Op 22 november 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland een verzoek van de gecertificeerde instelling Samen Veilig Midden-Nederland (GI) afgewezen. De GI had verzocht om een wijziging van de zorgregeling voor de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2], die onder toezicht zijn gesteld. De kinderrechter oordeelde dat de GI onvoldoende onderbouwing had gegeven voor de noodzaak van een spoedwijziging van de zorgregeling, die kort daarvoor was vastgesteld. De kinderrechter benadrukte dat de moeder op een onbekende locatie verblijft, waardoor het risico dat de vader de kinderen zou 'opeisen' gering is. De GI had wel zorgen over de impact van de situatie op de kinderen, maar dit was niet voldoende om zonder hoor en wederhoor een beslissing te nemen. De kinderrechter concludeerde dat het verzoek van de GI niet voldeed aan de vereisten van artikel 800 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, en wees het verzoek af. De beslissing is mondeling gegeven en vastgelegd in een beschikking die op 16 december 2024 is ondertekend.