ECLI:NL:RBMNE:2024:6897

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 december 2024
Publicatiedatum
18 december 2024
Zaaknummer
16/246620-23 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor dood door schuld en veroordeling voor onvoldoende zorg voor gevaarlijk dier

Op 18 december 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van dood door schuld en onvoldoende zorg voor een gevaarlijk dier. De zaak betreft een tragisch voorval dat plaatsvond op 24 augustus 2023, waarbij de twee maanden oude zoon van de verdachte door de hond van de verdachte is gebeten, wat leidde tot zijn overlijden. De rechtbank oordeelde dat de schuld van de verdachte, zoals bedoeld in artikel 307 van het Wetboek van Strafrecht, niet wettig en overtuigend kon worden bewezen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet had kunnen voorzien dat haar hond agressief zou reageren, gezien het feit dat er nooit eerder incidenten waren geweest waarbij de hond agressief gedrag vertoonde richting gezinsleden. De rechtbank sprak de verdachte vrij van dood door schuld, maar oordeelde wel dat zij onvoldoende zorg had gedragen voor het onschadelijk houden van haar hond, die als gevaarlijk werd aangemerkt. De verdachte werd schuldig bevonden aan dit feit, maar de rechtbank legde geen straf of maatregel op, gezien de bijzondere omstandigheden van de zaak, waaronder het verlies van haar kind en de emotionele impact daarvan op de verdachte. De rechtbank benadrukte dat de verdachte al genoeg leed had door het verlies van haar kind en dat verdere bestraffing niet wenselijk was.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/246620-23 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 18 december 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1990] te [geboorteplaats] (Polen),
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 4 december 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. D. ter Laak en van hetgeen verdachte en haar raadsman, mr. T. Kocabas, advocaat te Zoetermeer, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er op neer dat verdachte:
feit 1
op 24 augustus 2023 in Emmeloord grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig, onachtzaam en/of nalatig is geweest door haar zoontje op de bank neer te leggen en naar de keuken te lopen terwijl haar hond (een kruising tussen een Amerikaanse Staffordshire Terriër en een Pitbull) op de grond voor dan wel zeer dichtbij de bank lag, waarna die hond haar zoontje heeft aangevallen en meermalen in het hoofd en de hals heeft gebeten, waardoor het aan haar schuld te wijten is dat haar zoontje is overleden (dood door schuld);
feit 2
op 24 augustus 2023 in Emmeloord geen voldoende zorg heeft gedragen voor het onschadelijk houden van een onder haar hoede staande gevaarlijk dier.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Inleiding
Op 24 augustus 2023 is in de woning van verdachte iets verschrikkelijks gebeurd. [slachtoffer] , de twee maanden oude zoon van verdachte, is door de hond [naam] gegrepen en gebeten. Verdachte heeft [slachtoffer] weten te bevrijden, maar desondanks heeft [slachtoffer] zodanig ernstig hoofd- en hersenletsel opgelopen, dat hij als gevolg daarvan is overleden. Voor verdachte is dit als jonge moeder een traumatische gebeurtenis geweest, en ook voor alle andere betrokkenen moet het incident diepe indruk hebben gemaakt.
De rechtbank dient de vragen te beantwoorden of de dood van [slachtoffer] te wijten is aan de schuld van verdachte (feit 1) en of verdachte er onvoldoende voor heeft gezorgd dat ze een gevaarlijk dier dat onder haar hoede stond, onschadelijk heeft gehouden (feit 2). Voordat de rechtbank deze vragen beantwoordt, zullen eerst de feiten en omstandigheden worden vastgesteld.
4.2
De feiten en omstandigheden
Op grond van de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
Wat er is gebeurd op 24 augustus 2023
Op 24 augustus 2023 was verdachte in haar woning in [woonplaats] met haar zoontje [slachtoffer] en haar hond [naam] . Verdachte heeft verklaard dat zij met [slachtoffer] op de bank zat en op enig moment merkte dat [slachtoffer] honger kreeg. Zij heeft hem toen in een zogeheten ‘babynestje’ op de bank gelegd en is naar de keuken gelopen om een flesje met voeding op te warmen. [naam] lag op de vloer, niet ver van de bank. De keuken betreft een open keuken die samen met de woonkamer één ruimte vormt. Verdachte heeft verklaard dat ze twee à drie stappen van de bank verwijderd was. Op een gegeven moment draaide zij zich om en zag ze dat [naam] [slachtoffer] bij zijn hoofdje in zijn bek had en met hem schudde. Verdachte sprong naar hem toe, heeft [slachtoffer] uit de bek van de hond bevrijd en de hond naar de slaapkamer geschopt. Verdachte heeft vervolgens haar partner [getuige 1] gebeld en samen zijn ze naar de polikliniek van het [ziekenhuis] gesneld waar duidelijk werd dat [slachtoffer] was overleden.
Doodsoorzaak
Het lichaam van [slachtoffer] is door deskundigen onderzocht. Uit het verslag van de forensisch patholoog blijkt dat [slachtoffer] is overleden als gevolg van schedelhersenletsel door dierlijke bijtwonden.
[naam] en zijn voorgeschiedenis
De hond van verdachte en haar partner is door de politie in beslag genomen en is onderzocht. Ook hebben verdachte en haar partner (hierna: [getuige 1] ) een verklaring afgelegd over [naam] . Daaruit blijkt het volgende.
[naam] was een reu ontstaan uit een kruising van een Amerikaanse Staffordshire Terriër met een Pitbull. [getuige 1] heeft verklaard dat hij [naam] twee en een half jaar voor het incident heeft aangeschaft. [naam] was toen vier en een halve maand oud. Verder heeft [getuige 1] verklaard dat hij bij het aanschaffen van [naam] zag en rook dat [naam] niet goed was verzorgd en dat [naam] aanvankelijk niet gesocialiseerd leek. [getuige 1] heeft toen online advies ingewonnen en heeft vervolgens zelf geprobeerd om [naam] te socialiseren.
Verdachte heeft herhaaldelijk verklaard dat [naam] onderdeel uitmaakte van het gezin en dat hij altijd lief was, contact zocht en wilde knuffelen. Tijdens de zwangerschap lag [naam] vaak met zijn hoofd op de buik van verdachte. Verdachte en haar partner hebben ver voor de bevalling het kinderbedje in elkaar gezet zodat [naam] daaraan kon wennen. Ook heeft verdachte hem opnames van huilende baby’s laten horen. Na de bevalling droeg verdachte [slachtoffer] vaak bij zich en was [naam] er altijd bij. Hij likte zelfs de voetjes en handjes van [slachtoffer] . Er waren volgens verdachte nooit signalen geweest die erop wezen dat [naam] weleens agressief gedrag kon tonen richting [slachtoffer] .
Een jaar voor het tenlastegelegde is tijdens een wandeling in Lemmer een niet aangelijnde hond op [naam] afgekomen, waarna er een vechtpartij ontstond tussen de honden. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat zij de honden toen uit elkaar heeft gehaald en dat zij daarbij door [naam] is gebeten. [getuige 1] heeft dit in zijn verhoor bij de politie bevestigd. In een schriftelijke verklaring heeft verdachte later verklaard dat zij niet weet door welke hond zij bij dit incident is gebeten. [getuige 1] heeft dit in een latere schriftelijke verklaring bevestigd.
Na dit incident in Lemmer gebruikten verdachte en haar partner een muilkorf bij het uitlaten van [naam] . Hiermee wilden zij voorkomen dat [naam] andere dieren zou aanvallen. Ook deze verklaring is door de partner van verdachte bevestigd. Volgens de raadsman is de muilkorf aangeschaft om te voorkomen dat [naam] stenen zou eten. [naam] moest immers in november 2021 geopereerd worden omdat hij toen een steen had gegeten.
Raseigenschappen
Uit het rapport van de deskundigen die [naam] hebben onderzocht volgt dat het antwoord op de vraag of een hond agressiegedrag toont deels afhangt van zijn erfelijke basis. Daarnaast is de benutting van de zogenoemde socialisatieperiode tijdens de eerste levensfase van de hond van invloed. Als deze socialisatieperiode onvoldoende wordt benut, dan zal een hond meer angst, agressie en prooivanggedrag laten zien. Dat geeft vervolgens een groter risico op bijtincidenten. Ten slotte is de omgang met en de wijze van houden van een hond van invloed. Een hond moet goed verzorgd zijn, goed opgevoed zijn en dagelijks voldoende fijne dingen te doen en beleven hebben, inclusief voldoende sociaal contact.
Pitbullachtigen zijn honden met genen van de Pitbull waar andere hondtypen ingemengd zijn. Uit het rapport volgt dat de oorspronkelijke functie van Pitbullachtigen het vechten met andere dieren in een vechtring en/of bewaking is. Dat laatste impliceert inzet tegen mensen. De Amerikaanse Staffordshire Terriër is gevormd vanuit de oorspronkelijke functie van vechten met andere dieren in een vechtring. Er is bij beide typen honden sprake van een genetische predispositie om, zonder waarschuwing, sterk beschadigende agressie in te zetten naar soortgenoten. Bij Pitbullachtigen strekt deze predispositie zich tevens uit tot sterk beschadigende agressie richting andere dieren of mensen. Het type is één van de typen honden die het meest betrokken zijn bij ernstige bijtincidenten met mensen. Beide typen staan bekend om hun hardheid, vasthoudendheid en bijtstijl. Als degelijke honden overgaan tot bijten, wordt vaak scheuren en schudden gezien en/of het dichtdrukken van een keelgebied.
Onderzoek aan [naam] ná het bijtincident
Na het bijtincident is [naam] door deskundigen geobserveerd. De deskundigen rapporteren als volgt. Tijdens de week in de opvangperiode, toont de hond geen tekenen van de vorming van een sociale band met verzorgers en wordt er geen sociaal vriendelijk gedrag waargenomen. De hond toont een hoge mate van angst(gedrag/houdingen) en hij toont agressie elementen zoals grommen en aanblaffen. Tijdens de gedragsobservatie wordt eveneens waargenomen dat de hond geen sociaal vriendelijk gedrag toont, sterk angsthoudingen en gedragingen toont, agressie toont naar een volwassen persoon. Opvallend is dat de hond hierbij vooral afstand houdt. Dit is anders wanneer de hond een babypop en een kleuterpop waarneemt. Dan nadert de hond, met hoge focus, een prooivangelement, en veel geuropname, met veel
spierspanning in het lijf. Op basis van deze bronnen wordt het risico van deze hond naar volwassen personen en met name naar kinderen, ingeschat als zeer hoog.
Ten aanzien van de trainbaarheid merken de deskundigen op dat de ervaring leert dat zelfs na langdurige training slechts een beperkt resultaat in het gedrag van de hond zichtbaar
is. Daarnaast zal training sterk bemoeilijkt worden door de sterk angstige, laag voergevoelige en laag mensgerichte kenmerken van deze hond.
4.3
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 en 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.4
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 en 2 tenlastegelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat er geen sprake is van verwijtbaar handelen. Verdachte heeft erop vertrouwd dat zij de fles kon opwarmen en in de gegeven omstandigheden heeft zij ervanuit kunnen gaan dat het gevolg dat uiteindelijk is ingetreden niet zou intreden. Zo heeft de partner van verdachte de hond immers getraind en hebben zij ervaren dat de hond zeer sociaal en betrouwbaar was richting het gezin. De hond heeft positief gereageerd op de komst van [slachtoffer] en het is twee maanden lang goed gegaan. Daarnaast geldt dat verdachte zich ten tijde van het incident in dezelfde ruimte bevond, op enkele meters afstand en heeft zij slechts enkele seconden het zicht op [slachtoffer] en de hond verloren. Het incident heeft uit het niets en onverwachts plaatsgevonden.
Voor het onder 2 tenlastegelegde geldt dat niet kan worden vastgesteld dat er sprake is van een gevaarlijk dier in de zin van artikel 425 onder 2 van het Wetboek van Strafrecht. Buiten het vechtincident met een andere hond een jaar geleden was er niets wat erop wees dat de hond weleens gevaarlijk gedrag kon vertonen richting [slachtoffer] . De signalen die de hond volgens de deskundigen die de hond hebben onderzocht vertoonde zijn voor een gemiddelde hondenbezitter met geen mogelijkheid af te lezen. Verdachte wist niet en had niet kunnen weten dat de hond mogelijk een gevaar zou zijn voor [slachtoffer] .
4.5
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1 (dood door schuld)
Het wettelijk kader
Voor een bewezenverklaring van dood door schuld als bedoeld in artikel 307 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) is vereist dat het intreden van de dood te wijten is aan de schuld van verdachte. Juridisch gezien wordt onder schuld als bedoeld in artikel 307 Sr verstaan een min of meer grove of aanmerkelijke schuld, waarbij de kern is gelegen in een verwijtbare aanmerkelijke onvoorzichtigheid. Dit houdt in dat vastgesteld moet worden dat verdachte anders moest handelen en ook anders kon handelen, oftewel het gaat om verwijtbaarheid en vermijdbaarheid. Of sprake is van schuld in de zin van artikel 307 Sr wordt bepaald door de manier waarop die schuld in de tenlastelegging nader is geconcretiseerd, dus welke feitelijke gedragingen in de tenlastelegging worden genoemd. Daarbij dient te worden beoordeeld of het geheel van de verweten gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval, schuld oplevert in juridische zin. Voor een bewezenverklaring van schuld is voorts van belang dat verdachte moest kunnen voorzien dat bepaald gedrag, bestaande uit het handelen of nalaten, onvoorzichtig zou zijn en tot bepaalde gevolgen zou kunnen leiden. Ten slotte dient ook sprake te zijn van een causaal verband tussen de verweten gedragingen van verdachte en het gevolg.
De feitelijke gedragingen
De rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte haar zoontje in een babynestje op de bank heeft neergelegd, is opgestaan van die bank, naar de open keuken in dezelfde ruimte is gelopen om een flesje te gaan maken en haar zoontje in de directe nabijheid van de hond heeft gelaten, zonder dat zij controle had over de hond. Dat betekent dat de ten laste gelegde feitelijke gedragingen in zoverre kunnen worden bewezen. De vraag is of dit verdachte ook strafrechtelijk kan worden verweten.
Vermijdbaarheid, verwijtbaarheid en voorzienbaarheid
De deskundigen die [naam] hebben onderzocht zijn heel duidelijk over dit type honden in het algemeen en over [naam] in het bijzonder: houders van een hond die gedrag vertoont dat past bij een onvoldoende benutte socialisatiefase, door bijvoorbeeld agressie te tonen naar onbekenden of angsthoudingen aan te nemen in verschillende situaties, alsmede houders van een hond van groot formaat waarbij in de geschiedenis van het ras is geselecteerd op agressie of prooivanggedrag, zoals het geval is bij Pitbullachtigen, moeten overwegen de hond in het geheel niet in de buurt van kinderen te houden (herplaatsen dus) of strikte preventieve maatregelen nemen zoals het gescheiden houden van kind en hond als toezicht niet voldoende mogelijk is. Verdachte heeft een risico genomen door [naam] en [slachtoffer] samen in een ruimte te laten zonder dat [naam] daarbij aangelijnd of gemuilkorfd was of in een bench lag. De vraag is echter of verdachte zich op 24 augustus 2023 bewust had moeten zijn van het risico dat zich die dag heeft verwezenlijkt, met andere woorden of het gedrag van [naam] voor haar voorzienbaar was. De rechtbank is van oordeel dat deze vraag ontkennend moet worden beantwoord.
Verdachte is weliswaar op enig moment opgestaan van de bank en naar de keuken gelopen, maar zij bleef in dezelfde ruimte en op hooguit enkele meters afstand van [slachtoffer] en [naam] . Verdachte heeft slechts enkele seconden geen zicht op hen gehad. Verdachte ging ervan uit dat het onder deze omstandigheden veilig was om [slachtoffer] op de bank te houden terwijl [naam] op de grond lag. Met de kennis van nu kan gesteld worden dat dit vertrouwen berustte op onjuiste veronderstellingen. Dat verdachte die onjuiste veronderstellingen had, kan haar naar het oordeel van de rechtbank echter niet strafrechtelijk worden verweten. In het algemeen bestaat er een contrast tussen wat deskundigen adviseren en wat mensen denken dat normaal is bij het hebben en het houden van dieren. Een hond wordt door de meeste mensen gezien als een gezinslid of kind. Bij verdachte was dat niet anders. De rechtbank acht het dan ook voorstelbaar dat als zich nooit incidenten hebben voorgedaan of als zich langere tijd geen incidenten voordoen, een hondeneigenaar minder alert wordt op signalen en dat er meer vertrouwd wordt op de hond. Op deze plaats dient te worden opgemerkt dat de ondergrens van het juridische begrip ‘schuld’ niet ligt bij de meest kundige en meest voorzichtige mens. Die grens ligt lager. In zoverre zijn de opvattingen van de deskundigen niet zonder meer leidend en redengevend.
Vanzelfsprekend is dat het gevolg niet zou zijn ingetreden als [naam] zou zijn herplaatst toen [slachtoffer] geboren werd of een muilkorf om zou hebben omgehad of in een bench of andere afgesloten ruimte zou zijn geplaatst ten tijde van het tenlastegelegde, conform de aanbevelingen van de deskundigen voor dit type hond. In zoverre was het fatale incident vermijdbaar. Bij de beoordeling van de mate van voorzichtigheid die verdachte aan de dag heeft gelegd en de verwijtbaarheid daarvan, dient echter ook de voorzienbaarheid een rol te spelen. Er was voor verdachte geen aanleiding om te vermoeden dat [naam] zich binnenshuis agressief zou gedragen richting gezinsleden of andere personen. Dat was immers in tweeënhalf jaar nog nooit voorgekomen. En zelfs als ervan uitgegaan wordt dat verdachte bij het incident een jaar eerder door [naam] is gebeten, is dat nog niet zonder meer een indicator voor agressie binnenshuis jegens een gezinslid. Bij het eerdere incident ging het immers om een situatie waarin [naam] door een andere hond werd aangevallen en waar verdachte tussen is gekomen en in de chaos mogelijk door [naam] is gebeten. Van een (eenzijdige) aanval zonder enige aanleiding van [naam] was geen sprake.
Causaliteit
Uit de tenlastelegging blijkt dat de verweten gedragingen van verdachte erop neerkomen dat zij [naam] in de buurt van [slachtoffer] heeft gelaten, terwijl zij naar de keuken liep om een flesje te maken. Voor de vraag of door deze handelingen een causaal verband bestaat met de dood van [slachtoffer] is van belang dat honden, ook na training en in een gecontroleerde situatie, een zekere onberekenbaarheid met zich meebrengen die voortvloeit uit de eigen energie van het dier. Mede gelet op hetgeen door deskundigen is opgeschreven over de trainbaarheid van [naam] , is het de vraag of agressief gedrag richting [slachtoffer] zou zijn voorkomen als verdachte wel controle had over [naam] . Honden zoals [naam] zijn inherent gevaarlijk en gevolgen zoals die zich in de onderhavige zaak hebben geopenbaard, kunnen niet zonder meer voorkomen worden, ook niet als verdachte wel in de nabijheid was geweest. Daarmee ontstaat in juridisch opzicht een causaliteitsprobleem: niet kan worden uitgesloten dat [naam] dergelijk gedrag ook zou hebben getoond als verdachte niet was weggelopen om een flesje te maken voor haar zoontje. Ook uitvoerig getrainde dieren of dieren die onder controle lijken te staan, kunnen in luttele seconden tot dergelijk gevaarlijk gedrag in staat zijn.
Vrijspraak feit 1
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank – gelet op het voorgaande – van oordeel dat verdachte niet strafrechtelijk verweten kan worden dat zij erop heeft vertrouwd dat het voldoende was om [slachtoffer] in een babynestje op de bank neer te leggen terwijl zij naar de (open) keuken liep om een flesje te maken. Gesteld kan worden dat dit een kort moment van onvoorzichtigheid is geweest, omdat verdachte zich op enige meters afstand van [slachtoffer] en [naam] bevond, terwijl zij enkele seconden geen zicht op hen had. De drempel van verwijtbare aanmerkelijke onvoorzichtigheid wordt naar het oordeel van de rechtbank niet gehaald. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder 1 tenlastegelegde.
Bewijsmiddelen feit 2 [1]
Verdachteis door de politie gehoord. Zij heeft onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik stond op van de bank en [slachtoffer] lag in een coconnetje. We zaten zo vaak op de bank en ik liep naar de keuken naar de koelkast. ik pakte melk om deze in de verwarmer te zetten. Ik draaide mij om en ik hoorde geen geluid. Toen zag ik dat [slachtoffer] op de vloer lag. Toen gebeurde dat met de hond. [2]
V: Waar was de hond toen je naar de keuken ging?
A: De hond lag op de vloer.
V: Wat zag je toen je je omdraaide?
A: De hond had hem in zijn bek en scheurde hem. Alles bewoog. Hij was het kindje aan het verscheuren. [3]
V: Zijn er al eens eerder incidenten geweest waar jullie hond bij betrokken is geweest?
A: Er is wel een situatie geweest toen wij aan het wandelen waren met de hond. Er kwam een andere hond aan en toen begonnen zij te vechten. Ik heb ze uit elkaar gehaald door mij te verlagen op de hoogte van de hond. Toen werd ik gebeten door mijn hond. [4]
[naam] is onderzocht door het
Riskassessmentteam Universiteit Utrecht. In een verslag is namens het Riskassessmentteam onder meer het volgende opgeschreven:
Rasspecifieke eigenschappen:Pitbullachtigenzijn honden met genen van de Pitbull, maar waar andere hondtypen ingemengd zijn. De oorspronkelijke functie is het vechten met andere dieren, met name honden, in een vechtring en/of bewaking en dus inzet tegen mensen. Er is sprake van een genetische predispositie om sterk beschadigende agressie in te zetten naar soortgenoten, andere dieren of mensen, met regelmatig een verlaagde aanwezigheid van het soortspecifieke geritualiseerde waarschuwingsgedrag. Hoewel de oorspronkelijke Pitbull en de ABPT niet heel groot of zwaar zijn, zijn juist veel Pitbullachtigen forser. Dit extra gewicht vergroot het risico als ze bijten. Ze staan bekend om hun hardheid, vasthoudendheid, bijtstijl. Als ze over gaan tot bijten wordt vaak scheuren, schudden en/of het dichtdrukken van een keelgebied gezien. Het type is één van de meest genoemde bij ernstige bijtincidenten met mensen.
DeAmerikaanse Staffordshire Terriëris gevormd in de VS vanuit de oorspronkelijke functie van vechten met andere dieren, met name honden, in een vechtring. Als gevolg is er sprake van een genetische predispositie om sterk beschadigende agressie in te zetten naar soortgenoten, veelal zonder het soortspecifieke geritualiseerde waarschuwingsgedrag (grommen, tanden tonen, etc..) om juist conflicten te voorkomen. Net als de Pitbull, de voorouder van de Amerikaanse Staffordshire Terriër, staat de 'AmStaf bekend om zijn hardheid, vasthoudendheid en bijtstijl. Als deze hond over gaat tot bijten, wordt vaak scheuren en schudden gezien en/of het dichtdrukken van een keelgebied. [5]
Conclusie:
Tijdens de week in de opvangperiode, toont de hond geen tekenen van de vorming van een sociale band met verzorgers en wordt er geen sociaal vriendelijk gedrag waargenomen. De hond toont een hoge mate van angst(gedrag/houdingen) en hij toont agressie elementen zoals grommen en aanblaffen. Tijdens de gedragsobservatie wordt eveneens waargenomen dat de hond geen sociaal vriendelijk gedrag toont, sterk angsthoudingen en gedragingen toont, agressie toont naar een volwassen persoon. Opvallend is dat de hond hierbij vooral afstand houdt. Dit is anders wanneer de hond een babypop en een kleuterpop waarneemt. Dan nadert de hond, met hoge focus, een prooivangelement, en veel geuropname, met veel spierspanning in het lijf. Op basis van deze bronnen wordt het risico van deze hond naar volwassen personen en met name naar kinderen, ingeschat als zeer hoog.
Deze hond geeft een (gedrags)beeld af van een hond met een erfelijke aanleg voor hogere prooivangmotivatie en onvoldoende benutte socialisatiefase. Een onvoldoende benutte socialisatiefase vergroot in honden de kans op angst, agressie en prooivanggedrag. [6]
[getuige 1]is als getuige gehoord. Hij heeft onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
V: Zijn er al eens eerder incidenten geweest waar je hond bij betrokken is geweest? A: Ja, dat is een keer eerder gebeurd. Wij zijn een keer naar Lemmer geweest en daar tijdens het wandelen kwam een niet aangelijnde hond op onze hond af en die viel onze hond aan. Mijn vriendin is daar toen tussen gesprongen en toen is mijn vriendin gebeten door onze hond. Dit was in haar hand. [7]
V: Wat voor materiaal gebruikte je nog meer voor de hond, behalve een riem?
A: Mijn vriendin gebruikte soms een muilkorf. Zij was er niet zeker van.
V: Wat was de reden van de muilkorf?
A: Zij gebruikte dat omdat zij bang was dat hij andere dieren zou aanvallen. Wij hebben deze aangeschaft nadat incident met de hond in Lemmer waarbij mijn vriendin werd gebeten.
V: Wij hebben een muilkorf aangetroffen in de auto. Waarom lag deze in de auto?
A: Omdat we soms met de auto ergens heen gingen waar veel andere dieren waren en omdat wij niet wisten hoe hij zou reageren hebben wij dit uit veiligheid gedaan. [8]
[getuige 2]is als getuige gehoord. Zij heeft onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
V: Hoe omschrijf je het karakter van de hond?
A: De hond is agressief. [verdachte] heeft de hond niet in de hand. Wanneer zij de hond uitlaat, kan zij de hond niet aan. De hond trekt en sleurt haar eigenlijk mee. Het lijkt alsof [verdachte] geen controle heeft over de hond. [verdachte] volgt eigenlijk de hond en de hond bepaalt waarheen. Soms trekt de hond haar ook omver. [9]
Drs. D.J. Rijken, arts en forensisch patholoog, heeft in een rapport van het NFI onder meer het volgende opgeschreven:
Conclusie[slachtoffer] , 8 weken oud, is overleden als gevolg van schedelhersenletsel door dierlijke bijtwonden (hond). [10]
Bewijsoverwegingen feit 2
Het onder feit 2 tenlastegelegde betreft een overtreding en geen misdrijf. Dat betekent dat opzet of schuld niet vereist is voor een bewezenverklaring. Voor een bewezenverklaring voor feit 2 is wel vereist dat sprake is van (1) een gevaarlijk dier, dat (2) onder de hoede stond van verdachte, en zij (3) onvoldoende zorg heeft betracht het gevaarlijke dier onschadelijk te houden. De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat aan al deze vereisten is voldaan, en zal dat hierna toelichten.
Ten eerste blijkt uit de rapportage van het Riskassesment Team van de Univerisiteit Utrecht dat [naam] als een gevaarlijk dier kan worden aangemerkt. Niet alleen omdat het een kruising betreft tussen een Pitbull en een Amerikaanse Staffordshire Terriër, maar ook omdat uit het rapport blijkt dat [naam] onvoldoende gesocialiseerd was, agressief en angstig gedrag vertoonde, en blijk gaf van een verhoogde prooivangmotivatie bij een baby- en kleuterpop. Daarnaast heeft een buurtbewoner verklaard dat [naam] agressief was, en werd door verdachte en haar partner bij [naam] een muilkorf omgedaan, omdat zij bang waren voor agressief gedrag. Dat verdachte niet wist of niet kon weten dat [naam] een gevaarlijk dier was doet hier niet aan af, aangezien niet is vereist dat [naam] zijn (potentieel) gevaarlijke karakter reeds heeft geopenbaard door eerder een mens of ander dier aan te vallen. Ook andere omstandigheden kunnen leiden tot de conclusie dat een dier gevaarlijk is.
Ten tweede was verdachte houder en mede-eigenaar van [naam] , en was zij alleen met [naam] en haar zoontje [slachtoffer] in de woning. Dat betekent dus dat [naam] onder haar hoede stond op 24 augustus 2023.
Ten derde heeft verdachte [naam] onvoldoende onschadelijk gehouden, door [naam] zonder muilkorf en niet aangelijnd dicht in de buurt van [slachtoffer] te laten verblijven, terwijl zij van [naam] en [slachtoffer] wegliep, en dus geen zicht op hen heeft gehad. Hoewel dit een zeer kort moment moet zijn geweest, is [naam] als gevaarlijk dier op dat korte moment onvoldoende onschadelijk gehouden door verdachte.
De rechtbank acht het onder 2 tenlastegelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Ten overvloede
De rechtbank merkt ten slotte op dat de bewezenverklaring van feit 2 en de vrijspraak van feit 1 mogelijk intuïtief met elkaar in tegenspraak lijken. Maar de feitelijke vaststelling dat verdachte onvoldoende zorg heeft gedragen voor het onschadelijk houden van [naam] (een gevaarlijk dier) is iets anders dan de beoordeling of verdachte hier in juridische zin ‘schuld’ aan heeft gehad. Dat verklaart het verschil.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 2
op 24 augustus 2023 te [woonplaats] in haar woning aan [adres] geen voldoende zorg heeft gedragen voor het onschadelijk houden van een onder haar hoede staande gevaarlijk dier, te weten haar hond [naam] , zijnde een kruising tussen een Amerikaanse Staffordshire Terriër en een Pitbull, immers heeft die hond haar zoontje [slachtoffer] . geboren op [2023] , meermalen gebeten, terwijl verdachte voornoemde hond niet aangelijnd en niet gemuilkorfd en zonder dat zij anderszins controle had over of toezicht hield op de hond in de directe nabijheid van haar zoontje heeft gelaten, terwijl verdachte wist dat voornoemde hond buiten moeilijk in bedwang te houden was en buiten veelal een muilkorf droeg.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 2 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
feit 2
onvoldoende zorg dragen voor een onder zijn hoede staand gevaarlijk dier.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.GEEN STRAF OF MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie onder 1 bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 4 maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met als (bijzondere) voorwaarde een houdverbod ten aanzien van honden, waarbij verdachte meewerkt aan controles op dit houdverbod, uit te voeren door de politie, de Landelijke Inspectie Dierenwelzijn of de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit.
Ten aanzien van het door de officier van justitie onder 2 bewezen geachte heeft de officier van justitie gevorderd verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van straf of maatregel.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht in overweging kan worden genomen in situaties waarin er bijzondere omstandigheden zijn die ervoor zorgen dat strafoplegging niet wenselijk is. De onderhavige zaak is volgens de raadsman bij uitstek een zaak is waarin deze bijzondere omstandigheden zich voordoen. Verdachte leeft met een enorm schuldgevoel en het lijkt erop dat zij dit gevoel de rest van haar leven zal dragen. Ze is een moeder die reeds het zwaarst mogelijke verlies heeft geleden, namelijk het verlies van haar eigen kind. Verdere bestraffing zou zijn doel voorbij streven. Alleen een herstelgerichte benadering is passend. De raadsman heeft de rechtbank daarom verzocht toepassing te geven aan artikel 9a Sr en verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van straf of maatregel.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de beoordeling van de vraag of een straf of maatregel moet worden opgelegd heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het onvoldoende zorg dragen voor het onschadelijk houden van een onder haar hoede staande gevaarlijk dier. [naam] heeft daardoor kans gezien haar twee maanden oude zoontje [slachtoffer] meermalen te bijten. Als gevolg hiervan is [slachtoffer] komen te overlijden. Hoewel de gevolgen van het feit van uitzonderlijke ernst zijn, weegt de rechtbank wel mee dat het moment dat verdachte haar hond [naam] onvoldoende onschadelijk heeft gehouden, van zeer korte duur is geweest. Zij heeft slechts enkele seconden geen zicht gehad op haar hond, maar in dat korte moment is het gruwelijk misgegaan.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 13 augustus 2024 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit. Dit weegt de rechtbank niet mee in de op te leggen straf.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van een rapport van Reclassering Nederland van 20 september 2024, opgemaakt door L. Simons, reclasseringswerker. Uit dit rapport volgt dat de impact van het bijtincident en de dood van haar kindje verdachte emotioneel zeer heeft ontwricht waarbij haar emotionele lijden overheerst in haar dagelijks bestaan. Dit wordt verstrekt door de onzekerheid die het strafrechtelijke proces met zich meebrengt. Naar verwachting zal de emotionele draagkracht van verdachte pas na afronding van het strafrechtelijk proces meer toereikend zijn om haar verdriet en trauma te kunnen verwerken. Verdachte ondergaat reeds behandeling bij GGZ Utrecht, zowel in de vorm van begeleidende gesprekken als medicamenteus voor traumaverwerking en paniekaanvallen.
Verdachte ervaart veel steun van haar partner. Ook op andere leefgebieden is er sprake van een stabiele situatie. Zij is niet voornemens opnieuw een hond te nemen. Gelet hierop wordt het risico op recidive door de reclassering ingeschat als laag en ziet de reclassering geen indicaties voor het adviseren van interventies of toezicht.
Schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel
Algemeen wordt aangenomen dat er – grofweg – drie doelen zijn van het opleggen van een straf (of maatregel): vergelding, generale preventie (waarmee wordt bedoeld dat een straf een afschrikwekkende werking heeft op de bevolking) en speciale preventie (oftewel; dat met een straf wordt voorkomen dat verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt).
Vanuit het oogpunt van vergelding acht de rechtbank een straf niet passend. Verdachte heeft immers iets verschrikkelijks meegemaakt: zij heeft haar twee maanden oude zoontje [slachtoffer] verloren onder zeer heftige omstandigheden. Zij was erbij toen [slachtoffer] door [naam] werd aangevallen, en voelt zich hier erg schuldig over. Het verliezen van een kind onder deze omstandigheden zal voor verdachte voelen als de zwaarst mogelijke straf.
Vanuit het oogpunt van generale preventie vindt de rechtbank het opleggen van een straf evenmin passend. De rechtbank is namelijk van oordeel van de ernstige gevolgen die het handelen van verdachte hebben meegebracht, al een waarschuwing op zich is: honden zoals [naam] kunnen – ook in een zeer kort moment – zeer ernstige schade aanrichten.
Gelet op hetgeen verdachte is overkomen, en het feit dat verdachte duidelijk heeft aangegeven nooit meer een hond te zullen nemen, ziet de rechtbank ook geen meerwaarde in een straf in het kader van speciale preventie.
De rechtbank acht het dan ook raadzaam om te bepalen dat aan verdachte geen straf of maatregel zal worden opgelegd.

9.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 1 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 2 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 2 meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 2 bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Straf
- bepaalt dat ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Hebly, voorzitter, mrs. I.L. Gerrits en J.A. Koorevaar, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.S.A. Nahumury, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 december 2024.
Mrs. Hebly, Koorevaar en Nahumury zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
zij op of omstreeks 24 augustus 2023 te [woonplaats] grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig, onachtzaam en/of nalatig in haar woning aan [adres] terwijl de onder haar gezag staande hond [naam] (zijnde een kruising tussen een Amerikaanse Staffordshire Terriër en een Pitbull) op de grond voor, althans zeer dichtbij de bank lag en/of wetende dat die hond een grote, krachtige hond is met een genetische predispositie om sterk beschadigende agressie in te zetten naar soortgenoten, andere dieren of mensen en/of wetende dat die hond eerder agressief gedrag heeft vertoond jegens andere (vreemde) personen en/of wetende dat die hond (buiten) moeilijk in bedwang te houden was en/of buiten (veelal) een muilkorf droeg,
- haar zoontje [slachtoffer] (geboren op [2023] ) (in een babynestje) op die bank heeft neergelegd en/of
- is opgestaan van die bank en/of naar de open keuken is gelopen (om een flesje te gaan maken) en/of haar zoontje in de directe nabijheid van de hond heeft gelaten, zonder dat zij de controle had over de hond,
waarna die hond die [slachtoffer] heeft aangevallen en/of (vervolgens) meermalen in het hoofd en/of de hals en/of elders in het lichaam heeft gebeten, als gevolg waarvan voornoemde [slachtoffer] schedelbreuken (verbrijzeling) en verscheuring van hersenvliezen en hersenweefsel heeft opgelopen en/of zij, verdachte, aldus die hond niet (voldoende) onder controle heeft gehouden, waardoor het aan haar schuld te wijten is dat die [slachtoffer] is overleden;
2
zij op of omstreeks 24 augustus 2023 te [woonplaats] in haar woning aan [adres] geen voldoende zorg heeft gedragen voor het onschadelijk houden van een onder haar hoede staande gevaarlijk dier, te weten haar hond [naam] (zijnde een kruising tussen een Amerikaanse Staffordshire Terriër en een Pitbull), immers heeft die hond haar zoontje [slachtoffer] (geboren op [2023] ) meermalen gebeten, terwijl verdachte voornoemde hond niet aangelijnd en/of niet gemuilkorfd en/of zonder dat zij anderszins controle had over en/of toezicht hield op de hond in de (directe) nabijheid van haar zoontje heeft gelaten, terwijl verdachte wist dat voornoemde hond eerder agressief gedrag heeft vertoond jegens andere (vreemde) personen en/of verdachte wist dat voornoemde hond (buiten) moeilijk in bedwang te houden was en/of buiten (veelal) een muilkorf droeg.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 5 oktober 2023 in onderzoek Smart, onderzoeksnummer MD2R023131, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 127. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 8.
3.Pagina 9.
4.Pagina 10.
5.Pagina 71.
6.Pagina 74.
7.Pagina 117.
8.Pagina 118.
9.Pagina 59.
10.Een deskundigenverslag, te weten een rapport van het NFI d.d. 9 november 2023, opgemaakt door drs. D.J. Rijken, arts en forensisch patholoog, los bijgevoegd.