ECLI:NL:RBMNE:2024:6894

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 december 2024
Publicatiedatum
17 december 2024
Zaaknummer
16/099552-23
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Brandstichting in woning met gevaar voor goederen

Op 5 december 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 13 april 2023 brand heeft gesticht in zijn woning te Leusden. De verdachte, die in psychische problemen verkeerde, stak papieren in brand, wat leidde tot gevaar voor goederen en een gedeeltelijke verbranding van de woning. Tijdens de zitting op 21 november 2024 heeft de verdachte zich laten bijstaan door zijn advocaat, mr. W.J. Ausma. De officier van justitie, mr. A.L. Rinsma, vorderde een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden en een taakstraf van 180 uren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was, maar hield rekening met zijn blanco strafblad en de positieve ontwikkeling die hij sindsdien had doorgemaakt. De rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden op, met een proeftijd van twee jaar, en een onvoorwaardelijke taakstraf van 80 uren. De rechtbank benadrukte dat, hoewel de brandstichting gevaarlijk was, de omstandigheden van de verdachte en zijn herstel in overweging werden genomen bij de strafoplegging.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/099552-23 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 5 december 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1974 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres:
[adres 1] , [postcode] te [plaats] ,
hierna genoemd: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 21 november 2024. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. W.J. Ausma, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. A.L. Rinsma, en van wat door verdachte en zijn raadsman naar voren is gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort weergegeven, op neer dat verdachte:
op 13 april 2023 te [plaats] brand heeft gesticht in zijn woning, waardoor gevaar voor goederen en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen is ontstaan.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen, met dien verstande dat door de brandstichting alleen gevaar voor goederen is ontstaan, en geen levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft het bewezenverklaarde bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden op grond van artikel 359 lid 3 Sv met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 21 november 2024;
- een ambtsedig proces-verbaal aangifte met nummer PL0900-2023107604-5 d.d. 14 april 2023, opgemaakt door de politie, Eenheid Midden-Nederland, (blz. 23-24 van het proces-verbaal nr. 2023107604), inhoudende een aangifte van brandstichting namens Woningstichting Omthuis.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 13 april 2023 te Leusden opzettelijk brand heeft gesticht, door in een woning gelegen aan de [adres 2] te [plaats] en in eigendom bij woningstichting Omthuis open vuur (middels een aansteker) in aanraking te brengen met een stapel papier, ten gevolge waarvan de inboedel en de woning gedeeltelijk is verbrand, en hevige rookontwikkeling is ontstaan, en daarvan
gemeen gevaar voor genoemde woning te duchten was.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
8 OPLEGGING VAN STRAF
8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte te veroordelen tot:
- een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaar;
- een taakstraf van 180 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 90 dagen hechtenis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de strafmaat verzocht de strafoplegging enigszins te matigen ten opzichte van de eis van de officier van justitie, gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
8.3.1
Inleidende opmerkingen met betrekking tot de strafoplegging
Bij de oplegging van een straf of maatregel houdt de rechtbank rekening met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting en uit de stukken is gebleken.
8.3.2
De ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is gepleegd
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan brandstichting in zijn eigen woning. De woning, een appartement dat verdachte huurde van een woningstichting, is hierbij ernstig beschadigd. Hoewel de rechtbank niet bewezen acht dat als gevolg van deze brandstichting concreet levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen is ontstaan, neemt dit niet weg dat het stichten van brand in een appartementencomplex gevaarlijk is. Verdachte heeft ook het risico genomen dat de omliggende woningen in het appartementencomplex schade zouden oplopen.
Uit het dossier blijkt dat verdachte ten tijde van de brandstichting in grote psychische problemen verkeerde. De woning van verdachte was ernstig vervuild, hij had een aantal maanden geen werk en aanzienlijke schulden. Vlak voordat een deurwaarder zou komen om verdachte te dwingen zijn woning open te stellen voor de woningstichting, raakte verdachte naar eigen zeggen in paniek, stak hij papieren in brand en stak hij zichzelf met een mes diep in zijn nek. Dat er sprake was van serieuze psychische problemen, betekent echter niet dat verdachte geen verwijt kan worden gemaakt van de brandstichting.
8.3.3
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Uit de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat hij voorafgaand aan het bewezen verklaarde niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Door de reclassering is op 30 september 2024 een rapport over verdachte opgemaakt. Hieruit blijkt dat de reclassering het risico op recidive en het risico op letselschade door verdachte als laag inschat. Dit omdat verdachte de problemen die tot het ten laste gelegde hebben geleid heeft aangepakt, daar hulp voor heeft gezocht en is blijven zoeken. Verder heeft verdachte een pro-sociale en steunende vriendenkring en is hij inmiddels schuldenvrij.
Verdachte woont inmiddels in een omklapwoning met begeleiding van Kwintes, van wie verdachte nog een jaar begeleiding zal krijgen. Als alles goed blijft gaan, zal de huur van de woning na dit jaar op naam van verdachte worden gezet. De verwachting is dat dit inderdaad zal gaan gebeuren.
De reclassering vindt het, gelet op het lage recidiverisico, niet nodig dat aan verdachte bij een eventueel voorwaardelijk strafdeel bijzondere voorwaarden worden opgelegd.
Ter zitting heeft verdachte verklaard dat het ten tijde van de brandstichting erg slecht met hem ging. Hij had zich teruggetrokken uit de samenleving, had schulden en zijn woning was ernstig vervuild. De brandstichting was een wanhoopsdaad. Inmiddels heeft hij hulp gezocht bij zijn huisarts, POH-GGZ en Kwintes. Hij krijgt nu nog één keer per maand bezoek thuis van een consulent van Kwintes. Thuis is het nu netjes.
Verdachte heeft verklaard dat hij door de crisis en de daaropvolgende gesprekken met hulpverleners heeft geleerd wat opener te zijn naar anderen en om hulp te vragen wanneer hij ergens problemen mee heeft. Hij ondervindt verder steun van zijn sociale contacten, vrienden en familie. Het gaat goed, en dat wil hij graag zo houden.
8.3.4
De op te leggen straf
Binnen de rechtspraak wordt bij brandstichting in een woning, vanwege de ernstige gevaarzetting hierdoor, doorgaans een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd. Vanwege de geestelijke toestand van verdachte ten tijde van de brandstichting, de positieve ontwikkeling die hij sindsdien heeft doorgemaakt en zijn blanco strafblad, in combinatie met de relatief kleine gevaarzetting die door de onderhavige brandstichting is veroorzaakt, zal de rechtbank aan verdachte echter geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen.
Om de ernst van het gepleegde feit tot uitdrukking te brengen, en om verdachte te stimuleren door te gaan met hulp te zoeken op momenten dat hij dat nodig heeft, zal de rechtbank wel een substantiële voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte een onvoorwaardelijke taakstraf opleggen van 80 uur.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 157 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en/of maatregel
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 4 (vier) maanden;
- -
bepaalt dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij
een proeftijd van twee jarenvast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte daarnaast tot
een taakstraf van 80 (tachtig) uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 40 dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M.G. de Weerd, voorzitter, mr. A.M.M. Lemmen en
mr. M.J. Westerink, rechters, in tegenwoordigheid van A. van der Zwan, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 5 december 2024.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 13 april 2023 te Leusden, althans in Nederland, opzettelijk brand heeft gesticht door in een woning gelegen aan de [adres 2] te [plaats] en in eigendom bij woningstichting OMTHUIS, door open vuur (middels een aansteker) in aanraking te brengen met (een stapel) papier, althans met een brandbare stof ten gevolge waarvan de inboedel en/of de woning geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand en/of (hevige) rookontwikkeling is ontstaan, en daarvan
- gemeen gevaar voor genoemde woning en/of omliggende woningen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of
- levensgevaar voor de bewoners van de omliggende woningen, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of
- gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de bewoners van de omliggende woningen, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was.
(art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 157 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)