gesproken. (…) Ze vertelde dat ze morgen naar haar vader ging en daar vier dagen zou blijven. Dochtertje sprak vrolijk over haar vader en dat ze er naar uit keek om naar hem toe te gaan (…)”
Door deze gang van zaken krijgt de voorzieningenrechter het sterke gevoel dat [eiseres] hoofdzakelijk geïnteresseerd is in haar eigen belangen en niet in die van [gedaagde] en hun dochter. In dit licht valt het ook op dat [eiseres] niet open procedeert. Desgevraagd heeft zij tijdens de zitting toegegeven dat zij op de hoogte is van de reden(en) waarom [gedaagde] geen toestemming voor de vakantie geeft, maar desondanks maakt zij daar in haar dagvaarding –in strijd met de op haar rustende substantiëringsplicht van artikel 111 lid 3 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering – geen melding van. Een en ander zorgt ervoor dat de voorzieningenrechter weinig vertrouwen heeft in dat wat [eiseres] zegt.
4.9.
Op grond van het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat [gedaagde] voldoende feiten en omstandigheden heeft gesteld die de conclusie rechtvaardigen dat [eiseres] mogelijk niet zal terugkeren uit Brazilië. Dat is niet in het belang van [minderjarige] , en overigens ook niet in het zijne.
Dit oordeel leidt ertoe dat beide conventionele vorderingen zullen worden afgewezen. [eiseres] mag uiteraard op vakantie naar Brazilië, maar dan wel zonder haar dochter.
In reconventie
Tekentherapie
4.10.
De voorzieningenrechter zal [gedaagde] vordering afwijzen hem vervangende toestemming te geven om [minderjarige] aan te melden voor tekentherapie en overweegt daartoe als volgt.
4.11.
Uit niets is gebleken dat er iets met [minderjarige] aan de hand is, wat dat dan is noch wat de tekentherapie inhoudt, door wie of welke instelling deze therapie gegeven wordt en dat deze voor [minderjarige] geïndiceerd is. Bovendien is gesteld noch gebleken dat deze therapie op stel en sprong nodig is. Ook voor een reconventionele vordering is tenslotte een spoedeisend belang vereist.
Dat mr. Wernsen deze therapie zo fijn vindt dat je die “ieder kind zou toewensen”, laat de voorzieningenrechter voor haar rekening.
Reisverbod
4.12.
De voorzieningenrechter zal het gevorderde reisverbod eveneens afwijzen. Ten eerste kan hij [minderjarige] geen verbod opleggen, omdat zij geen partij bij deze procedure is.
Ten tweede is deze vordering – aannemend dat die zich tot [eiseres] richt – te onbepaald om toegewezen te kunnen worden. Toewijzing zou er bijvoorbeeld toe kunnen leiden dat [eiseres] een jaar lang niet met haar dochter naar Euro Disney in Parijs of het strand van Knokke zou mogen gaan. Daarvoor bestaat geen rechtvaardiging.
Ten derde, voor zover [gedaagde] beoogt te voorkomen dat [eiseres] hun dochter meeneemt naar Brazilië, heeft hij – mede gelet op het oordeel in conventie – geen belang bij toewijzing. Hij kan bovendien simpelweg weigeren het daarvoor benodigde toestemmingsformulier te ondertekenen.
Nakoming zorgregeling
4.13.
Tijdens de zitting heeft mr. Wensen toegelicht dat met de derde vordering wordt bedoeld, dat [eiseres] wordt veroordeeld tot nakoming van de zorgregeling op straffe van verbeurte van een dwangsom. Dat komt de voorzieningenrechter juister voor, omdat een dwangsomveroordeling niet kan zonder hoofdveroordeling.
De voorzieningenrechter zal ook deze vordering afwijzen en overweegt daartoe als volgt.
4.14.
Uit de toelichting die partijen gegeven hebben, blijkt dat [gedaagde] zijn dochter – zij het na een enkele onderbreking – conform de overeenkomst ziet. [eiseres] heeft vanwege haar ideeën over (seksuele) mishandeling weliswaar bezwaren tegen overnachting, maar die overnachtingen vinden volgens partijen nog steeds plaats. De voorzieningenrechter begrijpt wel dat het voor het contact tussen [gedaagde] en [minderjarige] belastend is, als [eiseres] hem via Whatsapp vertelt dat ze niet wil dat hij zijn dochter wast, zoals zij op 7 juni 2024 heeft gedaan (productie 8 van [gedaagde] ), maar feit is dat de regeling (inmiddels weer) wordt nagekomen. Er is dus – op dit moment althans – geen grond voor toewijzing van deze vordering.
In conventie en in reconventie
4.15.
Aangezien beide partijen in het ongelijk zijn gesteld, zal de voorzieningenrechter de proceskosten tussen hen compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
in conventie en in reconventie
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. Heinemann, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van de griffier en is in het openbaar uitgesproken op 10 december 2024.
ÖD