ECLI:NL:RBMNE:2024:6881

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 november 2024
Publicatiedatum
17 december 2024
Zaaknummer
C/16/585352 / JE RK 24-1982
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van het verzoek tot wijziging van de zorgregeling in een ondertoezichtstelling van minderjarigen

Op 22 november 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland een verzoek van de gecertificeerde instelling Samen Veilig Midden-Nederland (GI) afgewezen. De GI had verzocht om een wijziging van de zorgregeling voor de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2], die onder toezicht zijn gesteld. De kinderrechter oordeelde dat de GI onvoldoende onderbouwing had gegeven voor de noodzaak van een spoedwijziging van de zorgregeling, die kort daarvoor was vastgesteld. De kinderrechter benadrukte dat de moeder op een onbekende locatie verblijft, waardoor het risico dat de vader de kinderen zou 'opeisen' gering is. De GI had wel zorgen over de impact van de situatie op de kinderen, maar dit was niet voldoende om zonder hoor en wederhoor een beslissing te nemen. De kinderrechter concludeerde dat het verzoek van de GI niet voldeed aan de vereisten van artikel 800 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, en wees het verzoek af. De beslissing is mondeling gegeven en vastgelegd in een beschikking die op 16 december 2024 is ondertekend.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/585352 / JE RK 24-1982
Datum uitspraak: 22 november 2024
Beschikking van de kinderrechter over een wijziging van de omgangsregeling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
Samen Veilig Midden-Nederland, gevestigd te Utrecht,
hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2015 in [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen [minderjarige 1] .
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2017 in [geboorteplaats 2] ,
hierna te noemen [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt het volgende mee in haar beoordeling:
- het mondelinge verzoek van de GI van 22 november 2024;
- het verzoekschrift van de GI met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op
6 december 2024.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 2] en [minderjarige 1] .
2.2.
[minderjarige 2] en [minderjarige 1] wonen bij hun moeder.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 25 september 2024 [minderjarige 2] en [minderjarige 1] onder toezicht gesteld tot 25 september 2025.
2.4.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 18 november 2024 de volgende zorgregeling vastgesteld:
bepaalt dat de op 14 juni 2024 vastgestelde voorlopige zorgregeling met ingang van week 47 moet worden hervat, onder verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- voor iedere dag dat de moeder deze regeling niet nakomt, tot een maximum van € 20.000,- is bereikt;
bepaalt dat als de wisseling van de kinderen niet op school plaatsvindt, de moeder (of een door haar inschakelde derde, met uitzondering van [A] ) het halen en brengen van de kinderen voor haar rekening neemt;
verklaart de beslissing over de zorgregeling uitvoerbaar bij voorraad;
houdt de beslissing over het hoofdverblijf en de inschrijving op een school, en de definitieve beslissing over de zorgregeling, aan tot25 maart 2025, in afwachting van het verloop van de ondertoezichtstelling, met het verzoek aan de advocaten van de ouders om voor die datum te laten weten:
- of meer uitstel nodig is en zo ja, voor hoe lang;
- of een nieuwe zitting nodig is;
- of de rechtbank een beslissing kan nemen zonder nieuwe zitting.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de door de kinderrechter op 18 november 2024 vastgestelde zorgregeling te wijzigen in die zin dat er wordt toegewerkt naar de zorgregeling die is vastgesteld op 18 november 2024, met een opbouw zo snel als mogelijk waarbij het welzijn van de kinderen leidend is onder begeleiding van hulpverlening door Save in te zetten en hierbij Save regie te geven over het tempo.
De GI verzoek de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De beoordeling

4.1.
De GI heeft – verkort weergegeven – de volgende informatie aan het verzoek ten grondslag gelegd.
Op 18 november 2024 heeft deze rechtbank beschikking gewezen. Daarin is bepaald dat de eerder bepaalde voorlopige zorgregeling met de vader per deze week wordt hervat, op straffe van een dwangsom. Tussen de zitting en de beschikking zijn er volgens de GI ontwikkelingen geweest die maken dat uitvoering van deze zorgregeling nu niet in het belang van de kinderen is. Belangrijkste is dat de MDA++-aanpak is toegepast en dat bij de ketenpartners in dat overleg zorgen zijn over huiselijk geweld tijdens de relatie en intieme terreur, ook nu. De GI heeft geen zorgen over de opvoedvaardigheden van de vader, maar maakt zich zorgen over de impact op de kinderen van wat zij hebben meegemaakt.
De GI vindt het van belang dat de omgang zorgvuldig wordt opgebouwd en dat de kinderen parellel daaraan behandeling krijgen. Daarnaast maakt de GI zich zorgen over een escalatie als de vader de kinderen nu gaat ‘opeisen’ op grond van de beschikking. Tussen de vader en de huidige partner van de vrouw heeft al eerder geweld plaatsgevonden.
5.
De beoordeling
5.1.
Ingevolge artikel 1:265g lid 1 BW kan de kinderrechter gedurende de ondertoezichtstelling op verzoek van de GI een verdeling van de zorg- en opvoedtaken wijzigen of vaststellen indien dat in het belang van de minderjarigen noodzakelijk is.
5.2.
Op grond van artikel 800, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) en 809 lid 3 Rv kan een beschikking betreffende een voorlopige ondertoezichtstelling, machtiging uithuisplaatsing, voorlopige voogdij alsmede een beschikking als bedoeld in artikel 1:265i, tweede lid, BW aanstonds worden afgegeven, indien de behandeling niet kan worden afgewacht zonder onmiddellijk en ernstig gevaar voor de minderjarigen.
5.3.
Bij wet is niet voorzien in de mogelijkheid om met spoed te beslissen op artikel 1:265g, eerste lid, BW. De kinderrechter is echter van oordeel dat een dergelijke beslissing met analoge toepassing van artikel 800 lid 3 en 809 lid 3 Rv in beginsel wel mogelijk is.
5.4.
De kinderrechter wijst het verzoek evenwel af. De GI heeft onvoldoende argumenten naar voren gebracht die maken dat de beslissing over de zorgregeling, die zo kort geleden door de rechtbank is genomen, nu zonder hoor en wederhoor met spoed moet worden gewijzigd. Daartoe overweegt zij dat de moeder op een voor de vader onbekende plek verblijft. Daarmee is het risico dat de vader plots opduikt om de kinderen ‘op te eisen’ gering. Dat de GI het voor de kinderen belangrijk vindt dat zij worden begeleid en dat er regie is bij de GI om de omgang op te bouwen is onvoldoende om een beslissing te nemen zonder eerst de belanghebbenden te horen. Dit betekent dat het verzoek wordt afgewezen.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
wijst het verzoek af.
Deze beslissing is op 22 november 2024 mondeling gegeven door mr. T. Dopheide, kinderrechter, en vastgelegd in deze beschikking die door mr. T. Dopheide, kinderrechter, en Y. Bentohami als griffier is ondertekend op 16 december 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.